Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Minister voor Rechtsbescherming over
dilemma’s bij schuldhulpverleners om te kunnen handelen in het belang van cliënten
als ontstaan effect van het recent aangenomen wetsvoorstel tot wijziging van de Wsnp
(ingezonden 15 februari 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen (ontvangen 4 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 1787.
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat door onder andere schuldhulpverleners wordt aangegeven
dat zij, in verband met het ontbreken van overgangsrecht – tot inwerkingtreding van
het recent aangenomen wetsvoorstel voor wijziging van de wettelijke schuldsanering
natuurlijke personen (Wsnp) – dilemma’s ervaren om in het belang van hun cliënt te
kunnen handelen in verband met wijziging van de termijn van 36 maanden naar 18 maanden
per 1 januari 2024 aanstaande?
Vraag 2
Hoe beziet u dit dilemma van schuldhulpverleners waarbij het indienen van een verzoekschrift
voor toelating tot de Wsnp in 2023 cliënten in een nadeligere positie brengt, afgezien
van het feit dat het voor cliënt positief kan zijn dat een traject wordt gestart en
er een perspectief komt op een schuldenvrije toekomst, ten opzichte van het afwachten
van het indienen van een verzoekschrift tot toelating tot de Wsnp tot inwerkingtreding
van het wetsvoorstel per 1 januari 2024?
Antwoord 2
De wetswijziging gaat uit van onmiddellijke werking van de nieuwe regels, zodra de
wet in werking treedt. Er is in de wetswijziging niets geregeld voor lopende Wsnp-trajecten
waardoor het huidige recht van toepassing blijft op die trajecten.
Ik begrijp dat mensen nu wachten met het indienen van een Wsnp-verzoek totdat de aangenomen
wet in werking treedt, omdat de Wsnp-duur dan verkort wordt naar in beginsel 18 maanden.
Tegelijkertijd is dat niet wenselijk, aangezien mensen daardoor langer in een problematische
schuldensituatie blijven, schulden oplopen en het langer duurt voordat zij hulp krijgen
om hieruit te komen.
Daarom ben ik nu in overleg met de praktijk om de nieuwe wet zo spoedig mogelijk in
werking te laten treden. De wetswijziging brengt echter het nodige teweeg en alle
betrokkenen hebben tijd nodig om de wijziging goed te laten landen.
Vraag 3
Op welke wijze bent u met partijen als de Raad voor de Rechtspraak, NVVK financiële
hulpverleners, Schuldhulpmaatje, en andere relevante partners, in gesprek om de inwerkingtreding
van het gewijzigde wetsvoorstel te realiseren?
Antwoord 3
Er vindt al overleg plaats met de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), het landelijk overlegorgaan
van rechters-commissaris in procedures betreffende faillissementen, surseances van
betaling en de Wsnp (Recofa), de branchevereniging voor Wsnp-bewindvoerders (BBW),
de Nederlandse Verenging voor Gemeenten (VNG) en een aantal vertegenwoordigers van
grote gemeenten, de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG),
Nederlandse Vereniging voor Incassodienstverleners (NVI) en een samenwerkingsverband
van schuldeisers (de schuldeiserscoalitie) om een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding
van de wet mogelijk te maken. We voelen de urgentie om hierin snel stappen te zetten.
Vraag 4
Bent u bereid om met, in ieder geval, de Raad voor de Rechtspraak in gesprek te gaan
om te komen tot een heldere beleidslijn hoe om te gaan met dergelijke situaties, anticiperende
op inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2024?
Antwoord 4
Zoals hiervoor aangegeven gelden de nieuwe regels vanaf het moment dat de wet in werking
treedt. Ik streef er daarom naar om de wet zo spoedig mogelijk in werking te laten
treden en hierover heb ik al overleg met de Rvdr.
Daarbij staat het kabinet voor een brede aanpak die erop gericht is om zowel het buitengerechtelijke
als wettelijke traject zo veel als mogelijk in overeenstemming met elkaar te brengen
en op elkaar te laten aansluiten. Voor het buitengerechtelijke traject wordt daarom
de verkorting van de Wsnp-duur naar in principe 18 maanden gevolgd. Hierover hebben
wij nauw contact met alle partijen die betrokken zijn bij de schuldhulpverlening,
in het bijzonder de VNG, NVVK, de KBvG, NVI, en de overheidsschuldeisers.