Vragen van de leden Kops en Wilders (beiden PVV) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de stilgevallen vergunningverlening in Brabant (ingezonden 3 maart 2023).

Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 3 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2024.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Vergunningverlening in Brabant op slot door stikstofuitstoot in kwetsbare natuur»?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met dit bericht.

Vraag 2

Deelt u de conclusie dat het stilvallen van de vergunningverlening in Brabant voor de broodnodige woningbouw, infrastructuur etc. vanwege «het uit zicht raken van de EU-doelen op het gebied van natuurbescherming» totaal van de zotte is? Om hoeveel woningen, die nu niet gebouwd worden, gaat het hier?

Antwoord 2

Uit de Vogel- en Habitatrichtlijn volgt dat vergunningen voor plannen en projecten alleen verleend kunnen worden als onderbouwd kan worden dat significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten en als maatregelen om dergelijke effecten te mitigeren niet nodig zijn voor de natuur. De provincie Brabant concludeert op basis van de natuurdoelanalyses die zij heeft opgesteld voor haar Natura 2000-gebieden dat de natuur in een dusdanig verslechterde staat is dat een dergelijke onderbouwing niet meer mogelijk is en legt daarom vergunningverlening stil. Het valt binnen de verantwoordelijkheid van de provincie als bevoegd gezag om een dergelijke afweging te kunnen maken.

Twee plannen voor de bouw van in totaal 1050 woningen worden direct geraakt door dit besluit. De provincie Noord-Brabant is op dit moment bezig om verder in kaart te brengen wat de consequenties zijn van dit besluit. Lopende projecten zullen overigens veelal geen hinder ondervinden van het besluit. Voor vergunde projecten verandert niets. In 2023 groeit de Brabantse voorraad met 10.500 tot 11.000 woningen (excl. flex woningen die nog in ontwikkeling zijn). Er verandert ook niets voor projecten waarvan d.m.v. een ecologische voortoets is aangetoond dat deze niet vergunningplichtig zijn. Natuurvergunningen die zijn aangevraagd maar nog niet verleend, worden afgewezen. Het gaat om 100 vergunningaanvragen, waarvan 2 voor woningbouw (nl. 550 woningen in Den Bosch en 500 in Breda). Voor deze projecten wordt een oplossing gezocht.

Vraag 3

Kunt u uitleggen wat deze Europese Unie (EU-)doelen precies voorschrijven wat betreft stikstof en op welke manier de vergunningverlening in Brabant hiermee aantoonbaar in strijd zou zijn? Deelt u de conclusie dat Nederland onmiddellijk van deze EU-regelzucht af moet?

Antwoord 3

De Vogel- en Habitatrichtlijn hebben tot doel om de natuur in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Ook schrijven deze richtlijnen voor dat verslechtering van beschermde natuurwaarden moet worden tegengegaan en dat projecten met mogelijk significant negatieve effecten alleen toegestaan mogen worden als onderbouwd kan worden dat deze significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. De richtlijnen gaan daarbij niet inhoudelijk in op alle mogelijke afzonderlijke factoren, zoals stikstof, die voor verslechtering van de natuur kunnen zorgen. Uit de richtlijnen volgt logischerwijs wel dat dreigende verslechtering door stikstof (en door andere drukfactoren) moet worden tegengegaan en dat plannen en projecten die voor een toename van overbelasting met stikstof zorgen alleen doorgang kunnen vinden als significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. De rechter toetst hier dus ook aan. Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat maatregelen om dergelijke negatieve effecten te mitigeren alleen mogen worden ingezet als deze niet al nodig zijn om verslechtering van de natuur tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.

Vanwege deze vereisten vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn heeft de provincie Noord-Brabant op basis van de uitkomsten van haar natuurdoelanalyses de afweging gemaakt om vergunningverlening stil te leggen, zie voor een verdere toelichting het antwoord op vraag 2.

Ik deel de conclusie dat we van deze EU regelgeving af zouden moeten niet. Het behouden en herstellen van biodiversiteit is van groot belang.

Vraag 4

Hoe reageert u op de uitspraak van gedeputeerde Roijackers: «We moeten onze aanpak uitbreiden en versnellen; aanvullende maatregelen zijn nodig om aan de Europese doelstellingen te voldoen»? Wat voor aanvullende maatregelen worden hier zoal bedoeld, met welke gevolgen voor de agrarische sector?

Antwoord 4

Hierbij valt te denken aan de maatregelen waar de provincies samen met het Rijk aan werken in het kader van de stikstofaanpak en het Nationaal Programma Landelijk Gebied. De provincies moeten op 1 juli 2023 een gebiedsprogramma opleveren dat maatregelen bevat die onder andere voortvloeien uit de onderbouwing vanuit de natuurdoelanalyses. Het is daarom belangrijk dat de provincie Noord-Brabant haar natuurdoelanalyses heeft opgeleverd. Welke concrete aanvullende maatregelen zullen worden opgenomen, is dus aan de provincie Noord-Brabant; ze zijn nu nog niet bekend. Ook in het kader van de piekbelastersaanpak zullen door het Rijk aanvullende maatregelen getroffen worden (zie Kamerstuk 35 334, nr. 222). De gebiedsprogramma’s zullen worden voorzien van sociaal-economische effectanalyses waaruit onder andere zal blijken wat de gevolgen zijn voor de agrarische sector.

Vraag 5

Hoe reageert u op de berekeningen van het Ministerie van Financiën waaruit blijkt dat zelfs als álle stikstofdoelen (voor een slordige € 37 miljard) worden gehaald Nederland nog altijd voor 96% rood kleurt, dus er alsnog geen vergunningen kunnen worden verstrekt? Én boeren weg, én geld weg, én alsnog geen woningen – waar bent u in ’s hemelsnaam mee bezig?

Antwoord 5

Op verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik een reactie geven op de achtergrondnotities met ambtelijke berekeningen van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 35 334, nr. 228). Ik ga daarin ook expliciet in op het onderwerp toestemmingsverlening. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik dus naar de betreffende brief.

Vraag 6

Hoe beoordeelt u de update van het Aerius-model (waardoor aan de ene kant van het land het «stikstofprobleem» in één klap verdwenen is en aan de andere kant van het land het «stikstofprobleem» opeens veel groter is)? Welke gevolgen heeft dit specifiek voor Brabant?

Antwoord 6

Elk jaar wordt AERIUS geactualiseerd om ervoor te zorgen dat toestemmingverlening en beleid uitgaat van actuele kennis en cijfers. Met de meest recente actualisatie zijn onder andere actuele gegevens over emissies en nieuwe inzichten in modelberekeningen verwerkt. In het actualisatierapport dat het RIVM op 26 januari heeft gepubliceerd2 zijn de verschillen ten opzichte van de vorige versie weergegeven en toegelicht. Hierin is ook een kaartbeeld te vinden met de verschillen in totale depositie, waaronder voor provincie Noord-Brabant. De berekende resultaten worden jaarlijks door het RIVM geijkt aan metingen die op ruim 300 plekken in Natura 2000-gebieden worden uitgevoerd.

De aanpassingen in AERIUS hebben naar verwachting geen wezenlijke gevolgen voor de natuurdoelanalyses, want daarin wordt primair gekeken naar de daadwerkelijke kwaliteit in de natuurgebieden.

Vraag 7

Klopt het dat de natuur eerst hersteld moet zijn voordat er nieuwe vergunningen verstrekt kunnen worden? Zo ja, hoe lang kan het stilvallen van de vergunningverlening dan gaan duren?

Antwoord 7

In ieder geval geldt de regel dat een nieuwe vergunning niet mag leiden tot significante negatieve effecten en verder geldt dat bij alle stikstofruimte die door bronmaatregelen wordt gecreëerd er een beperkte inzetbaarheid voor natuurvergunningen is. Uit de PAS-uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 blijkt al dat moet vaststaan dat die depositiedaling niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden tegen te gaan en om perspectief te houden op herstel. Die beoordeling moet op gebiedsniveau plaatsvinden. Aan dit vereiste kan in sommige gevallen worden voldaan door gebruik te maken van salderen. Bij extern salderen daalt de depositie van de ene bron waar een andere bron (de vergunningaanvrager) gebruik van maakt om meer depositie te kunnen veroorzaken. Het uitgangspunt is dat de feitelijke depositie niet toeneemt. Dit principe mag door de overheid alleen worden toegepast als die daling niet al nodig is om verslechtering tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te realiseren. In beginsel kan dat van geval tot geval worden beoordeeld, waarbij natuurherstel de meeste zekerheid geeft, maar wellicht niet altijd noodzakelijk is als voldoende onderbouwd kan worden dat er andere maatregelen getroffen gaan worden om verslechtering tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te kunnen realiseren. Provincie Noord-Brabant heeft, in de rol van bevoegd gezag, er vanwege deze vereisten voor gekozen om vergunningverlening helemaal stil te leggen. Hoe lang deze situatie zal duren is ook aan het bevoegd gezag.

Vraag 8

Bent u ertoe bereid een streep te zetten door het hele stikstofbeleid (dat van onzekerheid, foutmarges en gegoochel met cijfers aan elkaar hangt), opdat de bouwers kunnen bouwen en de boeren kunnen boeren?

Antwoord 8

Juist om onder andere bouwers en boeren perspectief te kunnen geven, is stikstofbeleid hard nodig.


X Noot
1

De Volkskrant, 1 maart 2023, «Vergunningverlening in Brabant op slot door stikstofuitstoot in kwetsbare natuur», (https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/vergunningverlening-in-brabant-op-slot-door-stikstofuitstoot-in-kwetsbare-natuur~b917ff21/).

Naar boven