Vragen van de leden Thijssen (PvdA) en Bromet (GroenLinks) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de aanpak van piekbelasting (ingezonden 14 juni 2023).

Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 4 september 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3143.

Vraag 1

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-rapport laat zien dat 60,1 procent van de mogelijke piekbelasters (1.803 «kandidaten») in Gelderland ligt, deze provincie staat daarmee voor de grootste ruimtelijke opgave en in uw brief van 12 juni 2023 kondigt u een interbestuurlijke samenwerking aan met de provincie Gelderland:

Antwoord 1

Zie hieronder antwoord 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1f en 1g.

Vraag 1a

Wat is precies het doel van deze interbestuurlijke aanpak?

Antwoord 1a

Het doel van deze interbestuurlijke aanpak is om zo goed mogelijk om te gaan met de sociaal-economische impact die de aanpak piekbelasting in Gelderland kan hebben en de leefomgeving toekomstbestendig te maken. De sociaal-economische impact van de aanpak piekbelasting hangt daarbij af van de keuze van bedrijven om te stoppen, of te verduurzamen.

Vraag 1b

Welke partijen doen mee aan deze samenwerking? Welke andere Ministers worden hier bij betrokken, gezien de grote effecten die de transitie ook zal hebben op andere domeinen?

Antwoord 1b

In ieder geval het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Ik heb reeds samen met de Minister van IenW en de Minister voor VRO in het BO Leefomgeving Oost van 14 juni jl. met de provincie doorgesproken over de aanpak. Hierbij is afgesproken dat de provincie Gelderland het voortouw neemt voor de gezamenlijk uitwerking van inhoud en governance en na de zomer met een plan komt. Hierbij worden in ieder geval ook de Ministers voor VRO en IenW betrokken. Wie verder betrokken wordt, is afhankelijk van de analyse hoe groot de sociaal economische impact van de aanpak piekbelasting kan zijn op de verschillende gemeenschappen en van de gekozen uitwerking.

Vraag 1c

Is deze samenwerking ook gericht op het in stand houden of verbeteren van de economische vitaliteit van de provincie, die door de transitie ingrijpend gaat veranderen? Wordt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) hier bij betrokken?

Antwoord 1c

Het doel van deze aanpak is om zo goed mogelijk om te gaan met de sociaal-economische impact die de aanpak piekbelasting kan hebben op de Veluwe en nabij gelegen omgeving en de leefomgeving toekomstbestendig te maken. Vitaliteit van kernen in dit gebied is onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Het Ministerie van EZK wordt betrokken om waar nodig ook de verbinding te leggen met bestaande regionaal economische rijk-regio samenwerking.

Vraag 1d

Is deze samenwerking ook gericht op het behouden van sociale voorzieningen, die mogelijk worden getroffen door het veranderen of verdwijnen van werkgelegenheid?

Antwoord 1d

Het doel van deze aanpak is om zo goed mogelijk om te gaan met de sociaal-economische impact die de aanpak piekbelasting kan hebben op de Veluwe en nabij gelegen omgeving en bij voorkeur de leefomgeving te versterken en toekomstbestendig te maken. Vitaliteit van kernen in dit gebied is onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Of dit ook onderdeel wordt van deze aanpak is afhankelijk van de analyse hoe groot de sociaal economische impact van de aanpak piekbelasting kan zijn hierop en de gekozen uitwerking.

Vraag 1e

Is deze samenwerking ook gericht op het versterken van de ov-verbindingen, zodat inwoners met elkaar verbonden blijven? Wordt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) hier bij betrokken?

Antwoord 1e

Het doel van deze aanpak is om zo goed mogelijk om te gaan met de sociaal-economische impact die de aanpak piekbelasting kan hebben op de Veluwe en nabij gelegen omgeving en bij voorkeur de leefomgeving te versterken en toekomstbestendig te maken. Het Ministerie van IenW wordt betrokken bij de uitwerking. Bereikbaarheid in dit gebied is onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Of dit ook onderdeel wordt van deze aanpak is afhankelijk van de analyse hoe groot de sociaal economische impact van de aanpak piekbelasting kan zijn hierop en de gekozen uitwerking.

Vraag 1f

Is deze samenwerking ook gericht op het duurzaam en waardevol inrichten van vrij te komen ruimte? Welke plannen of richtingen zijn daar al voor geformuleerd of in ontwikkeling?

Antwoord 1f

Vanuit NOVEX werken Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen provinciaal en in NOVEX-gebieden samen aan (plannen voor) een goede inrichting van de ruimte. Op welke manier de interbestuurlijke aanpak voor de Veluwe en de nabij gelegen omgeving met de NOVEX-aanpak gaat samenwerken is onderdeel van de te kiezen uitwerking. Een waardevolle en duurzame inrichting is in eerste instantie georganiseerd via het bestaande ruimtelijke ordeningsinstrumentarium. Gemeenten hebben daar een belangrijke rol in. Binnen Novex en NPLG werken de verschillende overheden daar samen. Waar dat waarde heeft, wordt dit betrokken bij de genoemde interbestuurlijke aanpak voor de Veluwe waarbij dubbelingen tussen beide worden voorkomen.

Vraag 1g

Wat gaat het Rijk dan doen om Gelderland op deze punten te steunen als, sommige van, de onderwerpen in subvragen b, c, d, e en f niet aan bod komen in de interbestuurlijke samenwerking?1, 2

Antwoord 1g

Eerst volgt een analyse hoe groot de sociaal-economische impact van de aanpak piekbelasting kan zijn op de verschillende gemeenschappen. De provincie Gelderland zal het initiatief nemen voor de gezamenlijke uitwerking van inhoud en governance. Dit geeft de basis om tot een passende invulling te komen van de interbestuurlijke samenwerking, inclusief de betrokkenheid van de diverse ministeries.

Vraag 2

Indien de agrarische bestemming op de grond van opgekochte boerenerven niet meer uitvoerbaar is, welke bestemming komt daar dan voor in de plaats?

Antwoord 2

Onderdeel van de aanpak piekbelasting is de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus), die voorziet in financiële ondersteuning bij beëindiging van veehouderijactiviteiten. Aankoop van grond is in deze regeling niet aan de orde. Een van de vereisten die aan de Lbv-plus-subsidie is verbonden is dat er op de productielocatie geen veehouderijactiviteiten meer mogen plaatsvinden. Een ondernemer kan op deze productielocatie wel andere economische activiteiten starten. Dit kunnen overigens ook andere agrarische activiteiten zijn. Het is aan het bevoegd gezag om, op verzoek van de veehouder die een subsidie op grond van de Lbv-plus heeft aangevraagd, per locatie te besluiten over een bestemmingswijziging die ziet op de gevraagde nieuwe economische activiteit. In de regeling is opgenomen dat de toegestane stikstofemissie ten gevolge van nieuwe economische activiteiten vanaf de locatie niet meer bedraagt dan 15% van de stikstofemissie van de activiteiten waarvoor voorheen toestemming was verleend bedraagt. Het bepalen van de omvang van de nieuwe vergunning, tot maximaal de 15%, is aan het bevoegd gezag.

Vraag 2a

Is er beleid in voorbereiding voor de gronden bestemd voor agricultuur, die na opkoop niet meer economisch levensvatbaar zijn? Zo ja, wat is de rolverdeling onder (mede)overheden en belanghebbenden in het formuleren van een nieuwe bestemming voor deze gronden?

Antwoord 2a

In vraag 2 gebruikt de vraagsteller de term «boerenerven». Gezien de geschetste context in het vervolg van de vraag wordt dit bij de beantwoording van deze vraag geïnterpreteerd als «agrarische cultuurgrond».

De LBV-plus voorziet niet in de aankoop van de grond. Een agrarisch ondernemer die subsidie aanvraagt, kan – indien hij dat wenst – zijn gronden op de markt verkopen. Voor aankopen door de Rijksoverheid is de Nationale Grondbank beschikbaar. De inzet van de Nationale Grondbank gebeurt in afstemming met de betreffende provincie; indien gewenst kan de betreffende provincie zelf de aankoop doen.

De bestemming van de agrarische cultuurgronden zal niet per definitie veranderen op basis van wisseling in eigendom. Het gebiedsproces in het kader van de provinciale uitwerking en uitvoering van het NPLG zal richting geven aan het gewenste toekomstige gebruik op de agrarische cultuurgronden. Provincie en gemeenten zijn bevoegd gezag voor het vaststellen van de planologische bestemmingen (dit geldt voor zowel het erf als de cultuurgronden). Als uit het gebiedsproces aanvullende eisen aan het grondgebruik gesteld worden en daarmee het verdienvermogen van de boer onder druk komt te staan, zijn daar vanuit de Europese Unie, Rijksoverheid en provincie verschillende instrumenten voor. Het betreft hier o.a. provinciale subsidieregelingen als de SVNL (vergoeding voor (agrarisch) natuurbeheer), maar ook het ANLB (beheervergoeding collectieven) en de Ecoregeling vanuit het GLB (EU). Daarnaast is er, onder voorwaarden, vanuit o.a. het transitiefonds financiering mogelijk voor eenmalige afwaardering van agrarische cultuurgronden. Het is aan de provincies als gebiedsregisseur om samen met belanghebbenden in het gebied te kijken wat de kansen zijn m.b.t. het behalen van de doelen en tegelijkertijd ook te hebben voor sociaal-economische effecten.

Vraag 2b

Is aanmelding van vrijgekomen gronden bij de Nationale Grondbank altijd op vrijwillige basis?

Antwoord 2b

Ja. Als de agrarisch ondernemer (grondeigenaar) ervoor kiest om zijn gronden te verkopen, dan is verkoop aan de Nationale Grondbank een van de opties.

Vraag 2c

Is er geen sprake van dubbele compensatie bij een ondernemer wiens bedrijf wordt opgekocht voor 120 procent van de bedrijfswaarde en vervolgens deze grond verkoopt aan de Nationale Grondbank?

Antwoord 2c

Nee. In het kader van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) wordt 120% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de productiecapaciteit vergoed (forfaitair). De grond van het bedrijf valt niet onder de beëindigingsregeling. Daarmee is er ook geen sprake van dubbele compensatie.

Vraag 2d

Hoe voorkomt u dat er na de opkoop van rechten van piekbelasters een economische impasse ontstaat door de grote hoeveelheid braakliggend grond zonder economisch levensvatbare bestemming?

Antwoord 2d

In het kader van de Lbv-plus wordt het productierecht (fosfaat-, varkens-, pluimveerecht) van de subsidieontvanger tegen marktconforme vergoeding doorgehaald. Deze voorwaarde houdt geen verband met het gebruik van de landbouwgrond van de bedrijven waarvan de veehouderijactiviteit is beëindigd. Een ondernemer kan op deze productielocatie een andere economische activiteit starten, mits deze minder dan 15% van de oorspronkelijk vergunde emissie veroorzaakt en overigens ook passend is. Het oordeel of en, zo ja, welke ruimte er is voor een economische activiteit is aan het bevoegd gezag.

Vraag 2e

Hoe wordt gewaarborgd dat de omgeving vitaal en levendig wordt gehouden, als ondernemers van een beëindigd bedrijf zeggenschap houden over de grond? Hoe zorgt u ervoor dat het maximaliseren van de winst op deze gronden niet ten koste gaat van een samenhangend en toekomstbestendig gebiedsplan?

Antwoord 2e

Een ondernemer die gebruikt maakt van de Lbv-plus kan op deze productielocatie een andere economische activiteit starten, mits deze minder dan 15% van de oorspronkelijk vergunde emissie veroorzaakt. Of en, zo ja, welke ruimte er is voor een economische activiteit is aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan daarbij bezien of de voorgenomen activiteit past in het gebiedsprogramma.

Dat geldt ook als een ondernemer de grond verkoopt aan een nieuwe eigenaar die een activiteit wil ontwikkelen. Als de agrarisch ondernemer (grondeigenaar) er voor kiest om zijn gronden te verkopen, dan is verkoop aan de Nationale of Provinciale Grondbank ook één van de opties.

Effecten van maatregelen (zoals Lbv-plus) die in het kader van de aanpak piekbelasting worden genomen, komen ook terug in de gebiedsprogramma’s. De gebiedsprogramma’s dienen een sociaal-economische impactanalyse te bevatten. Hierbij geldt een iteratieve aanpak: provincies kunnen de impact gaandeweg scherper inzichtelijk maken, bijvoorbeeld via een participatietraject dat een provincie kiest. Met verdere concretisering van het gebiedsprogramma na 1 juli 2023 wordt ook de sociaal-economische impactanalyse verder ingevuld. De sociaal-economische impactanalyse wordt benut bij het maken afwegingen over flankerend beleid, bijvoorbeeld ten behoeve van de leefbaarheid van het gebied.

Vraag 3

Indien een boerenbedrijf kan en wil verplaatsen, hoe krijgt dit bedrijf die grond in handen?

Antwoord 3

Een agrarische ondernemer die zijn of haar bedrijf wil verplaatsen kan grond op de markt verwerven. De zaakbegeleiders onder de aanpak piekbelasting kunnen hierbij ondersteunen. Waar mogelijk kunnen de nationale en provinciale grondbanken hier een rol in spelen. Dit zal altijd marktconform, openbaar en transparant gebeuren.

Vraag 3a

Welke rol ligt er voor de overheid in de verdeling van grond? Wordt grond toegewezen vanuit de Nationale Grondbank of is de ondernemer ook vrij om dit onderling te verhandelen met de eigenaren van voorheen gebruikte agrarische grond?

Antwoord 3a

Uit een gebiedsproces volgt hoe het gebied er in de toekomst qua bestemming en gebruik er uit komt te zien. De Nationale Grondbank wijst geen locaties toe, de ondernemer is vrij om binnen de geldende kaders een locatie te kiezen waarheen hij wil verplaatsen.

Gronden en bedrijven die eerder door de Nationale Grondbank op vrijwillige basis zijn verworven, worden in beginsel via een openbare procedure uitgegeven. Voor een een-op-een toewijzing van de gronden aan een ondernemer die wil verplaatsen, is onderhandse toewijzing alleen mogelijk als vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria deze ondernemer de gerede kandidaat is. De onderbouwing hiervoor moet volgen uit het gebiedsproces en worden aangeleverd door de provincie. In dat geval wordt het voornemen tot toewijzing tijdig voorafgaand aan de uitgifte op biedboek.nl bekend gemaakt zodat een ieder daarvan kennis kan nemen.

Vraag 3b

In welk beleidsplan wordt de methode vastgelegd waarmee grond wordt verhandeld of toegewezen?

Antwoord 3b

Overheden worden geacht bij verkoop van hun onroerende zaken openbaarheid te betrachten. Pijlers hierbij zijn marktconformiteit, transparantie en openbaarheid. Het Rijksvastgoedbedrijf als uitvoerder van de Nationale Grondbank draagt zorg voor een openbare aanbieding van de te verkopen gronden door middel van een publicatie op biedboek.nl. Bij de selectieprocedure wordt in principe gegund op prijs, maar ook kwaliteit speelt een rol. In samenspraak met de provincie kunnen gunningscriteria worden opgenomen die sturen op gewenste kwaliteit in relatie tot de uitkomsten van het gebiedsproces.

Het kan ook zo zijn dat gronden van de Nationale Grondbank onderdeel worden van een wettelijke herverkaveling op basis van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg). In dat geval zijn de Nationale Grondbank-gronden volledig onderdeel van het ruilproces.

Vraag 3c

Hoe gaat u waarborgen dat de gebieden waar een extensief bedrijf plaatsneemt op een plek waar eerst verschillende bedrijven stonden niet verliezen aan maatschappelijke waarde en sociale voorzieningen?

Antwoord 3c

Effecten van maatregelen die in het kader van de aanpak piekbelasting worden genomen, zullen ook terug komen in de gebiedsprogramma’s. De gebiedsprogramma’s dienen een sociaal-economische impactanalyse te bevatten. Uit die analyse zal ook de impact blijken van het hier aangehaalde voorbeeld. Op voorhand is daarbij niet zo dat een extensief bedrijf leidt tot verlies aan maatschappelijke waarde en voorziening. Dat hangt af van de aard van de bedrijven die verdwijnen en wat daar voor terug komt. Voor de sociaal-economische impact analyse geldt een iteratieve aanpak: provincies kunnen de effecten gaandeweg scherper inzichtelijk maken, bijvoorbeeld via een participatietraject dat een provincie kiest. Met verdere concretisering van het gebiedsprogramma na 1 juli 2023 wordt ook de sociaal-economische impactanalyse verder ingevuld. De sociaal-economische impactanalyse wordt benut bij het maken afwegingen over flankerend beleid, bijvoorbeeld ten behoeve van de leefbaarheid van het gebied.

Vraag 4

Op welke manier gaat u toezien dat leegstaande stallen niet in de verkeerde handen komen en bijvoorbeeld als drugslab worden gebruikt? Komt u met een budget voor de sloop van lege stallen?

Antwoord 4

Aan subsidie in het kader van de Lbv en Lbv-plus is een sloopverplichting verbonden. Veehouders die op grond van de Lbv of Lbv-plus subsidie ontvangen, zijn verplicht de productiecapaciteit (stallen, mestkelders en -silo’s, voer- en sleufsilo’s) op hun veehouderijlocatie te slopen. Indien de ondernemer, met instemming van het bevoegd gezag (een deel van) de gebouwen wil handhaven ten behoeve van een andere economische activiteit, kan ontheffing van sloop worden verleend.

Vraag 5

Welke extra maatregelen treft u, ten opzichte van andere provincies, om Gelderland financieel, juridisch en in de uitvoering bij te staan in de aanpak van stikstof en piekbelasters in het bijzonder?

Antwoord 5

Alle provincies ontvangen een financiële vergoeding in de vorm van een specifieke uitkering (SPUK) voor de werkzaamheden die zij uitvoeren in het kader van de aanpak piekbelasting. Iedere provincie heeft zelf aangegeven hoe zij de uitvoering wil vormen: een rijksteam of een gezamenlijk rijks-provinciaal uitvoeringsteam, onder leiding van een provinciale projectleider, zoals dat bij de provincie Gelderland het geval is. Waar nodig kan het uitvoeringsteam gebruik maken van juridische ondersteuning vanuit het Ministerie LNV.

Vraag 6

In tabel 2 van het RIVM-rapport worden 28 industriële piekbelasters op een rijtje gezet:

Antwoord 6

Zie hieronder antwoord 6a, 6b, 6c, 6d, 6e en 6f.

Vraag 6a

Is het voor elk van de 28 industriële piekbelasters fysiek en financieel mogelijk om stikstofuitstoot tot een acceptabel niveau te verlagen?

Antwoord 6a

De aanpak piekbelasters industrie richt zich op 28 bedrijven, die de drempelwaarde voor de aanpak piekbelasting overschrijden. Deze aanpak is aangekondigd in de brief over de uitwerking van de aanpak piekbelasting voor landbouw en industrie van 10 februari 20233. Doel is het versneld en/of geïntensiveerd verlagen van de depositie die deze bedrijven in nabij gelegen overbelaste natuurgebieden veroorzaken. Hoe ver een bedrijf hierin kan en wil gaan in het licht van technologie, financiën en andere aspecten, is onderwerp van de gesprekken die in de komende tijd met elk van de bedrijven gevoerd zullen worden.

Vraag 6b

Is de RIVM-lijst van industriële piekbelasters (tabel 2) gerangschikt van meest tot minst belastend?

Antwoord 6b

De industriële bedrijven in tabel 2 die in 2019 en/of 2020 tot de 3000 bedrijven behoorden met de grootste depositievracht op stikstofgevoelig en overbelast Natura2000-areaal zijn door het RIVM inderdaad op volgorde van grootte van die depositievracht (in 2020) gerangschikt.

Vraag 6c

Waarom is Schiphol niet meegenomen in de nieuwe indicatieve lijst van het RIVM gezien het feit dat in een eerdere berekening Schiphol als tweede grootste uitstoter van stikstof onder de industriële piekbelasters stond?

Antwoord 6c

Voor het terugdringen van de totale stikstofdepositie in beschermde natuurgebieden wordt ingezet op meerdere sporen; een daarvan is de aanpak piekbelasting. Met name bedrijven in de sector landbouw en enkele industrie- en energiebedrijven nabij overbelaste Natura 2000-gebieden leveren lokaal een hoge bijdrage aan de stikstofdepositie in, dus daar richt de aanpak piekbelasting zich op.

Schiphol komt niet terug in de RIVM-tabel met industriële piekbelasters in het rapport omdat de aanpak, in lijn met het advies van de heer Remkes, alleen de landbouw en de industrie omvat. Schiphol valt in de Emissieregistratie4 onder de sector Verkeer en Vervoer en is om die reden niet betrokken bij het opstellen van de tabel met bedrijven uit de sectoren industrie en energievoorziening. In de aangehaalde Top 100 van stikstofoxidenbronnen, staan vliegvelden ten onrechte gemarkeerd als industrie (onder het kopje «sector» in de tabel).

Vraag 6d

Wat betekent het vrijstellen van Schiphol voor de berekende drempelwaarde?

Antwoord 6d

In de aanpak piekbelasting worden geen bedrijven vrijgesteld. Schiphol kan geen gebruik maken van de subsidieregelingen die voor veehouderijen en de industrie ter beschikking worden gesteld. Dat betekent niet dat Schiphol niet bijdraagt aan de aanpak van het stikstofvraagstuk. Specifiek voor luchtvaart kiest het kabinet voor een integrale aanpak waarmee geluidsoverlast en de uitstoot van onder meer stikstof en ultrafijnstof worden verminderd. Schiphol heeft in het verlengde van het «Advies Luchtvaartsector» van de commissie-Remkes5 een actieprogramma opgesteld om de uitstoot van stikstofoxiden aan te pakken. Het programma is een intensivering van het al ingezette beleid en sluit aan op de doelstelling dat alle luchthavens in 2030 uitstootvrij zijn. In het programma staan meerdere aanvullende maatregelen, waaronder de installatie van laadpunten voor het koelen van vrachtwagens en hybride vrachtwagens, de installatie van walstroom bij elke gate en de introductie van pushbacktrucks die worden aangedreven door elektriciteit of waterstof. Met de reductie van het aantal vliegtuigbewegingen waartoe het kabinet in juni 2022 heeft besloten, wordt een extra stap gezet in de beperking van die uitstoot, naast andere maatregelen die nodig zijn voor het verminderen van de stikstofdepositie en het verkrijgen van een natuurvergunning.

Vraag 6e

Kunt u per bedrijf uiteenzetten wat de ingeschatte stikstofuitstoot is van deze 28 piekbelasters gezien het feit dat de industriële piekbelasters niet zijn gehouden aan dezelfde privacyregels als agrarische bedrijven?

Antwoord 6e

Voor inzage in de stikstofuitstoot van deze 28 industriebedrijven verwijs ik u naar de publiek toegankelijke website van de Nederlandse Emissieregistratie6.

Vraag 6f

Wat is het maatschappelijke belang dat noodzakelijk maakt dat deze bedrijven hier mogen blijven vervuilen en niet worden meegenomen in de opkoopregeling voor piekbelasters?

Antwoord 6f

De maatschappelijke belangen van deze 28 bedrijven zijn groot en divers; zij staan aan de basis van diverse producten en diensten die wij dagelijks gebruiken. Via de aanpak piekbelasting industrie, het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie7 en diverse klimaat- en luchtkwaliteitsmaatregelen8 wordt ingezet op een forse afname van de industriële emissies waaronder stikstof, ook bij deze bedrijven. Gezien de financiële waarde van elk van de 28 bedrijven en energiecentrales enerzijds en hun relatief beperkte lokale depositiebijdrage anderzijds, zou het aankopen van deze bedrijven in het kader van de aanpak piekbelasting niet tot een doelmatige besteding van belastinggeld leiden. In de veehouderijsector ligt die verhouding tussen financiële waarde van een bedrijf dat een piekbelasting veroorzaakt en de stikstofdepositie die het veroorzaakt anders.

Vraag 7

Mochten de aanmeldingen van piekbelasters voor de opkoopregeling achterblijven, welke mogelijkheden heeft u dan om het tempo te verhogen, bijvoorbeeld door bedrijven rondom Natura 2000-gebieden gericht te benaderen?

Antwoord 7

Het Ministerie van LNV beschikt niet over een lijst met mogelijke «piekbelasters». Om die reden is het gericht benaderen van bedrijven niet aan de orde. Bovendien is de aanpak piekbelasting een vrijwillige aanpak. In regio’s waar veel ondernemers zijn die onder de aanpak piekbelasting vallen, wordt wel gericht gecommuniceerd om ondernemers op te roepen in gesprek te gaan met zaakbegeleiders.

Vraag 8

Welke stappen gaat u nemen na de aanmeldperiode, als onvoldoende piekbelasters zich melden voor de opkoopregeling, om de stikstofuitstoot van deze bedrijven te verminderen?

Antwoord 8

De aanpak piekbelasting richt zich op vijf sporen: beëindigen en (combinaties van) innoveren, omschakelen, extensiveren en verplaatsen. Met de aanpak biedt het kabinet ondernemers de mogelijkheid om zelf met ideeën en voorstellen te komen die tot stikstofreductie leiden. Tijdens de looptijd van de aanpak, zal in een evaluatiemoment worden bezien hoeveel de behaalde reductie aan stikstofdepositie bedraagt. Het kabinet zet vol in op deze vrijwillige aanpak en hoopt dat veel van de bedrijven die in aanmerking komen, zullen deelnemen. Op deze manier wil het kabinet zoveel mogelijk voorkomen dat uiteindelijk verplichtende maatregelen nodig zijn om tot de noodzakelijke daling in de stikstofdepositie te komen.

Vraag 9

Wat zijn de gevolgen voor de aanpak van piekbelasting dan wel de piekbelasters zelf, als men onvoldoende of geen gebruik maakt van het woest aantrekkelijke aanbod?

Antwoord 9

Vrijwilligheid staat centraal bij de aanpak piekbelasting. Er volgt daarom geen enkele verplichting uit het voldoen aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting. Er hangt geen consequentie vast aan het niet-gebruik maken van de ondersteuning en regelingen van de aanpak piekbelasting. Het kabinet zet vol in op deze vrijwillige aanpak en hoopt dat veel van de bedrijven die in aanmerking komen, zullen deelnemen. Op deze manier wil het kabinet voorkomen dat verplichtende maatregelen nodig zijn om tot de noodzakelijke daling in de stikstofdepositie te komen. Als een ondernemer nu kwalificeert als piekbelaster, is dat geen grondslag om in aanraking te komen met een eventueel toekomstig verplichtend instrumentarium.

Vraag 10

U kondigt een «belteam» aan waar ondernemers terecht kunnen voor advies:

Antwoord 10

Zie hieronder antwoord 10a, 10b en 10c.

Vraag 10a

Wat is de precieze taakopvatting van het belteam?

Antwoord 10a

De belteams aanpak piekbelasting van RVO en BIJ12 spelen een belangrijke rol in het verstrekken van informatie en ondersteuning aan agrarische ondernemers die mogelijk vallen onder de aanpak piekbelasting. Een overzicht van hoe de belteams ondernemers helpen:

  • 1. Toelichting op de aanpak piekbelasting en regelingen: de belteams kunnen uitleg geven over de aanpak piekbelasting en de verschillende regelingen die beschikbaar zijn en komen voor ondernemers die vallen onder de aanpak. Ze verstrekken informatie over de doelstellingen, het beleid en de maatregelen die deel uitmaken van de aanpak.

  • 2. De AERIUS Check: de belteams zijn bekend met de AERIUS check, de tool waarmee ondernemers kunnen controleren of aan de drempelwaarde voldoen om zo in aanmerking te komen voor bepaalde regelingen vallend onder de aanpak piekbelasting. De helpdesk van BIJ12 biedt gebruikersondersteuning bij het invullen van de AERIUS Check.

  • 3. Verwijzing naar een zaakbegeleider: als een ondernemer onder de aanpak piekbelasting valt en aangeeft behoefte te hebben aan ondersteuning door een zaakbegeleider dan draagt het belteam zorg voor de doorverwijzing. Deze zaakbegeleider begeleidt en ondersteunt de ondernemer persoonlijk bij het komen tot een afweging inzake het eigen toekomstperspectief, het zetten van de juiste stappen en het gebruikmaken van de beschikbare regelingen.

Vraag 10b

Wat zijn de vereisten qua kennis en expertise voor een werknemer in het belteam?

Antwoord 10b

Een werknemer in de belteams van RVO en/of BIJ12 heeft kennis van de aanpak piekbelasting en de bijbehorende regelingen en/of de AERIUS Check, heeft goede communicatieve vaardigheden en kan zich goed inleven in de agrarische ondernemer.

Vraag 10c

Hoeveel fte betreft dit momenteel en wat is de gewenste bezetting?

Antwoord 10c

Op dit moment is de bezetting bij RVO 6 fte en bij eventuele drukte kan er opgeschaald worden. De dienst m.b.t. AERIUS Check gebruikersondersteuning door BIJ12 wordt geleverd vanuit een pool medewerkers. De pool kent momenteel 7 fte.

Vraag 11

U kondigt bovendien zaakbegeleiders aan, vaste contactpersonen uit de regio voor advies en ondersteuning bij de aanpak van piekbelasting:

Antwoord 11

Zie hieronder antwoord 11a, 11b, 11c en 11d.

Vraag 11a

Wat is de precieze taakopvatting van een zaakbegeleider?

Antwoord 11a

De zaakbegeleider is een vertegenwoordiger van de overheid. Hij of zij gaat in gesprek met agrarisch ondernemers die daar specifiek om gevraagd hebben om te praten over diens toekomstperspectief in relatie tot de gewenste emissiereductie. Deze gesprekken zijn vrijwillig van aard en de ideeën, vragen en behoeften van de ondernemer zijn de basis van het gesprek. De zaakbegeleider kan adviseren over de regelingen en de toepassing ervan. De zaakbegeleider begeleidt tevens het proces, zoekt de juiste mensen op bij gemeenten en provincies, en geldt als vast contactpersoon voor het traject met de ondernemer.

De taken van de zaakbegeleider:

  • Gesprekken voeren met ondernemers over diens toekomstperspectief, het proces begeleiden en meedenken over de regelingen die beschikbaar zijn of komen die daarbij kunnen ondersteunen;

  • De voortgang van het traject vastleggen in het zaakdossiersysteem;

  • Contact houden met een ondernemer, indien gewenst, tot de toekenning van de met de overheid afgesproken faciliteiten (bijv. een bestemmingsplanwijziging).

Vraag 11b

Wat zijn de vereisten qua kennis en expertise voor een zaakbegeleider?

Antwoord 11b

De zaakbegeleider heeft kennis van één of meerdere veehouderijsectoren. Daarnaast heeft de zaakbegeleider werkervaring in het contact met agrariërs en aantoonbare kennis van het overheidsinstrumentarium ten aanzien van de aanpak piekbelasting en is in staat om aan te sluiten bij de leefwereld van de agrariërs. Eveneens relevant is een netwerk in een voor de aanpak piekbelasting relevante regio en het kunnen betrekken van de juiste mensen op het juiste moment. De zaakbegeleider beschikt over goede luister- en gespreksvaardigheden en een goed inlevingsvermogen.

Vraag 11c

Hoeveel fte betreft dit momenteel en wat is de gewenste bezetting? Kunt u deze gegevens uiteenzetten per provincie?

Antwoord 11c

Ongeveer 120 zaakbegeleiders zijn of komen beschikbaar. De zaakbegeleiders zijn (deels) verdeeld over regioteams (met daarin meerdere provincies). Een gewenste bezetting wordt op dit moment nog niet gehanteerd, omdat nog onbekend is hoeveel ondernemers zich gaan melden voor een zaakbegeleiderstraject. Wel wordt er rekening gehouden met de inschatting van het aantal bedrijven die vallen onder de aanpak piekbelasting per regio.

Vraag 11d

Kunt u deze dienstverlening verzekeren zonder dat de werkdruk voor de begeleiders te hoog wordt gezien u «uitgebreide begeleiding» door de zaakbegeleider belooft?

Antwoord 11d

De aanvraag voor zaakbegeleiders wordt goed gemonitord. Daarnaast is er sprake van reserve capaciteit aan zaakbegeleiders. Op deze wijze wordt de dienstverlening geborgd en wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de werkdruk te hoog wordt.

Vraag 12

Kunt u deze vragen en deelvragen apart van elkaar beantwoorden?

Antwoord 12

Ja.


X Noot
1

RIVM, 12 juni 2023, «Bepalen drempelwaarde piekbelasters-aanpak» (https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2023-0313.pdf).

X Noot
2

Kamerbrief, 12 juni 2023, «Voortgang aanpak piekbelasting» (documentnummer 2023Z10569).

X Noot
3

Kamerstuk 35 334, nr. 222.

X Noot
4

Zie hiertoe de data in de Emissieregistratie van RIVM via https://www.emissieregistratie.nl/data/data-export.

X Noot
5

Kamerstuk 35 334, nr. 41.

X Noot
7

Zie Kabinetsbrief Nationaal Programma Verduurzaming Industrie van 14 juli jl.

X Noot
8

Zie Kabinetsbrief Nationaal Programma Verduurzaming Industrie van 14 juli jl.

Naar boven