Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de opvolging van de aangenomen motie van het lid Van Haga over een gesprek over het bij Lareb melden van onverwachte ziektebeelden na coronavaccinatie (ingezonden 28 november 2022).

Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 december 2022).

Vraag 1

Kunt u zich de aangenomen motie van het lid Van Haga herinneren over een gesprek over het bij Lareb melden van onverwachte ziektebeelden na coronavaccinatie?1

Antwoord 1

Ik ben in mijn brief van 4 juli jl. ingegaan op deze motie.2 Ik heb tevens meermaals verwezen naar mijn reactie op deze motie, bijvoorbeeld in antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 5 juli jl.,325 juli jl.,4 25 augustus jl.,5 31 augustus jl.6

Vraag 2

Kunt u aangeven of en op welke manier er door het kabinet inmiddels gesprekken zijn gevoerd met beroepsverenigingen van artsen om onverwachte ziektemeldingen na coronavaccinatie te melden bij het Lareb? Zo ja, met welke beroepsverenigingen is inmiddels gesproken en wat is uitkomst van deze gesprekken? Kunt u de ervaringen van de artsen met wie is gesproken delen en hierop reflecteren? Zo nee, waarom hebben er (nog) geen gesprekken plaatsgevonden?

Antwoord 2

Zoals ik ook al in het commissiedebat over het langere termijn coronabeleid van 16 juni jl. heb aangegeven, vind ik het niet noodzakelijk om extra overleg te voeren met het Lareb over dit onderwerp.7 Het Lareb voert de wettelijke taak van geneesmiddelen- en vaccinveiligheidsbewaking voor het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) uit. Dit betekent het verzamelen, registreren en analyseren van meldingen van bijwerkingen van geneesmiddelen en vaccins. Volgens de Geneesmiddelenwet (artikel 78:3) zijn zorgverleners immers verplicht bij het Lareb melding te maken van ernstige bijwerkingen.

Vraag 3 t/m 6

Hoe reflecteert u inmiddels op de onverklaarbare toename in ziektebeelden zoals hartaandoeningen, auto-immuunziekten en de nog altijd aanhoudende oversterfte in relatie tot de corona(herhaal)vaccinaties?

Weet of u artsen op eigen initiatief inmiddels vaker onverwachte ziektemeldingen na coronavaccinatie melden bij het Lareb? Heeft u hier cijfers van en om welke ziektemeldingen gaat het dan?

Krijgt u zelf berichten van artsen die een relatie tussen onverwachte ziektemeldingen en coronavaccinaties vermoeden? Zo ja, hoeveel zijn dat er per maand en wat doet u met die berichten?

Wordt het Lareb actief gestimuleerd om bij artsen en/of beroepsverenigingen van artsen uit te vragen of onverwachte ziektemeldingen worden gemeld? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3 t/m 6

De vraagstelling suggereert dat er grote hoeveelheden niet gemelde of niet onderzochte bijwerkingen zouden zijn. Ik heb, ook in de vele eerdere schriftelijke vragen die hierover gesteld zijn, geen enkel bewijs gezien dat dit het geval zou zijn. Ik heb uw Kamer desgevraagd vaak en uitgebreid op de hoogte gesteld van de zorgvuldige wijze waarop bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1. Zorgverleners zijn verplicht om bij het Lareb melding te maken van ernstige bijwerkingen. Individuele personen kunnen ook vermoedens van bijwerkingen van vaccinatie laagdrempelig melden via de website van het Lareb. Alle meldingen worden geregistreerd, onderzocht en geanalyseerd. Indien nodig stelt het Lareb het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het RIVM op de hoogte van gemelde bijwerkingen van vaccins. Ik heb vertrouwen in deze werkwijze en betreur het dat deze werkwijze en de professionaliteit van de betrokken partijen en zorgverleners continu en zonder bewijs in twijfel worden getrokken.


X Noot
1

Kamerstuk 25 295, nr. 1850.

X Noot
2

Kamerstuk 25 295, nr. 1927

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3760, antwoord op vraag 4.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3796, antwoord op vraag 3.

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4061, antwoord op vraag 4.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 341, antwoord op vraag 10.

X Noot
7

Kamerstuk 25 295, nr. 1931

Naar boven