Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de salderingsregeling (ingezonden 31 augustus 2022).

Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 23 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4042.

Vraag 1

Klopt het dat de kosten van de salderingsregeling voor de energieleveranciers (het verschil tussen de elektriciteitsprijs die zij aan de klant moeten vergoeden en de elektriciteitsprijs die op het moment van levering op de markt gegeven wordt) gesocialiseerd worden over de overige klanten van de energieleveranciers?

Antwoord 1

Ja. Energieleveranciers zullen de kosten die zij maken, dus ook deze kosten, doorberekenen aan hun klanten. Ook de klanten zonder zonnepanelen betalen hier dus aan mee.

Vraag 2

Bent u bekend met de inschatting dat deze overdracht van welvaart van de huishoudens zonder zonnepanelen naar de huishoudens mét zonnepanelen richting de miljarden euro’s gaat en met het toenemen van het aantal huishoudens dat zonnepanelen heeft, steeds hoger wordt?

Antwoord 2

Huishoudens die investeren in zonnepanelen moeten aan de voorkant zelf kosten maken die zij pas gedurende de levensduur van de panelen terugverdienen. Ik vind het belangrijk dat huishoudens die investeren in zonnepanelen daarbij een redelijke terugverdientijd hebben, de salderingsregeling draagt daar aan bij. We hebben immers ook baat bij de opwek van duurzame energie.

Wel is het zo dat hoe meer huishoudens zonnepanelen op het dak hebben, hoe hoger de kosten die hiermee gemoeid zullen zijn voor energieleveranciers en voor de belastingbetaler. Leveranciers berekenen deze kosten door in de tarieven voor alle afnemers, waardoor afnemers zonder zonnepanelen inderdaad meebetalen voor afnemers met zonnepanelen.

Door de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling zal dit probleem in de tijd steeds kleiner worden, terwijl het tegelijkertijd blijft lonen voor huishoudens om te investeren in zonnepanelen. Uit recent onderzoek van TNO komt naar voren dat de terugverdientijden voor investeringen in zonnepanelen door huishoudens bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling tot en met 2030 naar verwachting niet hoger zullen zijn dan zeven jaar. Uit het rapport van PWC uit 20161 blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal negen jaar is.

Vraag 3

Bent u bereid om op zeer korte termijn aan de energieleveranciers te vragen inzicht te geven door middel van modellering in de omvang van de kosten van deze vorm van socialisering en wat dat betekent voor klanten met en zonder zonnepanelen?

Antwoord 3

Ik ben bereid leveranciers te vragen of zij inzicht willen en kunnen geven in de omvang van de kosten van socialisering om een indicatie te krijgen. Wel is het zo dat dit bedrijfsgevoelige informatie betreft en lastig te verifiëren is.

Vraag 4

Is de salderingsregeling aangemeld bij de Europese Commissie ter goedkeuring, ook in verband met de nieuwe Elektriciteitsrichtlijn (2019/944)? Heeft de Europese Commissie de salderingsregeling en de voorgestelde aanpassingen zoals voorgesteld in het wetsvoorstel dat de Kamer binnenkort behandelt, beoordeeld en goedgekeurd?

Antwoord 4

Het wetsvoorstel afbouw salderingsregeling is genotificeerd bij de Europese Commissie. Dit wetsvoorstel bevat een technisch voorschrift in de zin van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het wetsvoorstel is gemeld aan de Commissie van de Europese Unie ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van die richtlijn (notificatienummer 2020/221/NL). Tevens is het wetsvoorstel gemeld aan de Commissie van de Europese Unie op grond van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376). De standstill termijn die samenhangt met de notificatieprocedure is verlopen op 15 juli 2020 (Kamerstuk 35 594, nr. 3, blz. 18).

Vraag 5

Is de salderingsregeling consistent met de Elektriciteitsrichtlijn (2019/944) van de Europese Unie? Kunt u reageren op de volgende punten waarop de salderingsregeling en/of het wetsvoorstel in strijd zou kunnen zijn met de Elektriciteitsrichtlijn:

  • a Overweging 42 van de Richtlijn stelt dat huishoudelijke eindafnemers bij moeten dragen aan de systeemkosten die worden veroorzaakt met invoeding van elektriciteit. De salderingsregeling doet dat nu niet, de kosten worden gedragen door de energieleverancier en gesocialiseerd over alle klanten. (Denk bijvoorbeeld aan de onbalanskosten.)

  • b Salderen is strijdig met het principe van marktconforme prijzen (artikel 5 van de Richtlijn), want de leverancier moet de ingevoede elektriciteit afnemen tegen een hogere dan marktconforme prijs. De salderingsregeling zorgt niet voor voldoende overeenstemming tussen de elektriciteitsprijs en de feitelijke vraag en aanbod, zoals artikel 3 lid 1 vraagt.

  • c Salderen is geen prijsinterventie door de overheid die het economisch belang nastreeft, zoals artikel 5, lid 4a voorschrijft.

  • d Salderen leidt tot hogere kosten van het energiesysteem en niet tot een kostenefficiënte inpassing van hernieuwbare energiebronnen in het energiesysteem, zoals overweging 61 van de Richtlijn voorschrijft.

  • e De Richtlijn schrijft voor dat kwetsbare huishoudelijke eindafnemers worden beschermd, maar door de socialisering van de kosten van het salderen is daar onvoldoende sprake van.

  • f De nieuwe salderingsregeling staat nog steeds nieuwe rechten toe na 31 december 2023 en dat is niet conform artikel 15 lid 4 van de Richtlijn.

Antwoord 5

Zoals reeds bij het antwoord op vraag 4 aangegeven, is het wetsvoorstel afbouw salderingsregeling, dat uitgaat van een geleidelijk dalend percentage dat kan worden gesaldeerd in de periode tot en met 2030, genotificeerd bij de Europese Commissie (notificatienummer 2020/221/NL). Ook de Raad van State heeft geen opmerkingen geplaatst betreffende eventuele strijdigheid van de salderingsregeling met de Brusselse kaders. De salderingsregeling is volgens het kabinet in lijn met de Elektriciteitsrichtlijn (richtlijn (EU) 2019/944).

Dit volgt uit artikel 15, vierde lid, van deze richtlijn waarin is bepaald dat lidstaten met reeds bestaande regelingen waarin de elektriciteit die in het net wordt ingevoed en de elektriciteit die uit het net wordt verbruikt niet apart worden verrekend, geen nieuwe rechten toekennen onder deze regelingen na 31 december 2023. Alle afnemers die vallen onder een bestaande regeling moeten op grond van artikel 15, vierde lid, te allen tijde de mogelijkheid hebben om te kiezen voor een nieuwe regeling waarin de elektriciteit die in het net wordt ingevoed en de elektriciteit die uit het net wordt verbruikt, apart worden verrekend als basis voor de berekening van nettarieven. Uit deze bepaling volgt dat voor kleinverbruikers die na 1 januari 2024 voor het eerst zonnepanelen installeren, de elektriciteit die wordt afgenomen en ingevoed apart moet worden gemeten om aparte verrekening mogelijk te maken. Dit kan alleen als een kleinverbruiker de beschikking heeft over een meetinrichting die zowel de afname als invoeding meet (een slimme of digitale meter). In dat geval is salderen toegestaan.

Daarnaast is ook artikel 21, tweede lid, onderdeel d, van richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L328) van belang, waarin is bepaald dat lidstaten ervoor zorgen dat zelfverbruikers van hernieuwbare energie individueel of via aankoopgroeperingen, het recht hebben op het ontvangen van een beloning voor de zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit die zij aan het net leveren, die een afspiegeling is van de marktwaarde van die elektriciteit en die rekening kan houden met de waarde op lange termijn ervan voor het net, het milieu en de samenleving.

Vraag 6

Bent u bereid deze vragen voor de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer te beantwoorden?

Antwoord 6

Ja.


X Noot
1

«De historische impact van salderen» (PwC, 2016) en «De toekomstige impact van salderen» (PwC, 2016).

Naar boven