Vragen van het lid Van Esch (PvdD) aan de Minister voor Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening over strandbebouwing en de toestemming voor de exploitatie van stranden door het Rijksvastgoedbedrijf, met name het Zuiderstrand in Den Haag (ingezonden 23 mei 2023).

Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen 21 juni 2023).

Vraag 1

Klopt het dat het Rijk eigenaar is van diverse stranden, waaronder het Zuiderstrand in Den Haag, en dat het eigendom van deze stranden afzonderlijk is geregeld in artikel 5:26 BW?1 Zo niet, kunt u toelichten hoe het wel zit?

Antwoord 1

Ja, het overgrote deel van de zeestranden, waaronder dus ook het Zuiderstrand, zijn te naam gesteld van de Staat/het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als materieel beheerder. Het privaatrechtelijk beheer – bijvoorbeeld het sluiten van privaatrechtelijke huurovereenkomsten – is belegd bij het Rijksvastgoedbedrijf. Artikel 5:26 BW gaat uit van een vermoeden van eigendom van de zeestranden van de Staat. Dit wetsartikel regelt dat voor zover geen andere eigenaar bekend is, de Staat eigenaar is, behoudens tegenbewijs. De Staat is eigenaar van het door u genoemde strand.

Vraag 2

Erkent u dat stranden een bijzondere vorm van staatseigendom zijn vanwege hun publieke- en kustbeschermende-functie, en dat deze daarom voorheen zelfs expliciet waren uitgezonderd van exploitatie?

Antwoord 2

De Staat heeft allerlei typen vastgoed in eigendom ten behoeve van haar publieke taak, waaronder de kustbescherming. De Staat heeft met bijna alle kustgemeenten een huurovereenkomst die gemeenten de mogelijkheid geeft het strand te exploiteren. Die huurrelatie bestaat in elk geval al sinds de jaren '70 en er is ook bewijs dat dit in sommige gevallen voor de Tweede Wereldoorlog al zo was2.

Vraag 3

Bestaan er overeenkomsten tussen het Rijk als eigenaar en gemeentes voor wat betreft de verhuur van stranden aan strandtenthouders? Zo ja, onder welke voorwaarden wordt de verhuur van stranden nu toegestaan?

Antwoord 3

De Staat heeft zowel een publiekrechtelijke als een privaatrechtelijke taak op het strand.

Zoals reeds bij de beantwoording van vraag 2 werd aangegeven heeft de Staat met bijna alle kustgemeenten een lopende huurovereenkomst die gemeenten de mogelijkheid geeft het strand te exploiteren. In een beperkt aantal gevallen geeft de Staat rechtstreeks een gedeelte van het zeestrand in gebruik aan een paviljoenhouder (huur- en erfpachtovereenkomsten). De huurovereenkomst stelt de gemeentes ook in staat om ruimtes voor hulpdiensten zoals de reddingsbrigade op het strand te plaatsen.

De overeenkomsten zijn in verschillende jaren gesloten, de voorwaarden voor de ingebruikgeving verschillen daarom van geval tot geval. In algemene zin geldt dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om het strand onder te verhuren aan bijvoorbeeld strandpaviljoenhouders.

Vraag 4

Zijn er, aangezien uit een recent verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo)3 blijkt dat de toestemming van de Dienst Domeinen voor het gebruik van het Zuiderstrand per 31 december 1978 is verlopen, nieuwere (huur)overeenkomsten gesloten tussen het Rijk en de gemeente Den Haag? Indien dat niet het geval is, op basis van welke wettelijke grondslag verhuurt de gemeente Den Haag het strand nu aan strandtenthouders?

Antwoord 4

De overeenkomst waarover hier wordt gesproken is door partijen (de Staat en de gemeente) in 1973 vervangen door een nieuwe huurovereenkomst die nog steeds vigerend is.

Vraag 5

Gelden de beperkingen en strikte voorwaarden, zoals verwoord in het Woo-besluit van 27 maart 2023 en de daarbij behorende stukken, nog steeds of zijn die veranderd? Zo ja, hoe zijn die gewijzigd?

Antwoord 5

De overeenkomst met de gemeente Den Haag is ongewijzigd. Daarvoor gelden nog steeds dezelfde voorwaarden. Voor het gebruik van het strand gelden daarnaast voorwaarden op grond van het publiekrecht. Zo is er vaak sprake van een vergunningplicht op grond van de Waterwet en kunnen in die vergunning voorwaarden worden opgenomen. Daarnaast kan gedacht worden aan voorwaarden uit o.a. het geldende bestemmingsplan en de voor de bebouwing vereiste omgevingsvergunningen.

Vraag 6

Bent u op de hoogte van de uitgebreidere en permanente strandbebouwing met onder andere betonnen fundering die nu plaatsvindt? Hoe verhoudt zich dat tot de voorwaarden uit de laatst bekende toestemming, waarbij «het plaatsen van stoelen, banken, tenten en losse houten getimmerten» toegestaan werd?

Antwoord 6

In algemene zin geldt dat voor deze bebouwing een toetsing plaatsvindt via diverse vergunningen. Zie hiervoor o.a. ook het antwoord bij vraag 7.

Vanuit het RVB loopt een traject naar wat er privaatrechtelijk aangepast moet worden.

Vraag 7

Bent u op de hoogte van de nadelen van uitgebreidere of permanente strandbebouwing, zoals verminderde duinaangroei, toename van afval op het strand en in de zee, geluidsoverlast en stikstofneerslag in aangrenzende natuurgebieden, toename van (zwaar) verkeer en een verminderde kustverdediging?

Antwoord 7

Ik ben mij ervan bewust dat uitgebreidere of permanente strandbebouwing ook nadelen met zich mee kan brengen als het gaat om geluid, stikstof, afval op het strand etc. De gemeente moet bij het vaststellen van de planologische mogelijkheden in het bestemmingsplan of bij de verlening van een omgevingsvergunning een zorgvuldige afweging maken waarbij met de verschillende belangen rekening wordt gehouden. De gemeente moet hierbij rekening houden met de regels uit de provinciale verordening en regels opnemen ter bescherming van het kustfundament. Daarnaast gelden er ook regels voor o.a. natuur en wordt het nationaal belang van de waterveiligheid daarnaast via de watervergunning getoetst.

Vraag 8

Wat is uw oordeel over het exclusief (met uitsluiting van anderen) verhuren van delen van het strand aan private partijen door een gemeente waardoor anderen niet meer recreatief gebruik kunnen maken van het strand?

Antwoord 8

In aanvulling op het antwoord bij vraag 7 is het zo dat kustgemeenten slechts beperkte gedeelten van het areaal aan zeestranden aan private partijen verhuren, juist voor recreatieve doeleinden/recreatief gebruik. De niet verhuurde gedeelten van zeestranden zijn en blijven in principe openbaar toegankelijk voor regulier strandgebruik door iedereen, behoudens specifieke gevallen zoals bijvoorbeeld broedgebieden.

Vraag 9

Deelt u de mening dat het strand van en voor ons allemaal is, en het onwenselijk is dat het strand in toenemende mate lijkt toe te behoren aan commerciële partijen?

Antwoord 9

De zeestranden betreffen overheidseigendom met een (grotendeels) openbare/publieke bestemming waarbij het privaatrechtelijk beheer is opgedragen aan het RVB. Zoals eerder werd aangegeven is door de Staat in het kader van deze beheerstaak aan kustgemeenten contractueel de bevoegdheid verleend om gedeelten van het zeestrand onder te verhuren aan exploitanten waaronder strandpaviljoenhouders. De openbare bestemming van het strand komt hierdoor niet in het geding.

Vraag 10

Op basis van welke wettelijke grondslag verhuurt een gemeente het strand aan commerciële partijen? Indien er geen overeenkomst is tussen het Rijk en de gemeente Den Haag, is er dan sprake van onrechtmatige gebruik? Zo ja, bent u van plan te handhaven?

Antwoord 10

Sinds 1973 heeft de Staat met de gemeente Den Haag een lopende huurovereenkomst, waardoor de gemeente Den Haag de mogelijkheid heeft onder te verhuren aan derden. De handelwijze van de gemeente is dan ook niet onrechtmatig.

Vraag 11

Bent u betrokken bij de ontwikkeling van het nieuwe (Haagse) bestemmingsplan voor het strand bij Den Haag? Zo ja, wat is uw inzet?

Antwoord 11

Nee. De gemeente Den Haag maakt op basis van een goede afweging van de betrokken belangen een keuze welke activiteiten of bebouwing via het bestemmingsplan op het strand zijn toegestaan. Daarbij houdt de gemeente rekening met het beleid en de regels uit de verordening van de provincie Zuid-Holland.

Voor nieuwe bestemmingsplannen geldt de verplichting om een watertoets uit te voeren door de betrokken waterbeheerders, waarbij o.a. het aspect waterveiligheid wordt betrokken.

Vraag 12

Wat is uw oordeel over het onderzoek dat de gemeente Den Haag doet om meer permanente bebouwing (jaarrond exploitatie van strandtenten) toe te staan? Hoe verhoudt dit zich tot artikel 3 en 4 uit het Kustpact?

Antwoord 12

In het kader van het Kustpact is door de verschillende kustpactpartners afgesproken waar wel, waar geen en waar beperkt recreatieve bebouwing op het stand mogelijk is (artikel 4). Nieuwe recreatieve ontwikkelingen moeten bijdragen aan het behoud en – indien mogelijk – versterking van de kwaliteit van de kustzone en mogen niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone (artikel 3). Deze afspraken over de zonering voor recreatieve bebouwing en de kwaliteit van de kustzone zijn vastgelegd in het beleid en de verordening van de kustprovincies. Ik ga ervan uit dat ontwikkelingen die voortkomen uit het onderzoek door de gemeente met alle betrokken kustpactpartijen besproken worden en de keuzes passen binnen de zonering en de afspraken die in het kader van het kustpact zijn vastgesteld.

Vraag 13

Kunt u aangeven welke rol de Rjksoverheid speelt wanneer een gemeente het voornemen heeft om meer permanente bebouwing op het strand toe te staan?

Antwoord 13

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 12 is er vanuit het Kustpact geen directe rol voor het Rijk als het gaat om nieuwe gemeentelijke plannen. In beginsel moeten deze plannen passen binnen de zonering zoals die door kustpactpartners is opgesteld en die in provinciaal beleid en regels is vastgelegd. Het belang van de waterveiligheid is daarnaast ook geborgd via de vergunningplicht in de Waterwet, die wordt verleend door de waterschappen en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Vraag 14

Deelt u de mening dat stranden een bijzondere beschermingspositie verdienen in tijden waarin natuurbescherming, klimaatverandering en zeespiegelstijging zo nadrukkelijk de aandacht vragen? Zo ja, hoe gaat u dat vanuit het Rijk waarborgen?

Antwoord 14

Ja, de stranden verdienen bescherming. In dat kader zijn vanuit het kustpact afspraken gemaakt over ontwikkelingen met betrekking tot recreatieve bebouwing die op de standen mogelijk zijn. Deze zonering is vastgelegd in het beleid en in de verordeningen van de kustprovincies. Daarnaast zijn de afspraken uit het Kustpact verder bestendigd door in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening aan de provincies de opdracht te geven om in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament regels op te nemen in de provinciale verordeningen.


X Noot
1

«De stranden der zee tot aan de duinvoet worden vermoed eigendom van de Staat te zijn.»

X Noot
3

Rijksoverheid, «Besluit op Woo-verzoek over exploitatie Haagse Zuiderstrand», https://www.rijksoverheid.nl/documenten/woo-besluiten/2023/03/27/besluit-op-woo-verzoek-over-exploitatie-haagse-zuiderstrand.

Naar boven