Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 1066 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 1066 |
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter in de zaak tussen de staat en de kolencentrales?1 Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor uw klimaatbeleid?
De uitspraken van de rechter in de drie rechtszaken onderschrijven dat het Nederlandse klimaatbeleid duidelijk en consistent is, namelijk dat de Nederlandse overheid aanzienlijke CO2-reductie nastreeft om te voldoen aan de verplichtingen uit de diverse klimaatakkoorden en thans het Akkoord van Parijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de noodzaak om CO2 te reduceren vanaf 2009, het jaar waarin de investeringsbeslissing werd genomen voor de moderne kolencentrales en de bouw ervan nog een aanvang moest nemen, toenam, dat de klimaatdoelstellingen steeds verder zouden worden aangescherpt en dat deze tot steeds strengere maatregelen ter beperking van CO2-uitstoot zouden leiden. De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie was daarom voorzienbaar, te meer omdat de bedrijven zelf onvoldoende actie ondernamen om tot de benodigde CO2-reductie te komen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat in het bijzonder bij activiteiten waarvan de toelaatbaarheid onderdeel is van maatschappelijk debat men extra bedacht moet zijn op maatregelen. De rechtbank overweegt in dat kader2:
«Bij de beoordeling van de vraag of een maatregel voorzienbaar is, geldt als uitgangspunt dat van een onderneming, zeker als deze deel uitmaakt van een internationaal concern, mag worden verwacht dat zij op de hoogte is van nationale en internationale ontwikkelingen die (op termijn) kunnen leiden tot overheidsmaatregelen waardoor de activiteiten van haar onderneming geraakt zouden kunnen worden. Dit geldt des te meer voor een onderneming die activiteiten ontplooit waarvan de toelaatbaarheid onderwerp is van maatschappelijk debat, bijvoorbeeld omdat die activiteiten door (een deel van) de publieke opinie als moreel verwerpelijk, onveilig, schadelijk voor het milieu of voor de gezondheid worden gezien («omstreden branches») en daardoor weerstand oproepen. Dan dient een onderneming extra bedacht te zijn op de mogelijkheid van regulerende maatregelen van overheidswege en zich daarop in te stellen, bijvoorbeeld door die activiteiten aan de daarentegen levende bezwaren aan te passen dan wel zich (mede) te richten op andere, minder controversiële activiteiten, waardoor haar kwetsbaarheid voor die maatregelen kan verminderen. Als een bedrijf dat niet of in onvoldoende mate doet, is dat voor haar eigen risico.»
Kunt u aangeven of er beleid geremd (of beïnvloed) is uit angst voor juridische procedures? Zo ja, welke en hoe wordt daar nu vervolg aan gegeven?
Nee, er is geen beleid geremd of beïnvloed uit angst voor juridische procedures. De uitspraak van de rechter toont aan dat het kabinet consequent (klimaat)beleid heeft gevoerd. De maatregel, in dit geval de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie, is door de rechter dan ook rechtmatig geoordeeld.
Zowel de ICSID-procedure van RWE als van Uniper is op dit moment geschorst. De motivatie en het tijdpad van de schorsing verschilt per zaak. In de zaak van RWE (ICSID nr. ARB/21/4) heeft de Staat op 5 september 2022 zijn verweerschrift ingediend. Daarna heeft RWE schorsing aangevraagd, omdat zij eerst een uitspraak in het hoger beroep van het Duitse federale gerechtshof over de ontvankelijkheid van de internationale arbitrageprocedure wil afwachten. De schorsing is ingegaan op 18 oktober jl. en duurt in principe negen maanden.
In de zaak van Uniper (ICSID nr. ARB/21/22) is door de partijen op 5 september 2022 een schorsing aangevraagd nadat bekend werd gemaakt dat het Duitse steunpakket om Uniper te redden als voorwaarde bevat dat Uniper de ICSID-procedure intrekt. Daarmee voldoet Duitsland aan de Verklaring over de gevolgen van de Achmea-uitspraak, waarin lidstaten hebben aangegeven dat zij stappen nemen om te zorgen dat ondernemingen met een staatsdeelneming aanhangige arbitrageprocedures intrekken. De schorsing duurt tot de datum waarop Uniper in haar aandeelhoudersvergadering definitief een beslissing neemt over het Duitse steunpakket. Deze schorsing heeft vooralsnog niet geleid tot het intrekken van het hoger beroep door Uniper bij de Duitse rechter inzake de ontvankelijkheid van de ICSID-procedure.
Er lopen geen civielrechtelijke claims van bedrijven uit de fossiele industrie tegen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Beïnvloedt deze uitspraak de ambities voor normering en verplichting tot verduurzaming bij industrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik zie de uitspraak van de rechter in de zaak tussen RWE en Uniper en de Staat als ondersteuning van onze huidige aanpak. De uitspraak van de rechter laat zien dat bedrijven een eigen verantwoordelijkheid hebben in het reduceren van CO2-emissies. Als bedrijven veel CO2-uitstoten en de overheid herhaaldelijk duidelijk maakt dat men moet reduceren en er alternatieven voorhanden zijn om te reduceren, dan is ingrijpen op den duur voorzienbaar bij het ontbreken van acties door de bedrijven zelf. We zijn nu in gesprek met bedrijven die veel CO2-uitstoten om plannen te maken voor verduurzaming, en het maken van maatwerkafspraken, evenals we in het verleden afspraken met RWE en Uniper hebben gemaakt over reductie van CO2 bij hun centrales en daarbij subsidies hebben verstrekt om hen bij de noodzakelijke verduurzaming behulpzaam te zijn. Voor de bedrijven waarvoor nu de maatwerkaanpak is opgezet, geldt ook dat zij een verantwoordelijkheid dragen voor het uitvoeren van deze plannen.
Heeft deze uitspraak effect op de mogelijkheid om fossiele energieopwekking sneller af te bouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De uitspraken van de rechter laten zien dat bedrijven die geïnvesteerd hebben in fossiele energieopwekking een eigen verantwoordelijkheid hebben om hun CO2-uitstoot te beperken. Voor de kolencentrales heeft de rechtbank geoordeeld dat de wet waarin de Amercentrale een overgangsperiode tot 1 januari 2025 en de moderne centrales een overgangsperiode tot 1 januari 2030 is gegeven alvorens het verbod op kolen in gaat, rechtmatig is. Of maatregelen getroffen kunnen worden waardoor andere bedrijven die fossiele energie opwekken op korte termijn moeten stoppen met deze fossiele opwekking, zal per geval bekeken moeten worden.
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de nadeelcompensatie voor kolencentrales bij afbouw van hun activiteiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
RWE en Uniper vorderden in deze procedures schadevergoeding van de Staat, omdat zij menen dat de wet onrechtmatig is vanwege het ontbreken van (ontoereikende) financiële compensatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat met de wet sprake is van geoorloofde regulering van eigendom, waardoor de Staat niet gehouden is om financiële compensatie te bieden om te zorgen voor een fair balance. In het bijzonder de voorzienbaarheid van de maatregel en de overgangsperiode van ruim 10 jaar zijn hiervoor voldoende. De wet is daarom rechtmatig en de claims van RWE en Uniper worden om die reden afgewezen, met andere woorden: de rechtbank heeft geoordeeld dat zij geen recht hebben op financiële compensatie voor het verbod op kolen.
De juridische procedures hebben geen betrekking op de productiebeperking die tijdelijk begin dit jaar gold. Deze nadeelcompensatie staat daarom niet ter discussie.
Welke effecten heeft deze uitspraak voor andere beleidsdoelstellingen met betrekking tot de verduurzaming van Nederland?
Bent u van plan om nu strenger op te treden tegenover vervuilende industrie om zo verduurzaming af te dwingen?
Wat zijn de kosten die gemoeid zijn met deze juridische procedure? Bent u bereid deze kosten te verhalen op de bedrijven die de Staat hebben aangeklaagd? Kunt u uw antwoord toelichten?
De proceskosten van deze drie rechtszaken zijn redelijk omvangrijk. RWE en Uniper hebben omvangrijke stukken ingediend waarop gereageerd moest worden; dit heeft aanzienlijke kosten met zich meegebracht. Nu de vorderingen van RWE en Uniper zijn afgewezen, zijn zij in de proceskosten veroordeeld, ten bedrage van in totaal 60.000 euro. Hiermee wordt een deel van de proceskosten van de Staat gedekt. Het is in het Nederlands civiele procesrecht gebruikelijk dat de partij die in het gelijk wordt gesteld een forfaitaire vergoeding ontvangt voor de door hem gemaakte proceskosten, waarmee niet alle proceskosten worden gedekt.
RTL nieuws, 30 november 2022, «Overwinning voor de staat: geen schadevergoeding voor kolencentrales» (https://www.rtlnieuws.nl/economie/artikel/5350207/rwe-uniper-rechtszaak-overheid-kolencentrales-sluiting-wet-verbod-kolen).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1066.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.