Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de «Week van de lentekriebels» en de berichtgeving daarover (ingezonden 29 maart 2023).

Mededeling van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 13 april 2023).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hoe de Week van de lentekriebels oorlog werd, behalve in de klas» van De Volkskrant?1

Vraag 2

Kunt u reflecteren op de manier waarop deze themaweek de afgelopen jaren is veranderd met betrekking tot het soort voorlichting en informatie die aan kinderen wordt verstrekt en de manier waarop dat gebeurt? Bent u het ermee eens dat de invulling van deze themaweek aanzienlijk explicieter is geworden door de jaren heen? En zo ja, kunt u dat vanuit educatief en pedagogisch oogpunt beargumenteren?

Vraag 3

Kunt u aangeven waar de claim van Rutgers en de GGD dat «elke groep voorlichting krijgt op een niveau dat volgens deskundigen bij de leeftijd past» op gebaseerd is? Welke deskundigen van welke organisaties hebben deze bewering gedaan en op basis waarvan? Heeft u inzicht in de psychologische en pedagogische onderbouwing van dit advies?

Vraag 4

Kunt u zich, afgezien van de verkeerde informatie die over het lesprogramma van dit jaar is verspreid, waardoor wellicht een vertekend/overtrokken beeld is ontstaan dat tot (deels) onnodige onrust en ophef in de samenleving heeft geleid, voorstellen dat het curriculum dat wel daadwerkelijk deel uitmaakt van de themaweek van dit jaar, ook leidt tot verbazing en zorgen bij veel ouders/mensen in Nederland?

Vraag 5

Bent u zich ervan bewust dat ook een aanzienlijke aantal scholen en leerkrachten kritiek heeft geuit op deze themaweek en aangeeft dat zij de lesstof te ver vindt gaan? Wat vindt u ervan dat pedagogisch geschoolde medewerkers aangeven dat zij de informatie die zij moeten overbrengen aan kinderen niet pedagogisch verantwoord en/of leeftijdsgeschikt vinden? Kunt u uitleggen waar de discrepantie tussen het werkveld en de beleidsmakers vandaan komt?

Vraag 6

Kunt u bijvoorbeeld uitleggen waarom kinderen in de basisschoolleeftijd video’s/animaties te zien krijgen van mensen die geslachtsgemeenschap hebben en er gewerkt kan worden met een 3D-model van een clitoris? Bent u niet van mening dat dit voor kinderen in deze leeftijdsgroep zeer expliciete informatie is? Zo ja, wat is de argumentatie om hen hieraan op deze leeftijd al bloot te stellen, op deze wijze? Kunt u de pedagogische onderbouwing hiervoor delen?

Vraag 7

Wat vindt u ervan dat de kritiek op de invulling van deze themaweek dit jaar wordt neergezet als «conservatief», «christelijk» «extreemrechts» en «vanuit de complothoek»? Bent u niet van mening dat als er dusdanige onrust ontstaat in de samenleving, dat dit moet leiden tot serieuze reflectie bij beleidsmakers over de vraag waarom dit gebeurt? Realiseert u zich dat, naast het radicalere geluid dat soms helaas ook ongefundeerde en/of misinformatie verspreidt, ook veel andere, gematigde, mensen kritisch zijn op het lesaanbod van deze themaweek?

Vraag 8

Kunt u reflecteren op de kloof tussen de «progressieve» agenda van dit kabinet, bepaalde subculturen in de maatschappij en deze grote gematigde groep mensen/ouders die zich in toenemende mate zorgen maakt over de ideologische agenda die een steeds prominenter stempel op de maatschappij en de overheersende maatschappelijke opinie drukt?

Vraag 9

Hoewel seksuele educatie zeker deels kan, en wellicht zelfs moet, uitmaken van het curriculum op scholen, bent u niet van mening dat dit in steeds verdergaande mate de taak van ouders/opvoeders en hun wensen/opvattingen met betrekking tot de invulling daarvan overneemt en daarmee de autonomie van ouders/opvoeders over de opvoeding van hun eigen kinderen afneemt? Vindt u niet dat de manier waarop, op welke leeftijd en met welke middelen kinderen seksueel worden voorgelicht primair een taak van ouders/opvoeders is en niet van scholen en/of de overheid? En dat afbraak daaraan raakt aan de vrijheden en rechten en de zeggenschap die ouders hebben over hun eigen gezinsleven en hun verantwoordelijkheid als opvoeders?

Vraag 10

Bent u het ermee eens dat, als de lesinhoud van een dergelijke themaweek dusdanig expliciete informatie bevat die met grote waarschijnlijkheid zal raken aan de normen, waarden en de opvoedingsideeën van sommige/veel ouders, daarover bij voorbaat met ouders gecommuniceerd dient te worden en dat zij daarover inspraak zouden moeten hebben, zodat zij in ieder geval een keuze hebben om hun kinderen wel of niet te laten participeren aan een dergelijk onderdeel van het curriculum?

Vraag 11

Bent u bereid om kinderen voortaan vrij te stellen van dergelijk themaonderwijs, indien hun ouders het curriculum niet geschikt en/of onwenselijk achten voor hun kinderen? Zo nee, waarom niet en vindt u dan niet dat daarmee ideologische indoctrinatie plaatsvindt die de overheid een te grote invloed geeft op de opvoeding van kinderen?

Vraag 12

Vindt u, in bredere zin, niet dat de overheid zich steeds meer invloed toe-eigent op facetten van het leven van mensen waarin zij autonoom zouden moeten zijn? En is het opvoeden van kinderen niet bij uitstek een onderdeel van het leven waarin ouders leidend zouden moeten zijn en waarbij de overheid een zeer bescheiden rol zou moeten vervullen en eigenlijk alleen invloed zou moeten kunnen uitoefenen wanneer het welzijn en/of de veiligheid van een kind in het geding komt?

Vraag 13

Heeft u kennisgenomen van de berichten van ouders die hebben aangegeven dat hun kinderen geschrokken zijn van het lesmateriaal van deze themaweek en daarover met vragen, zorgen en angsten zijn thuisgekomen? Hoe reflecteert u daarop?

Vraag 14

Hoe rijmt u deze reacties van kinderen met de stelling van Rutgers, dat de informatie en de wijze waarop deze naar kinderen wordt overgebracht, «wetenschappelijk onderbouwd» is? Kunt u uitleggen waar deze discrepantie vandaan komt? En kunt u in een breder perspectief dan reflecteren op de huidige stand van de wetenschap, de objectiviteit van wetenschappers en de ideologische/politieke beïnvloeding op de wetenschappelijke gedachtevorming? Hoe neutraal en objectief is de hedendaagse wetenschap in uw optiek? Bent u zich ervan bewust dat er steeds meer ideologische verschillen bestaan tussen de wetenschappelijke wereld en die van de «gewone burger»? Waar is dit volgens u aan te wijten en is dit wat u betreft geen signaal dat de wetenschappelijke consensus wellicht te ver af is komen te staan van de realiteit?

Vraag 15

Vindt u dat Rutgers op het lentekriebelscurriculum moet reflecteren en de eigen educatieve opvattingen wellicht zou moeten heroverwegen? Gaat u hierover met Rutgers in gesprek en gaat u de organisatie aanmoedigen informatie op te halen in de samenleving, teneinde samen met ouders en kinderen een curriculum vorm te geven waarvoor bevolkingsbreed steun kan worden gevonden?

Vraag 16

Bent u van mening dat het onderwijs in Nederland dusdanig veel tijd moet besteden aan extra lesstof buiten het basiscurriculum, zoals dergelijke themaweken, wanneer de kwaliteit van het basiscurriculum te wensen overlaat, steeds meer leerlingen kampen met leer- en ontwikkelingsproblematiek en met onderwijsachterstanden van school komen en internationale onderwijsrapporten aangeven dat het Nederlands onderwijs van steeds slechtere kwaliteit is? Moet de focus op dit moment niet liggen bij het verbeteren van de onderwijskwaliteit in ons land?

Vraag 17

Indien u van mening bent dat extra-curriculaire activiteiten wel wenselijk en/of nodig zijn in het onderwijs op dit moment, kunt u dan uitleggen waarom bijvoorbeeld geen aandacht wordt besteed aan zaken die voor de educatieve en persoonlijke ontwikkeling van kinderen ook van groot belang zijn, zoals, bijvoorbeeld, begrip van de economie, (financiële) zelfredzaamheid en onafhankelijkheid en politiek? Vindt u niet dat andere thema’s dan seksualiteit belangrijker zijn voor de maatschappelijke ontwikkeling en vorming van (jonge) kinderen?

Vraag 18

Zijn de «Standards for Sexuality Education in Europe» van de WHO van invloed op de educatieve seksuele vorming van kinderen in Nederland en zo ja, op welke manier?2 Onderschrijft de Nederlandse overheid deze standaarden en heeft Nederland invloed gehad op het ontwikkelen van deze standaarden?

Vraag 19

Wat vindt u van de stelling van de WHO dat «sexuality education» een verplicht onderdeel moet zijn van het curriculum op scholen?3 Op basis van welke criteria en overwegingen wordt dit verplichte curriculum vormgegeven en welke inhoudelijke invloed heeft Nederland daarop?

Vraag 20

Is de Nederlandse overheid voornemens om «sexuality education» volgens de WHO-standaarden – op termijn – inderdaad verplicht te stellen in het Nederlandse onderwijs? Zo ja, wat is dan het gevolg als scholen en/of ouders/opvoeders het met dit curriculum niet eens zijn?

Vraag 21

Bent u voornemens om, na de storm van kritiek op de Week van de lentekriebels dit jaar, het programma in de toekomst anders te gaan vormgeven en zo ja, welke manier? Gaat u hierover met onderwijzers en ouders in gesprek?

in Europa, Raamwerk voor beleidmakers, onderwijs- en gezondheidsautoriteiten en deskundigen», p. 18, Standards for Sexuality Education | BZgA WHO-CC (bzga-whocc.de)

Mededeling

Op 29 maart 2023 heeft het lid van Haga (Groep van Haga) schriftelijke vragen gesteld over de «Week van de lentekriebels» en de berichtgeving daarover.

Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk gezien zorgvuldige interne en externe afstemming over de beantwoording noodzakelijk is. Ik zal de vragen zo snel mogelijk beantwoorden.


X Noot
1

De Volkskrant, 24 maart 2023, «Hoe de Week van de Lentekriebels oorlog werd, behalve in de klas: «Hoe voelt dat?»», https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/hoe-de-week-van-de-lentekriebels-oorlog-werd-behalve-in-de-klas-hoe-voelt-dat~b7951c31/.

X Noot
2

WHO Collaborating Centre for Sexual and Reproductive Health, 2010, «Standards for Sexuality Education», https://www.bzga-whocc.de/en/publications/standards-for-sexuality-education/.

X Noot
3

WHO Collaborating Centre for Sexual and Reproductive Health, 2010, «Richtlijnen voor seksuele en relationele vorming».

Naar boven