Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties over het toevoegen van de «koloniale oorlog in Indonesië» aan
Dodenherdenking (ingezonden 11 mei 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
17 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2888.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «FIN tégen herdenken Indonesische oorlogsmisdadigers
op 4 mei»1?
Vraag 2
Deelt u de mening dat het een klap in het gezicht van Indische Nederlanders is dat
het Comité 4 en 5 mei de officiële tekst, over wie we tijdens de Nationale Dodenherdenking
herdenken, heeft aangepast en wel zo dat de «koloniale oorlog in Indonesië» is toegevoegd
aan het memorandum?
Antwoord 2
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC) is een onafhankelijke organisatie die zelfstandig
besluit over de wijze waarop de herdenking op 4 mei wordt vormgegeven. Sinds 1961
worden alle burgers en militairen die «in het belang van het Koninkrijk zijn gevallen»
herdacht. Zowel de Japanse bezetting als de periode 1945–1949 zijn derhalve impliciet
al decennia verankerd in de Nationale Herdenking. De aanpassing die dit jaar door
het Nationaal Comité 4 en 5 mei is doorgevoerd, betreft het in naam noemen van de
koloniale oorlog in Indonesië voorafgaand aan de twee minuten stilte. Hiermee wordt
verwezen naar alle Nederlandse én Indonesische slachtoffers die tijdens dit conflict
vielen. Daarnaast wordt bij de kranslegging voor burgerslachtoffers in Azië vanaf
dit jaar ook honger en dwangarbeid als doodsoorzaak genoemd. Het NC heeft betrokken
ministeries geïnformeerd over de aanpassing, verder is de aanpassing in lijn met de
terminologie die door het kabinet wordt gehanteerd2.
Vraag 3
Bent zich bewust van het feit dat nu «alle Nederlandse en Indonesische slachtoffers»
herdacht worden, dus ook Indonesiërs die vochten voor de toenmalige vijand, waaronder
oorlogsmisdadigers?
Antwoord 3
Tijdens de Nationale Herdenking worden slachtoffers herdacht, dat is niet hetzelfde
als zij die vochten en eventuele plegers van oorlogsmisdaden. Ik ben mij ervan bewust
dat tijdens de Nationale Herdenking zowel Nederlandse als Indonesische slachtoffers
worden herdacht.
Vraag 4
Waarom zijn de Indische Nederlanders niet gekend in deze ongewenste toevoeging, waarmee
onnodig afbreuk wordt gedaan aan het nationale karakter van de herdenking?
Antwoord 4
Het NC is een onafhankelijke organisatie die zelfstandig besluit over de wijze waarop
de herdenking op 4 mei wordt vormgegeven. Dit betreft ook eventuele tekstaanpassingen
van het memorandum en de partijen die hierbij worden betrokken. Het NC is overigens
continu in gesprek met verschillende (Indische) organisaties en belangengroepen.
Vraag 5
Heeft u de bereidheid om er bij het Comité 4 en 5 mei op aan te dringen dat deze pijnlijke
toevoeging wordt teruggedraaid? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Ik zie geen aanleiding op aandringen tot terugdraaien van de toevoeging, zie ook mijn
antwoord op vraag (2).
Vraag 6
Deelt u de mening dat de Bersiapperiode steeds meer naar de achtergrond gedrukt lijkt
te worden, omdat eerst het Rijksmuseum de term wilde schrappen en nu het herdenken
onder druk staat?
Antwoord 6
Deze mening deel ik niet. Er is de afgelopen tijd op verschillende manieren veel aandacht
geweest voor de periode in voormalig Nederlands-Indië direct na de Tweede Wereldoorlog,
dus ook voor de voor de periode die in Nederland bekend staat als de Bersiap. Het
kabinet hoopt dat deze aandacht en het onderzoeksprogramma «Onafhankelijkheid, geweld
en Oorlog in Indonesië, 1945–1950» helpen deze periode een plaats te geven in de Nederlandse
geschiedenis.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de Bersiap, waarbij vlak na de Tweede Wereldoorlog genocide
werd gepleegd op landgenoten en waar op grote schaal werd gemarteld, verkracht en
vermoord, nooit vergeten mag worden? Zo ja, heeft u alsnog de bereidheid om een Bersiap-monument
te realiseren in Den Haag, de stad die als weduwe van Indië mag worden beschouwd?
Antwoord 7
Kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië dient verankerd te worden
in de Nederlandse samenleving, ook de zwarte bladzijden, op een wijze die recht doet
aan de historische feiten. Het is aan de samenleving, zoals maatschappelijke organisaties
en musea, om vorm te geven aan hoe dat moet gebeuren, bijvoorbeeld met behulp van
tentoonstellingen of monumenten.