Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks) en Piri (PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Israël een recent gebouwde Palestijnse basisschool heeft verwoest (ingezonden 2 december 2022).

Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 23 december 2022).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht: «Israëli forces demolish Palestinian school in Masafer Yatta»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe oordeelt u over het feit dat Israël in Masafer Yatta een pas gebouwde basisschool waar 22 kinderen uit 4 dorpen les kregen heeft verwoest, en dat zij geluidsbommen af heeft laten gaan om de kinderen de school uit te jagen?

Antwoord 2

De sloop van de basisschool door Israëlische defensietroepen is een ernstige ontwikkeling. Samen met EU partners volgt Nederland de ontwikkelingen in Masafer Yatta nauwlettend.

Vraag 3

Kunt u aangeven welke concrete stappen u tot nu toe hebt gezet om Israël in bilateraal verband aan te spreken op deze specifieke actie van het Israëlische leger?

Antwoord 3

Nederland blijft de Israëlische overheid consistent op haar internationaalrechtelijke verplichtingen wijzen. In augustus jl. heeft Nederland in EU-verband bij de Israëlische autoriteiten ernstige zorgen geuit over de voorgenomen sloop en verplaatsing van bewoners van Masafer Yatta, alsmede de dreigende sloop van een andere school in Ein Semiya op de Westbank. Hierbij is gewezen op de internationale verplichtingen van Israël, waaronder het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind. Daarnaast heeft Nederland ook in bilateraal verband bij Israël nogmaals aangedrongen om verplichtingen onder het VN Kinderrechtenverdragte respecteren en toe te passen conform motie Kuzu (36 200-V-61). Tot slot heeft de EU op 25 november een verklaring uitgebracht waarin staat dat de sloop van de school in Masafer Yatta een onacceptabele ontwikkeling is.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het verhinderen van toegang tot educatie voor kinderen, een schending is van artikel 28 van het Verenigde Naties (VN) Kinderrechtenverdrag?

Antwoord 4

Het recht van het kind op onderwijs moet te allen tijde worden geëerbiedigd. Het is van belang dat een staat zich houdt aan de verplichtingen die zijn opgenomen in verdragen waarbij zij partij is.

Vraag 5

Hoe bent u van plan om Israël op de schending van dit verdrag aan te spreken?

Antwoord 5

Zie antwoord op vraag 3.

Vraag 6 en 7

Hoe kijkt u aan tegen het feit dat in de Masafer Yatta regio meer dan 1.200 Palestijnen waaronder 500 kinderen wonen die door een uitspraak van het hooggerechtshof van Israël in mei 2022 nu ieder moment gedwongen kunnen worden te verhuizen?

Welke mogelijkheden ziet u om dit te voorkomen? Kunt u hierbij ingaan specifiek op wat Nederland zou kunnen doen, alsook wat de Europese Unie zou kunnen doen?

Antwoord 6 en 7

Zoals eerder uiteengezet in het antwoord op vragen over het besluit van het Israëlisch Hooggerechtshof van 14 juni 2022 (2022Z09450), betreft dit een zorgelijke ontwikkeling die door NL en EU partners nauwgezet wordt gevolgd. Nederland heeft kort na de uitspraak Israël bilateraal, en in een verklaring met veertien EU-lidstaten, opgeroepen hier geen actieve opvolging aan te geven. Nederland blijft de Israëlische overheid consistent wijzen op haar internationaalrechtelijke verplichtingen.

Vraag 8, 9 en 10

Kunt u aangeven hoe het door Nederland gevoerde ontmoedigingsbeleid hierbij een rol kan spelen?

Kunt u aangeven wat de concrete doelstellingen zijn binnen dit Nederlandse ontmoedigingsbeleid voor het komende jaar?

Kunt u aangeven wat de belangrijkste resultaten zijn van het beleid van het afgelopen jaar?

Antwoord 8, 9 en 10

Het Nederlandse ontmoedigingsbeleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven als zij direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als zij de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren.

Indien Nederlandse bedrijven de overheid consulteren, worden zij over dit beleid geïnformeerd. Hierbij wordt toegelicht dat op grond van het internationaal recht Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet erkennen, en deze gebieden niet beschouwen als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht. Economische activiteiten die hieraan bijdragen beschouwt het kabinet als onwenselijk.

De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Het kabinet verwacht daarnaast van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderdeel van uitmaken.

Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij in kaart brengen hoe zij via hun bedrijfsactiviteiten en hun ketenpartners verbonden zijn met risico’s op mensenrechtenschendingen en deze risico’s aanpakken en voorkomen. Hierover moeten bedrijven tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.


X Noot
1

Al Jazeera, 23 november 2022, «Israeli forces demolish Palestinian school in Masafer Yatta» (https://www.aljazeera.com/news/2022/11/23/israeli-forces-demolish-palestinian-school-in-masafer-yatta).

Naar boven