Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de toepassing van de strafbeschikking op delicten waarop een maximumgevangenisstraf van meer dan zes jaar staat (ingezonden 4 mei 2022).

Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 13 juli 2022).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Buiten de rechter om deelde het OM straffen uit voor mishandeling en aanranding»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u ervan dat het Openbaar Ministerie (OM) naast haar eigen aanwijzing, ook het Wetboek van Strafvordering niet naleeft, door strafbeschikkingen op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsdelicten waarop meer dan zes jaar gevangenisstraf staat? Hoe kan het dat het OM strafbeschikkingen oplegt zonder een wettelijke grondslag?2 3

Antwoord 2

Laat ik voorop stellen dat er bij ernstige zeden- en geweldsdelicten altijd hard en adequaat moet worden opgetreden. Slachtoffers moeten worden geholpen. Daders moeten in beginsel worden gestraft. Het is van belang dat via strafrecht op een juiste wijze opvolging wordt gegeven aan dergelijke zaken.

Conform de OM beleidsregels is dagvaarden het uitgangspunt bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Dat betekent concreet dat een verdachte van dergelijke delicten in beginsel wordt vervolgd. Onder omstandigheden kan het OM er ook voor kiezen om een zaak af te doen middels een strafbeschikking. Of dat een passende methode is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De wens van slachtoffers speelt daarbij altijd een centrale rol.

Uit de cijfers is niet op te maken wat de reden is geweest om deze zaken met een strafbeschikking af te doen. Om dat inzichtelijk te maken, is OM deze zaken nader aan het onderzoeken door middel van dossieronderzoek. Ik heb hierover gesproken met het College van procureurs-generaal en het College heeft mij verzekerd dat het onderzoek met prioriteit wordt opgepakt. Na de zomer zal ik van het Openbaar Ministerie de resultaten van het dossieronderzoek ontvangen, waarna ik uw Kamer zal informeren.

Vraag 3

Is het voorgekomen dat het OM naast artikel 257a Sv (enkel een strafbeschikking opleggen voor delicten waarop zes jaar of minder gevangenisstraf staat), ook artikel 22b Sr (het taakstrafverbod) niet naleeft?

Antwoord 3

Op dit moment zijn er geen signalen dat het Openbaar Ministerie het taakstrafverbod niet correct zou toepassen. Een eerder onderzoek uit 2018 gaf daar ook geen aanleiding toe. Op dit moment verricht de procureur-generaal van de Hoge Raad een toezichtsonderzoek naar de praktijk van de OM-strafbeschikking. Mochten daar onregelmatigheden met betrekking de toepassing van artikel 22b Sr in naar voren komen, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Het toezichtsonderzoek zal naar verwachting eind van deze zomer gereed zijn.

Vraag 4

Wat vindt u ervan dat het slachtoffer slechter af kan zijn wanneer de zaak niet voor de rechter wordt gebracht, maar met een strafbeschikking van het OM wordt afgedaan? In hoeverre is het slachtoffer betrokken bij de keuze voor afdoening door het OM?

Antwoord 4

Vooropgesteld moet worden dat het van groot belang is dat ook bij een afdoening met een OM-strafbeschikking slachtofferrechten worden gerespecteerd. Bij de keuze tot een bepaalde afdoening houdt het Openbaar Ministerie, naast de ernst van het misdrijf en de persoon van de verdachte, altijd rekening met de belangen van slachtoffers.

De OM-strafbeschikking heeft onder andere als oogmerk veelvoorkomende criminaliteit snel af te kunnen doen. Ook het slachtoffer is gebaat bij een snelle afhandeling van de zaak. Om het belang van een goede afweging van het slachtofferperspectief te benadrukken heeft het OM ernstige spreekrechtwaardige feiten, zoals ernstige mishandelings- en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of nabestaanden te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik te willen maken expliciet als contra-indicatie opgenomen in de OM-Aanwijzing Strafbeschikking.

Vraag 5

Hoe kan het dat in uw antwoorden op de vragen van het lid Van der Werf en Sneller (beiden D66) het volgende wordt gesteld: «Ook bij ernstige zedendelicten zal het OM altijd overgaan tot dagvaarden van de verdachte(n).», terwijl uit de cijfers van Trouw blijkt dat ook ernstige zedendelicten af worden gedaan met een strafbeschikking?4

Antwoord 5

Uitgangspunt is inderdaad dat bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven wordt over wordt gegaan op dagvaarden van de verdachte. Zoals in het Trouw-artikel wordt vermeld, heeft het OM aangegeven hier op dit moment geen duidelijke verklaring voor te hebben (mogelijk is er sprake van verkeerde registratie). Zoals ik heb toegelicht bij het antwoord op vraag 2 is het OM deze zaken nader aan het onderzoeken door middel van dossieronderzoek. Naar verwachting zal dit dossieronderzoek na deze zomer worden afgerond en meer informatie hierover opleveren. Na de zomer zal ik uw Kamer hier nader over informeren.

Vraag 6

Deelt de u de mening dat capaciteitsgebreken niet mogen leiden tot beperking en/of inperking van de rechten van het slachtoffer? Zo ja/nee, waarom?

Antwoord 6

Ja. Slachtoffers hebben al genoeg mee gemaakt. De belangen van slachtoffers moeten, voor, tijdens en na een strafproces, nadrukkelijk worden gewaarborgd. Bovendien geldt dat capaciteitsgebreken nooit inbreuk mogen maken op (proces)rechten.

Op grond van het Coalitieakkoord zijn extra middelen beschikbaar voor de versterking van de justitiële keten, met name het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. Doel hiervan is de organisaties toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie en verbetering van de ketensamenwerking. U wordt later dit jaar geïnformeerd over de precieze besteding van de middelen.

Vraag 7

Hoe wordt in de toekomst voorkomen dat het OM delicten, waarop een gevangenisstraf staat van meer dan zes jaar, afdoet met een strafbeschikking?

Antwoord 7

Volgens de wet mag het OM geen strafbeschikkingen opleggen bij feiten met een strafbedreiging van meer dan zes jaar. Zoals gesteld is, en blijft, daarnaast het uitgangspunt van het OM zelf bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven dat er in beginsel wordt gedagvaard. Dit is verwoord in de Aanwijzing OM-strafbeschikking. Het is van belang dat dit uitgangspunt op de juiste wijze in de praktijk wordt toegepast. Dat neemt niet weg dat de officier van justitie de mogelijkheid heeft om van dit uitgangspunt af te wijken om te komen tot een op de zaak toegesneden afdoening. Dus onder omstandigheden kan het OM ook deze zaken (waarop niet meer dan zes jaar gevangenisstraf staat) met een strafbeschikking af doen. Of dat een passende methode is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Ik vind het belangrijk dat het OM via dossieronderzoek inzichtelijk maakt in welke gevallen er bij deze delicten is afgeweken van het uitgangspunt en de wettelijke vereisten. Naar aanleiding van de resultaten van het dossieronderzoek worden eventuele vervolgacties ondernomen om de praktijk – indien nodig – in overeenstemming te brengen met de wettelijke vereisten en het eigen uitgangspunt.


X Noot
1

Trouw: Buiten de rechter om deelde het OM straffen uit voor mishandeling en aanranding, 2-5-2022.

X Noot
2

Aanwijzing OM-strafbeschikking.

X Noot
3

In het bijzonder art. 257a Sv, dat bepaalt dat een strafbeschikking kan worden opgelegd voor delicten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat.

X Noot
4

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1674.

Naar boven