Vragen van het lid Van der Laan (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Antispieksoftware herkent zwarte VU-studente niet, daarom dient ze klacht in» (ingezonden 18 juli 2022).

Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 13 september 2022).

Vraag 1

Bent u ermee bekend dat een studente van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) een klacht heeft ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens naar aanleiding van discriminerende proctoringsoftware?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Erkent u dat, onafhankelijk van de uitspraak van het College voor de rechten van de mens, door het gebruik van deze proctoringsoftware een onveilige en discriminerende situatie is ontstaan?

Antwoord 2

Het is van groot belang dat studenten kunnen studeren en werken in een veilige, toegankelijke en inclusieve omgeving, vrij van discriminatie en racisme. Onderwijsinstellingen hebben de verantwoordelijkheid daarvoor te zorgen en bij klachten adequaat op te treden. De Vrije Universiteit heeft mij laten weten dat zij de klacht met grote zorgvuldigheid heeft onderzocht en de student tevens heeft laten weten dat zij deze situatie ten zeerste betreuren. De Vrije Universiteit geeft aan dat zij niet hebben kunnen vaststellen dat de software discrimineert, op basis van een vertrouwelijk onderzoek van het bedrijf dat deze software maakt. Het is van belang dat de Vrije Universiteit en de betreffende student in deze casus gezamenlijk tot een oplossing komen.

Vraag 3

Bent u bereid om met Universiteiten van Nederland (UNLI) en de VU in gesprek te gaan over excuses voor het gebruik van Proctorio en de specifieke klachtafhandeling van de studente binnen de instelling?

Antwoord 3

Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2, hebben onderwijsinstellingen zelf de verantwoordelijkheid om te zorgen voor veilige en inclusieve (online) omgeving. Daarom vind ik het van groot belang dat onderwijsinstellingen kritisch blijven kijken naar welke software wordt gebruikt en daarbij scherp in de gaten houden dat de gebruikte software niet discrimineert. Meldingen van discriminatie moeten adequaat en zorgvuldig worden behandeld door iedere instelling in het (hoger) onderwijs.

De universiteit heeft, zoals tevens in het antwoord op vraag 2 aangegeven, in contact met de betreffende student aangegeven de situatie zeer te betreuren en is het van belang dat er gezamenlijk met de student in deze casus tot een oplossing gekomen wordt.

Vraag 4 en 5

Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen zich voor de inkoop of gebruik ervan te vergewissen dat software of technologie in de brede zin geen discriminerende werking heeft?

Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat instellingen in het hoger onderwijs in de toekomst geen discriminerende software of technologie meer gebruiken?

Antwoord 4 en 5

Voorop staat dat software die discrimineert, niet gebruikt zou moeten worden door onderwijsinstellingen. Onderwijsinstellingen gaan zelf over de inkoop en het gebruik van software en technologie en dragen daarin dus zelf verantwoordelijkheid. Ik roep onderwijsinstellingen daarom op om kritisch te kijken naar de door hen gebruikte software. Daarnaast roep ik ze op om bij de inkoop van software voldoende oog te hebben voor waarden zoals veiligheid, toegankelijkheid en inclusie. Onderwijsinstellingen hoeven dit niet alleen te doen, maar kunnen dit gezamenlijk doen via het dynamische aankoopsysteem (DAS) van SURF.

Naar boven