Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Van der Plas (BBB) aan de Ministers van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof en de Minister-President over stikstof (ingezonden 25 juli 2022).

Mededeling van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 3 augustus 2022).

Vraag 1

Herinnert u zich de 300 pagina’s aan memo’s die de Minister van Financiën op 15 juli naar de Kamer stuurde, waarin helder werd dat de emissiereductiedoelstelling van 39 kiloton die in het programma landelijk gebied staat, veel hoger is dan nodig om de nieuwe hogere doelen te bereiken?

Vraag 2

Herinnert u – de Minister van Financiën – zich dat u op 22 mei 2022 – dus voordat de stikstofbrieven naar de Kamer werden gestuurd – een memo kreeg, waarin stond:

«Deze doelstelling [een uitstootreductie van 30 tot 40 kton (bandbreedte)] is om meerdere redenen onwenselijk. Als meer dan 30 kton wordt gevraagd:

  • Ligt dat waarschijnlijk boven wat nodig is om aan het wettelijke doel te voldoen. Bij 30 kton emissiereductie komt 77% van de stikstofgevoelige natuurlijk onder de kdw, bij 40 kton is dat zelfs 82%.

  • De gekozen opgave van LNV past waarschijnlijk niet binnen het budget, alleen 30 kton past misschien niet binnen het budget, alleen kton past misschien net. Aangenomen dat compensatie voor boeren politiek en/of juridisch nodig is, laat een grove inschatting zien dat het 40-kton-scenario met € 34 miljard bijlange na niet binnen het budget past. Het 30 kton-scenario zou met € 24 miljard net kunnen passen, al laat dat geen ruimte voor ondersteuning, innovatie, etc.

  • Worden meer bedrijven geraakt dan nodig. Fors meer veehouderijen moeten stoppen of extensiveren om het doel te overshooten, terwijl dat niet strikt noodzakelijk is. Dat is politiek kwetsbaar en lijkt materieel onnodig.

  • Wordt ondoelmatigheid ingebouwd. De overshooting wordt vooral gerealiseerd bij bedrijven waarvan relatief weinig stikstof deponeert op stikstofgevoelige natuur.

  • En er worden keuzes gemaakt in de pakketten (veel extensiveren, geen reductiedoelstelling voor anderen sectoren en breed generiek beleid) waarbij het onduidelijk is of dit de beste mix is.

LNV lijkt ook een politiek doel na te streven met een 40kton doel. Door hoog in te zetten worden bijna alle boeren geraakt en deelt iedereen in de pijn, waar bij een lager doel een kleiner aantal boeren zeer hard geraakt wordt (stoppen). Dit kan worden gemotiveerd uit een visie op de landbouwsector na 2030, waarbij veel ingrijpender en breder wordt verbouwd dan nu strikt genomen vanuit de depositiedoelstelling noodzakelijk zou zijn.

Een meer evenredige verdeling van de pijn is mogelijk makkelijker te verkopen dan een gerichte aanpak. Dit is een politiek vraagstuk dat in de het licht van de CA afspraken en het bijbehorende budgettaire kader op basis van de huidige invulling niet past.»?

Vraag 3

Herinnert u zich ook de volgende tabel in dat memo:

Emissiereductie

23,5 kton

30 kton

40 kton

Ruimtelijke verdeling

Maximaal gericht

Gecombineerde aanpak:

i. ABCD-gebieden

ii. generiek

iii. gericht

iv. ringen rond N2000

Gecombineerde aanpak:

i. ABCD-gebieden

ii. generiek

iii. gericht

iv. ringen rond N2000

Aannames andere sectoren

50% emissiereductie cf. Commissie Remkes

PBL basispad volgens KEV 2021

PBL basispad volgens KEV 2021

Uitkomsten

Doelbereik: % onder kdw

74%

77%

82%

Aantal veehouderijen dat moet stoppen

5.300

11.200

11.200

Aantal veehouderijen dat moet extensiveren

Nvt

200

17.600

Kosten in mld EUR [bandbreedte]

10,4

23,5

[17,6 – 29,7]

34,2

[26,1 – 42,7]

Vraag 4

Deelt u de mening dat het essentieel voor het parlement is om over deze berekeningen te beschikken voor het nemen van een besluit over het programma landelijk gebied?

Vraag 5

Waarom verklaarde u in de antwoorden op Kamervragen dat: «Het kabinet acht het openbaar maken van niet-gevalideerde berekeningen die nog onderdeel zijn van de beleidsvoorbereiding niet in het belang van goede en democratische bestuursvoering.», terwijl het kabinet juist al zeer expliciet een keuze heeft gemaakt?

Vraag 6

Is het de normale gang van zaken om eerst besluiten te nemen – die nu weer zijn teruggedraaid tot voorgenomen beleid – en dan pas berekeningen te valideren om ze achteraf met de Kamer en de samenleving te delen?

Vraag 7

Is het mogelijk dat de plannen fors worden gewijzigd wanneer de berekeningen zijn gevalideerd?

Vraag 8

Welke Ministers waren ervan op de hoogte dat het Ministerie van Financien van mening was dat een reductie van 30 kiloton ruim voldoende is om de doelen te behalen?

Vraag 9

Welke Ministers waren ervan op de hoogte dat een reductie van 40 kiloton zou leiden tot 11.200 boeren die moeten stoppen en 17.600 veehouderijen die moeten extensiveren?

Vraag 10

Kunt u alle memo’s, notities en berekeningen over stikstof en aanverwante zaken die de Minister van Landbouw, de Minister voor Stikstof en de Minister van Algemene Zaken sinds maart 2021 hebben ontvangen, aan de Kamer doen toekomen op dezelfde manier waarop alle memo’s van de Minister van Financiën naar de Kamer zijn gestuurd?

Vraag 11

Kunt u ervoor zorgdragen dat alle memo’s, notities en berekeningen over stikstof, maar ook over aanverwante zaken zoals de relatie met de bouw(plannen) die de Ministers van Binnenlandse Zaken, de Minister voor Wonen en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat hebben ontvangen hebben sinds 2021, aan de Kamer worden gestuurd?

Vraag 12

Hoe verhoudt de zin «Bij de ruimtelijke vertaling van de stikstofreductie wordt uitgegaan van richtinggevend 39 kton NH3 reductie. Naar verwachting is 39 kton emissiereductie van NH3 nodig om ten minste de wettelijke omgevingswaarde van 74% onder de KDW te behalen.» die in de startnotitie landelijk gebied staat, zich tot de berekeningen van het Ministerie van Financiën die een totaal ander beeld geven? Deelt u de mening dat deze zin misleidend is?

Vraag 13

Heeft de Minister van Financiën (of haar woordvoerder namens haar) aan de Telegraaf laten weten: «Kaag wist tot maandag helemaal niet van de berekening»1?

Vraag 14

Klopt het dat zij helemaal niets wist van de berekeningen of wenst zij dat beeld bij deze te nuanceren?

Vraag 15

Herinnert u zich dat het kabinet een aantal maatregelen genomen heeft tot stikstofbeperking de afgelopen jaren en dat er dus een groot verschil zit of er wordt uitgegaan van de stikstofberekeningen in de KEV 2020 of de KEV 2021 (Klimaat en Energieverkenning)?

Vraag 16

Klopt het dat er grote verschillen zijn tussen de KEV 2020 en de KEV 2021 en dat de laatste de volgende zaken wel meeneemt:

  • het Schone Luchtakkoord;

  • het Klimaatakkoord;

  • het 7e Actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn;

  • het volledige bronmaatregelenpakket in het kader van de structurele aanpak stikstof van 24 april 2020; en

  • een reductie in andere stikstofbronnen van 15 procent (dat was nul procent voor de KEV2020)?

Vraag 17

Klopt het dat de veestapel tussen april 2018 en 2022 is afgenomen met ongeveer 1,5 miljoen varkens, 0,2 miljoen runderen en miljoenen kippen?

Vraag 18

Waarom is het RIVM bij de doorrekening van het akkoord uitgegaan van de (hogere) veestapel van 2018 in plaats van 2021 of 2022 en van de KEV2020 in plaats van de KEV2021? Is dat een keuze van het RIVM zelf geweest en is het mogelijk om de berekening te ontvangen gebaseerd op de laatste cijfers en de laatste KEV? Zo nee, waarom niet?

Vraag 19

Waarom is het RIVM bij de doorrekening van het akkoord uitgegaan van de totale depositie volgens het NEMA-model ZONDER correctie voor reeds toegepaste stalsystemen en andere volgens de RAV-lijst door de overheid goedgekeurde maatregelen waarin veehouders hebben geïnvesteerd om de emissies te verlagen? Is dat een keuze van het RIVM zelf geweest en is het mogelijk om de berekening te ontvangen gebaseerd op de laatste cijfers en de laatste KEV en de reducties via systemen op de RAV-lijst? Zo nee, waarom niet?

Vraag 20

Kan het kabinet inzage verlenen in wat de verwachte gevolgen zijn van de startnotitie landelijk gebied en 39 kiloton reductie en dan specifiek het aantal boeren dat moet stoppen, het aantal boeren dat moet extensiveren en de totale kosten voor de schatkist?

Vraag 21

Kunt u aangeven op welke termijn hoeveel PAS-melders gelegaliseerd zullen worden? Kunt u dat per maand aangeven: dus binnen twee maanden x melders, binnen drie maanden y melders etcetera?

Vraag 22

Blijft de kritische depositowaarde (KDW) in de wet staan of wordt de KDW uit de wet verwijderd en wordt er overgestapt op een andere set indicatoren? Kunt u aangeven wanneer dat gebeurt en van welke omstandigheden dat afhankelijk is?

Vraag 23

Wilt u per Natura-2000 gebied in de bijlage van de RIVM-notitie aangeven hoe groot het is (in hectare) en hoeveel procent van het Natura-2000 areaal in Nederland het beslaat?

Vraag 24

Wat, en welke gebieden, is het kleinste aantal Natura-2000 gebieden dat samen 50 procent en 74 procent van de oppervlakte van het Natura-2000 gebieden vormt?

Vraag 25

Is het juridisch mogelijk om boeren te onteigenen op basis van de KDW die maar een aspect van de natuurkwaliteit weergeven en op basis van het AERIUS-model en dus niet van metingen? Kunt u alle adviezen die daarover beschikbaar zijn aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 26

Klopt het dat het kabinet geen enkele juridische basis heeft om provincies te dwingen mee te werken aan het uitwerken van plannen in de startnotitie nationaal programma landelijk gebied nu duidelijk is dat daaronder geen wettelijke basis ligt? Zo nee, welke dwangmiddelen heeft het kabinet dan wel?

Vraag 27

Wilt u deze vragen een voor een en voor 15 augustus beantwoorden?

Mededeling

Op 25 juli jongstleden hebben de leden Omtzigt (Omtzigt) en Van der Plas (BBB) schriftelijke vragen gesteld over «stikstof» (kenmerk 2022Z15321).

De leden hebben in de schriftelijke vragen verzocht om beantwoording voor 15 augustus aanstaande. Een gedegen beantwoording van deze schriftelijke vragen, die ook een openbaarmakingsverzoek aan verschillende departementen bevatten, vergt echter meer tijd.

Het kabinet streeft ernaar de schriftelijke vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, en in ieder geval binnen de gebruikelijk termijn van zes weken, die van toepassing is in het geval dat om uitstel wordt verzocht.

Naar boven