Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over de recente rechterlijke uitspraken aangaande het toeslagenschandaal en het verzoek niet in hoger beroep te gaan (ingezonden 1 mei 2023).

Antwoord van Staatssecretaris De Vries (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen 17 mei 2023).

Vraag 1

Kunt u uw reactie geven op het oordeel van de rechtbanken Overijssel en Rotterdam dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van mensen in het toeslagenschandaal en aansprakelijk is voor de geleden schade?12

Antwoord 1

Ja, dat kan. Het uitgangspunt van de Hersteloperatie Toeslagen is om de gedupeerde ouders ruimhartig te compenseren en de volledige schade te vergoeden. De Hersteloperatie Toeslagen is er niet alleen voor ouders als er onrechtmatig is gehandeld, maar ook in situaties waarin mogelijk rechtmatig is gehandeld maar bijvoorbeeld de wetgeving te hard uitpakte voor deze ouders. Daarmee is het niet nodig dat de onrechtmatigheid van een besluit vaststaat, voordat een gedupeerde ouder volledig wordt gecompenseerd.

Beide rechtbanken hebben voor recht verklaard dat bij de totstandkoming van verschillende kinderopvangtoeslag-besluiten (KOT-besluiten) in het verleden door de Staat onrechtmatig is gehandeld. De rechtbanken hebben geoordeeld dat de Staat onvoldoende heeft aangetoond dat Dienst Toeslagen in het verleden bij de totstandkoming van KOT-besluiten voldoende rekening heeft gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel.

De Staat verenigt zich met het oordeel van de rechtbank Rotterdam en erkent daarmee de aansprakelijkheid voor besluiten waarvoor de UHT compensatie heeft geboden. De Staat verenigt zich niet volledig met het vonnis van de rechtbank Overijssel. De Staat is het ermee eens dat hij onvoldoende kan aantonen dat Dienst Toeslagen in het verleden voldoende rekening heeft gehouden met het evenredigheidsbeginsel jegens de gedupeerde ouders voor de besluiten waarvoor de UHT compensatie biedt. Dit geldt echter niet voor de besluiten waarvoor de UHT geen compensatie biedt. Voor die besluiten wordt de lijn van de rechtbank Overijssel niet gevolgd. Terugvorderingen in die jaren kunnen – in het algemeen – bijvoorbeeld als oorzaak hebben dat ouders een wijziging van hun inkomen hebben doorgegeven, of wanneer er geen kinderopvang werd genoten. Zo zijn er nog meer situaties waarin de UHT geen compensatie afgeeft. Gegeven de sterke wens om niet tegenover de gedupeerde ouder in de rechtszaal te staan, wordt echter tegen dit vonnis van de rechtbank Overijssel geen hoger beroep ingesteld. De Staat heeft ervoor gekozen om in eventuele toekomstige zaken op dit specifieke punt het verweer wel te voeren waarbij aansluiting zal worden gezocht bij de lijn van de rechtbank Rotterdam, en zo nodig zal de Staat dan in hoger beroep gaan.

Vraag 2

Kunt u aangeven op welke punten de rechtbanken oordelen dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld? Hoe reageert u op die punten?

Antwoord 2

Ja. De rechtbank Overijssel heeft geoordeeld dat de Staat bij de besluiten in het kader van de kinderopvangtoeslag onrechtmatig tegenover de ouders heeft gehandeld. De ouders hebben de Staat aansprakelijk gesteld voor de jaren 2005, 2006 en 2008 t/m 2015.

De rechtbank Overijssel heeft, kort samengevat, overwogen dat de Staat (achteraf) niet heeft aangetoond dat in het verleden bij de totstandkoming van de besluiten er voldoende rekening is gehouden met het evenredigheidsbeginsel op grond waarvan strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is aangenomen. De Staat heeft daarmee in het verleden onrechtmatig gehandeld bij de besluitvorming

De rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat de Staat bij de terugvorderingsbeschikkingen in het kader van kinderopvangtoeslag, onrechtmatig jegens de ouders heeft gehandeld. De eisers hebben de Staat aansprakelijk gesteld voor de jaren 2009 t/m 2012. Ten aanzien van het jaar 2012 is de aansprakelijkheid afgewezen, maar ten aanzien van de jaren 2009 t/m 2011 is dat wel toegewezen.

De rechtbank Rotterdam heeft, kort samengevat, overwogen dat de Staat in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld en baseert het onrechtmatig handelen onder meer op de uitlatingen van de Staat over de problemen bij de kinderopvangtoeslag.

Zoals hierboven aangegeven, volgt de Staat de redenering van de rechtbank Rotterdam. De Staat volgt de redenering van de rechtbank Overijsel ten dele, namelijk alleen voor de jaren waarvoor UHT compensatie heeft gegeven. Voor een verdere duiding op deze punten verwijs ik u naar de Kamerbrief van 9 mei jl.3

Vraag 3

Waarom heeft de Landsadvocaat in deze zaken bepleit dat bij toekenning van de vordering deze civiele rechtsgang de hersteloperatie (gestoeld op bestuursrechtelijke leest) doorkruist? Kunt u aangeven of u (of anderen namens u of de Nederlandse Staat) akkoord is gegaan met deze lijn van pleiten?

Antwoord 3

De civiele rechtsgang legt extra druk op de uitvoering van de hersteloperatie die is bedoeld om gedupeerde ouders ruimhartig te compenseren en de volledige schade te vergoeden. Die ruimhartige compensatie is vormgegeven door forfaitaire bedragen, het aannemelijk maken – en niet stellig bewijzen – van schade, een schuldenaanpak en brede hulp van gemeenten. Dit waarborgt dat via de bestuursrechtelijke route ten minste, maar naar verwachting meer, wordt voldaan aan de schadevergoeding via het civiele recht.

De Staat is in deze civielrechtelijke zaken vertegenwoordigd door advocaten van Pels Rijcken. Zij bepleiten dan ook het standpunt van de Staat en de door de Staat gemaakt keuzes over het wel of niet voeren van verweer en de aard van dat verweer.

Vraag 4

Waarom heeft de Landsadvocaat gesteld dat de ouders geen belang hebben bij hun vordering? Kunt u aangeven of u (of anderen namens u of de Nederlandse Staat) akkoord is gegaan met deze lijn van pleiten?

Antwoord 4

Het uitgangspunt van de Hersteloperatie Toeslagen is om de gedupeerde ouders ruimhartig te compenseren en de volledige schade te vergoeden. Gedupeerde ouders kunnen via de herstelregelingen hun schade laten beoordelen en vergoeden, hun schulden worden opgelost, en zij krijgen brede hulp van gemeenten. De ouders in deze zaken zijn erkende gedupeerden zodoende is de gang naar de civiele rechter niet noodzakelijk om hun schade volledig vergoed te krijgen.

De Staat is in deze zaken vertegenwoordigd door advocaten van Pels Rijcken. Zij bepleiten dan ook het standpunt van de Staat en de door de Staat gemaakt keuzes over het wel of niet voeren van verweer en de aard van dat verweer.

Vraag 5

Kunt u reageren op de overweging van de rechtbank dat de rechtsgang bij de bestuursrechter onvoldoende rechtsbescherming bood, waardoor deze ouders bij de civiele rechter alsnog om rechtsbescherming kunnen vragen?

Erkent u het gebrek aan rechtsbescherming via de bestuursrechtelijke weg? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5 en 6

U vraagt of er wordt erkend dat de gedupeerde ouders in het verleden onvoldoende rechtsbescherming genoten via de bestuursrechtelijke weg. De Staat berust in het oordeel van de rechtbank Rotterdam en is het ermee eens dat in het verleden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur onvoldoende werd getoetst. Er is in het verleden veel fout gegaan bij de kinderopvangtoeslag. De uitvoering, rechtspraak en wetgever hielden onvoldoende rekening met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In oktober 2019 heeft de Raad van State de desbetreffende wetsbepalingen anders uitgelegd. Zij overweegt:

«In het licht van hetgeen onder 5.10 is overwogen, ziet de Afdeling thans aanleiding om tot een andere uitleg van artikel 26 van de Awir te komen. Anders dan de Afdeling eerder heeft geoordeeld, is weliswaar in die bepaling een betalingsverplichting van de belanghebbende neergelegd, maar is hierin niet imperatief voorgeschreven dat de Belastingdienst/Toeslagen het gehele bedrag van de belanghebbende moet terugvorderen. De bepaling biedt de Belastingdienst/Toeslagen dus discretionaire ruimte bij de vaststelling van het bedrag dat wordt teruggevorderd. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering kan afzien of het terug te vorderen bedrag kan matigen, ook als die omstandigheden al bij de vaststelling van de kinderopvangtoeslag aan de orde konden komen. Op grond van artikel art. 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de nadelige gevolgen van dat besluit voor een belanghebbende namelijk niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.

Het gevolg van deze nieuwe uitleg van artikel 26 van de Awir is dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de terugvordering van toeslagen meer mogelijkheden krijgt om in individuele gevallen maatwerk te leveren. Daarbij wordt in gevallen waarin dat aan de orde is het belang van het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik meer in evenwicht gebracht met de gerechtvaardigde belangen van de burger.»

De Raad van State erkent dat zij ouders die in de problemen zijn gekomen niet de rechtsbescherming heeft geboden waar zij op mochten rekenen en opgemerkt dat hij in zijn rechtspraak eerder had moeten overgaan tot het «inlezen» van de evenredigheidstoets in de Wko en Awir. Volgens de Raad van State had dat eerder gekund en eerder gemoeten. Daar sluit de Staat zich bij aan.

Vraag 7

Bent u bereid het oordeel van de rechters in de civiele rechtszaken te accepteren en niet in hoger beroep te gaan? Zo nee, welke procesbelang heeft de Staat nog richting deze gezinnen die erkend gedupeerd zijn?

Antwoord 7

De Staat zal in beide zaken met betrekking tot het onrechtmatig handelen niet in hoger beroep gaan. Voor toekomstige zaken zal de Staat geen verweer voeren in jaren waarvoor de UHT compensatie heeft geboden. Hij zal daarbij aangeven het vonnis van de rechtbank Rotterdam te volgen. Voor verdere duiding en weging van deze beslissing wordt u verwezen naar de begeleidende Kamerbrief en de Kamerbrief van 9 mei jl.4

Vraag 8

Kunt u uitgebreid de keuze weergeven waarom er wél in hoger beroep moet worden gegaan?

Antwoord 8

Niet van toepassing.

Vraag 9

Kent u de uitspraken in de bestuursrechtelijke zaken Midden Nederland en de zaak Rotterdam?

Antwoord 9

Ja.

Vraag 10

Kunt u aangeven welk oordeel van de rechter in de bestuurszaken u gaat volgen als het gaat om de beslistermijnen?567

Antwoord 10

Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt over de lijn die rechters hanteren in het kader van beroepen niet-tijdig beslissen. De huidige situatie waarin twee rechtbanken verschillende termijnen hanteren is onwenselijk voor de ouders. Het gevolg hiervan is namelijk dat er verschillen ontstaan voor de beslistermijnen bij (gedupeerde) ouders, enkel op basis van een geografische ligging. Zo zal, los van het moment van aanmelding, een gedupeerde ouder die in Utrecht woont op basis van een gerechtelijke uitspraak minder snel behandeld worden dan een gedupeerde ouder in Rotterdam. Zoals aangegeven in eerdergenoemde brief van 9 mei jl., is daarom tegen beide uitspraken hoger beroep ingesteld. In het kader van de uitspraak van rechtbank Rotterdam wordt tevens om een voorlopige voorziening gevraagd. Dat laat onveranderd dat de besluitvorming in de betrokken zaken voortvarend ter hand wordt genomen en er zo snel mogelijk wordt beslist.

Zowel de ouders als de UHT hebben baat bij een uniform beleid met betrekking tot de termijnen. Beide rechtbanken betrekken bij de oordeelsvorming de achterstanden in het kader van de hersteloperatie, maar hanteren daarbij een andere balans. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland laat meer ruimte om zaken op volgorde van binnenkomst te behandelen. In hoger beroep zal de Afdeling bestuursrechtspraak worden gevraagd zich daarover uit te laten. In toekomstige zaken zal de UHT rechtbanken verzoeken om aan te sluiten bij de termijn die de rechtbank Midden-Nederland heeft geboden.

Vraag 11

Erkent u dat het meest zorgvuldig is om de uitspraak van Rotterdam te volgen als het gaat om de beslistermijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 11

De huidige situatie waarin twee rechtbanken verschillende termijnen hanteren is onwenselijk voor de ouders. Het gevolg hiervan is namelijk dat er verschillen ontstaan voor de beslistermijnen bij (gedupeerde) ouders, enkel op basis van een geografische ligging. Zo zal, los van het moment van aanmelding, een gedupeerde ouder die in Utrecht woont op basis van een gerechtelijke uitspraak lager op de stapel komen dan een gedupeerde ouder in Rotterdam. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland laat meer ruimte om zaken op volgorde van binnenkomst te behandelen. Ondertussen wordt in beide zaken waarover de rechtbanken zich hebben uitgelaten zo voortvarend mogelijk een beslissing genomen. In het kader van de uitspraak van rechtbank Rotterdam is een voorlopige voorziening gevraagd, omdat de opgelegde beslistermijn niet kan worden gehaald.

Vraag 12

Bent u bereid om de hersteloperatie zo te herzien dat mensen sneller worden gecompenseerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12

Er wordt continu gekeken naar verdere maatregelen om de hersteloperatie te versnellen. In de afgelopen VGR zijn verschillende maatregelen aangekondigd om de integrale beoordelingen en de bezwaar afhandeling significant te versnellen. UHT werkt hard om deze maatregelen te implementeren en ouders zo snel mogelijk herstel te bieden. Tegelijkertijd wordt er ook gekeken of de processen voor schadeafhandeling, bezwaren, en dossierverstrekking. De toetssteen is en blijft of maatregelen betekenen dat het proces voor ouders uiteindelijk sneller is afgerond. Over versnellingsmaatregelen wordt uw Kamer periodiek geïnformeerd in voortgangsrapportages of zo nodig tussentijds.

Vraag 13

Bent u bereid om de hersteloperatie zo te herzien dat mensen sneller een beslissing over geclaimde werkelijke schade krijgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13

Het proces van het vaststellen van werkelijke schade vergt een individuele beoordeling en veel maatwerk. Het vergt ook de nodige expertise die de hersteloperatie heeft verkregen via de Commissie Werkelijke Schade. Er wordt continu gekeken – in lijn met de Kamerbrief van de Minister-President van 31 maart jl. – om het proces van werkelijke schade te versnellen voor de ouders, zoals ook het proces rondom dossiers of het proces in bezwaar. De toetssteen van iedere maatregel blijft of deze het proces voor ouders versneld en uitvoerbaar is.

Vraag 14

Klopt het dat de Belastingdienst/Toeslagen het hoger beroep rond het volledig verstrekken van een dossier heeft geschikt?8

Antwoord 14

Voorafgaand aan de beantwoording van deze vraag en de vragen 15 t/m 17 wordt opgemerkt dat het beleid is om niet in te gaan op (de inhoud van) individuele zaken.

Uitgangspunt dat er altijd vanuit Dienst Toeslagen wordt gezocht naar een optie om er samen met ouders uit te komen. Bij het verstrekken van dossiers wordt dan ook contact opgenomen met de verzoeker om te kijken waar de informatiebehoefte ligt. In het algemeen kan worden gezegd dat het uitgangspunt is om niet te procederen tenzij. Een voorbeeld hiervan is dat het verstrekken van dossiers ook kan raken aan de veiligheid van medewerkers of andere derden.

Vraag 15

Wat was de reden om deze zaak na bijna vier jaar toch met een schikking af te sluiten?

Antwoord 15

Als er een werkbare optie is om een juridische procedure te vermijden dan zal die optie voor Dienst Toeslagen de voorkeur hebben. Partijen blijven dan ook met elkaar in gesprek en uiteindelijk is er een werkbare optie gekomen waar beide partijen zich in konden vinden.

Vraag 16

Kunt u aangeven wat het procesbelang van de Belastingdienst/Toeslagen in dit hoger beroep was?

Antwoord 16

De wens van Dienst Toeslagen is om zo transparant mogelijk te zijn bij het verstrekken van dossiers. Daarbij is ze gebonden aan de geldende wet- en regelgeving zoals privacywetgeving of de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dienst Toeslagen wil daarnaast ook de veiligheid (online) garanderen van haar medewerkers en andere derden. Daarmee zit er een grens aan wat er kan worden verstrekt in een dossier.

Vraag 17

Wat is de reden dat dit hoger beroep bijna vier jaar «op de plank» heeft gelegen bij de Raad van State? Heeft de Belastingdienst/Toeslagen oorzaak gegeven voor vertraging, zo ja welke?

Antwoord 17

Nee, een juridische procedure vergt tijd, zeker als dit ingewikkeld is en er meerdere stappen moeten worden gezet bij de Raad van State.

Vraag 18

Wat zijn de kosten van de Landsadvocaat in de vijf bovengenoemde zaken?

Antwoord 18

De kosten voor de Landsadvocaat inzake het onrechtmatig handelen bedragen respectievelijk 72 duizend en 77 duizend euro.

De bestuursrechtelijke procedures die zien op beroepen niet tijdig beslissen zijn in één verzameldossier gedeclareerd. Dit is in 2019 zo afgesproken. Dit houdt dus in dat er algemeen gedeclareerd wordt op deze dossiers. Het is dus ook niet te achterhalen wat voor kosten de Landsadvocaat heeft gemaakt voor deze zaak.

Naar boven