Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht PUR-cowboys hebben vrij spel (ingezonden 13 oktober 2021).

Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 19 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 526.

Vraag 1

Kent u het bericht PUR-cowboys hebben vrij spel?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?

Antwoord 1

Ja, ik ken het artikel.

Volgens het advies van de Gezondheidsraad is bij een juiste toepassing van gespoten PUR-schuim de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zeer laag. De Gezondheidsraad acht bij juiste toepassing nadelige gezondheidseffecten voor bewoners onwaarschijnlijk. Maar dan is het natuurlijk van essentieel belang dat de isoleerders zich houden aan deze regels. Ik vind het daarom zorgelijk als bedrijven zich bij het toepassen van gespoten PUR-schuimisolatie niet zouden houden aan de regels die hiervoor in het Bouwbesluit zijn opgenomen, de veiligheidsvoorschriften van de fabrikanten en indien van toepassing de richtlijnen van de certificering. Met de evaluatie van de werkpraktijk wil ik meer inzicht krijgen hoe de regelgeving, voorschriften en private certificering in de praktijk worden toegepast. Daarna zal ik bezien welke nadere maatregelen genomen kunnen worden.

Vraag 2

Bij wie ligt de exacte verantwoordelijkheid om zorgvuldig met dit materiaal om te gaan volgens u? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 2

In mijn reactie op vragen van uw Commissie in het schriftelijk overleg over gespoten PUR-isolatieschuim en gezondheid die ik 5 november jl. aan u heb toegezonden, ben ik uitgebreid op dit vraagstuk in gegaan. Ik verwijs u daarom graag naar mijn antwoorden 8, 10, 11, 12, 16, 17 en 38 in het betreffende verslag.2

Vraag 3

Heeft u zicht op het aantal meldingen waar het aanbrengen van PUR-schuim materiaal onzorgvuldig of niet goed is gebeurd? Hoeveel meldingen heeft de GGD Nederland gehad over misstanden met purschuim materialen?

Antwoord 3

Zoals het kabinet u heeft laten weten in de kabinetsreactie d.d. 30 juni 2021 op het advies van de Gezondheidsraad over PUR-schuim, is er geen volledige registratie van mensen die klachten hebben gekregen van een onjuiste toepassing van gespoten PUR-schuimisolatie.3 Voor de reactie van het kabinet op het advies van de Gezondheidsraad over de registratie van die klachten, verwijs ik naar dat Kamerstuk.

Het RIVM publiceert elke twee jaar een overzicht van milieu gerelateerde klachten die bij GGD’en zijn behandeld, waaronder klachten als gevolg van gevaarlijke stoffen uit PUR-schuim. Dit is zoals gezegd geen volledige registratie, maar de ontwikkeling van meldingen over milieugerelateerde klachten wordt door het RIVM en de GGD’en gebruikt als signaal om een toe- of afname eventueel nader te onderzoeken. Het RIVM en de GGD’en bespreken de ontwikkeling van de gegevens elke twee jaar om te beoordelen of een verandering van de aanpak op een bepaald onderwerp nodig is. Er is een expertteam beschikbaar dat wordt ingezet voor de beoordeling van individuele klachten. In de afgelopen jaren registreerde het RIVM de volgende aantallen door de GGD’en behandelde meldingen gerelateerd aan gevaarlijke stoffen uit gespoten PUR-isolatieschuim:

Rapportageperiode

Aantal meldingen gerelateerd aan PUR-schuim

2011–2012

1

2013–2014

19

2015–2016

4

2017–2018

12

2019–2020

14

Vraag 4

Wat is volgens u de reden dat de GGD in sommige gevallen adviseert om het reeds aangebrachte purschuim te laten verwijderen? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 4

Het kabinet kan niets zeggen over de afwegingen bij individuele casussen, maar in het algemeen geldt dat het een van de taken van de GGD is om onderzoek te doen naar externe bronnen die de publieke gezondheid schade kunnen toebrengen, zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Als een GGD aanwijzingen heeft dat gezondheidsklachten gerelateerd zijn aan verkeerd aangebracht PUR-schuim, kan zij adviseren om dat PUR-schuim te verwijderen. De GGD zou dat ook kunnen doen vanuit een voorzorgsprincipe; als het oorzakelijk verband onduidelijk is, kan zij ter overweging geven om het zekere voor het onzekere te nemen.

Vraag 5

Wat zijn op dit moment de controlemechanismen op het aanbrengen van purschuim? Hoe kan voorkomen worden dat bedrijven de fabrikanten de schuld geven van verkeerd geleverd materiaal en fabrikanten de bedrijven van verkeerd aanbrengen? Heeft u hiervoor suggesties?

Antwoord 5

In mijn inbreng in het schriftelijk overleg, die ik 5 november jongstleden aan u heb aangeboden, heb ik aangegeven dat een isoleerder zich moet houden aan de Europese en nationale regelgeving. De overheid houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Daarnaast dienen bedrijven zich te houden aan de voorschriften van de fabrikant/leverancier van het PUR-schuimisolatie. Gecertificeerde isoleerders moeten zich aan de richtlijn van de certificering houden en worden hier periodiek op gecontroleerd door de certificerende instelling.

Verder geven fabrikanten/leveranciers voorlichting over de juiste toepassing van hun producten. Voor fabrikanten/leveranciers die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Polyurethaan Hardschuim-fabrikanten (NVPU) geldt de afspraak dat er alleen materiaal geleverd wordt aan gecertificeerde isoleerders.

In de evaluatie van de werkpraktijk zal ik ook aandacht besteden aan de rol van de fabrikant/leverancier in de juiste toepassing van gespoten PUR-schuimisolatie.

Vraag 6

Hoeveel procent van de gespoten purschuimbranche is gecertificeerd? Volgens de NPVU is dit negentig procent, maar is dit te controleren?

Antwoord 6

Het cijfer van negentig procent geeft de ordegrootte aan van het deel van de omvang van gespoten PUR-isolatieschuim dat wordt toegepast door gecertificeerde bedrijven. De NVPU is tot dit cijfer gekomen op basis van eigen kennis van de markt en door gesprekken met haar leden, de certificerende instellingen en leveranciers. Ik zie het cijfer als een «expert judgement». Er is geen andere manier om te komen tot een schatting van dit cijfer, omdat een volledige registratie van bedrijven die in deze branche werkt, niet beschikbaar is.

Vraag 7

Hoe denkt u over verplichte certificering zoals ook de brancheverenging wil? Kunt u dit antwoord toelichten?

Antwoord 7

Ik herhaal hier hetgeen ik heb geantwoord in het schriftelijk overleg over PUR-schuimisolatie en gezondheid van 5 november jongstleden.

Ik ben bezig met de voorbereiding van de evaluatie van de werkpraktijk, die is geadviseerd door de Gezondheidsraad en die het kabinet aan uw Kamer heeft toegezegd. De evaluatie zal naar verwachting leiden tot een voorstel voor aanpassing van beleidsmaatregelen dat ik in de zomer van 2022 aan uw Kamer aan zal bieden.

In deze evaluatie zal ik ook onderzoeken wat in dit geval de voor- en nadelen van verplichte certificering zijn. Verplichte certificering is echter niet het enige instrument dat kan worden ingezet. Met de evaluatie van de werkpraktijk wil ik meer inzicht krijgen hoe regelgeving, voorschriften en private certificering in de praktijk worden toegepast en pas daarna bezien of een verplichte certificering – naast mogelijke andere maatregelen – een oplossing kan zijn voor in de werkpraktijk geconstateerde problemen.

Vraag 8

Hoe kan het gebruik van valse en misleidende namen, die suggereren dat het om een groen en duurzaam product gaat, worden tegengehouden? Kunt u dit toelichten? Bent u van mening dat dit bij een eventuele verplichte certificering kan worden meegenomen?

Antwoord 8

De Reclame Code Commissie is in Nederland hét orgaan om klachten te doen over misleidende reclame en informatie. In de ogen van het kabinet is er hierop geen aanvullende actie van het kabinet nodig.

Vraag 9

Op welke manieren worden werknemers die het materiaal aanbrengen op dit moment beschermd? Is deze bescherming volgens u voldoende? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 9

Het uitgangspunt in het Arbostelsel is dat de werkgever primair verantwoordelijk is voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden van de werknemers (hier de isoleerders). Zo dient de werkgever de risico’s op de werkplek te inventariseren, te evalueren en te beheersen (middels een Risico Inventarisatie en Evaluatie RI&E) en werknemers adequaat voor te lichten en te instrueren. Daarbij moet deze van iedere stof waaraan de isoleerder kan worden blootgesteld de gevaren bepalen, een grenswaarde vaststellen en bepalen of deze grenswaarde overschreden wordt. Als er een wettelijke grenswaarde is voor een stof, dient de werkgever ervoor te zorgen dat de blootstelling van de isoleerder niet wordt overschreden. Voor isocyanaten wordt gewerkt aan zo’n wettelijke grenswaarde.

Verder moet ook de blootstelling via de huid worden beoordeeld. Indien de blootstelling boven de grenswaarde ligt of de huidblootstelling risicovol is (volgens de RI&E) is het aan de werkgever om adequate beheersmaatregelen te nemen. Daarbij is de juiste keuze van de persoonlijke beschermingsmiddelen essentieel (zoals type ademhalingsbescherming en beschermende kleding en handschoenen), die goed moet zijn aangepast aan de stoffen waaraan de isoleerders blootgesteld worden.

Voor een uitgebreidere toelichting op dit punt verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad onder punt 5.4

Ten slotte houdt de Inspectie SZW toezicht op de naleving van de Arboregelgeving en heeft daarbij al bijzondere aandacht voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De Inspectie SZW volgt daarom de diverse adviezen en aangekondigde onderzoeken en de initiatieven vanuit deze branche op de voet en betrekt deze bij haar risico- en informatie-gestuurd toezicht.

Vraag 10

Hoe kan het dat, nadat de certificerende instantie SKG IKOB op de hoogte werd gesteld van het verkeerd aanbrengen van het materiaal door ThermoSolutions, niet ingreep? Of als volgens u wel werd ingegrepen, is dat in voldoende mate gebeurd?

Antwoord 10

Ik heb hierover contact gehad met SKG-IKOB. SKG-IKOB kan niet zeggen of en hoe het contact heeft gehad met ThermoSolutions omdat contact tussen SKG-IKOB en bij de instelling gecertificeerde bedrijven onder contractuele geheimhouding valt.

SKG-IKOB voert jaarlijks een bedrijfsaudit uit bij bedrijven die het heeft gecertificeerd. Daarbij wordt ook gekeken naar communicatie-uitingen. Als het bedrijf daarbij afwijkt van de richtlijn en het certificatie reglement, dan moet het bedrijf dit corrigeren om sancties zoals schorsing te voorkomen. Dus als een bedrijf de suggestie wekt te zijn gecertificeerd voor iets waarvoor het geen certificaat heeft, dan zal SKG-IKOB ingrijpen om te zorgen dat het bedrijf dit corrigeert.

Vraag 11

Neemt u de suggesties van de Gezondheidsraad over dat er duidelijke grenswaarden moeten worden gesteld bij het gebruik van gespoten purschuim?

Antwoord 11

Zoals ik in het antwoord op vraag 9 al heb aangegeven hebben werkgevers een eigen verantwoordelijkheid in het bepalen van grenswaarden voor hun medewerkers om zo gezondheidsrisico’s te voorkomen. Voor wat betreft isocyanaten wordt inmiddels gewerkt aan een wettelijke grenswaarde, tot die tijd moeten werkgevers zelf een veilige grenswaarde bepalen. Ik heb dit uitgebreid toegelicht in mijn inbreng van 5 november jongstleden in het schriftelijk overleg over gespoten PUR-schuimisolatie (antwoorden 3, 13, 20 en 41).

Vraag 12

Is het bestaande protocol dat onder andere door de GGD wordt gebruikt om te controleren of slachtoffers ziek zijn geworden door pur, volgens u betrouwbaar? Is het waar dat dit protocol grotendeels gefinancierd is door de purindustrie zelf? Vindt u dit wenselijk? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 12

Ik herhaal hier hetgeen ik eerder heb geantwoord op vragen hierover van uw Kamer.5 Het protocol is opgesteld door artsen van het Vumc, AMC en GGD Groningen en met betrokkenheid van diverse andere medisch deskundigen. Alle belangenorganisaties mochten input leveren die vervolgens werd beoordeeld door medisch inhoudelijke experts. Ook de branche mocht dus input leveren over bijvoorbeeld het productieproces van gespoten PUR-schuim, ook die inbreng is beoordeeld door medisch inhoudelijke experts. De projectgroep heeft in hoofdstuk 4 van het protocol uitvoerig beschreven op welke wijze alle betrokkenen, waaronder het Kennisplatform Gespoten PURschuim en het Ministerie van BZK, zijn geconsulteerd en op welke momenten en welke wijze zij hebben kunnen reageren op de inhoud van het protocol. Ik heb daarom geen redenen om te twijfelen aan de medische inhoud van het protocol.

De kosten van het project zijn voor de helft gefinancierd door het Ministerie van BZK en voor de helft door de branche.

Vraag 13

Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en niet clusteren alstublieft?

Antwoord 13

Ja.


X Noot
2

Kamerstuk 32 847 / 28 089 nr. 825

X Noot
3

Kamerstuk 32 847 / 28 089 nr. 761

X Noot
4

Kamerstuk 32 847 / 28 089 nr. 761

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1466

Naar boven