Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over
het gebrek aan ingrijpen door de politie bij een automobilist die een demonstrant
opzettelijk aanrijdt (ingezonden 15 april 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 30 mei
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2632.
Vraag 1
Heeft u de beelden gezien van een automobilist die een demonstrant opzettelijk aanrijdt
tijdens een demonstratie voor de vliegbasis in Leeuwarden?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van deze beelden.
Vraag 2 en 3
Hoe beoordeelt u de beelden?
Wat vindt u ervan dat de politie niet ingrijpt?
Antwoord 2 en 3
De politie heeft mij laten weten dat ter plaatse de inschatting is gemaakt dat ingrijpen
niet noodzakelijk was, omdat de situatie zich snel heeft opgelost. Wel zijn verklaringen
opgenomen van alle betrokkenen. Het politieoptreden vond plaats onder verantwoordelijkheid
van het lokaal gezag. Het is niet aan mij als Minister om hierover op basis van videobeelden
een oordeel te geven. Op individuele gevallen kan ik niet ingaan, noch op de kwalificatie
of sprake is van een opzettelijke aanrijding.
Vraag 4
Klopt het dat de politie een intern onderzoek is gestart?
Antwoord 4
Bij de politie en de Koninklijke Marechaussee zijn klachten ingediend. Deze worden
volgens de daarvoor geldende procedures behandeld. Daarnaast is door de betrokkene
aangifte gedaan tegen de automobilist.
Vraag 5
Wordt het Openbaar Ministerie (OM) bij dit onderzoek betrokken om te beoordelen of
er strafbare feiten zijn gepleegd?
Antwoord 5
De door betrokkene ingediende aangifte is onder verantwoordelijkheid van de officier
van justitie behandeld. Inmiddels is door de officier van justitie besloten dat er
geen reden is tot vervolging en is het onderzoek gesloten.
Vraag 6
Wat is het juridisch kader aan de hand waarvan zal worden beoordeeld of de politie
had moeten ingrijpen?
Antwoord 6
Algemeen uitgangspunt bij het in goede banen leiden van demonstraties is dat het grondwettelijk
demonstratierecht zoveel mogelijk moet worden geëerbiedigd. Wat dat in een concreet
geval heeft te betekenen, is ter beoordeling aan de politie en het lokaal gezag.
Vraag 7
Op welke manier zal van deze casus worden geleerd door de politie?
Antwoord 7
In het algemeen worden ervaringen rondom demonstraties besproken binnen de
politieorganisatie en in de driehoek om daar lessen uit te trekken ten behoeve van
toekomstige demonstraties. Op individuele gevallen kan ik niet ingaan.
Vraag 8 en 9
Erkent u dat demonstreren geen gunst is maar een recht en dat geweld om mensen te
beletten te demonstreren te allen tijde ontoelaatbaar is?
Erkent u dat het aan het lokale gezag is, waaronder de politie, om zich tot het uiterste
in te spannen een demonstratie te faciliteren? Zo ja, vindt u dat dit hier voldoende
is gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
Het demonstratierecht is een groot goed en wordt door de politie zoveel als mogelijk
gefaciliteerd, onder gezag van de burgemeester. In sommige gevallen bestaan er grenzen
aan dit recht, bijvoorbeeld ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het
is aan het lokaal gezag en (in voorkomende gevallen) uiteindelijk aan de rechter om
te bepalen wat de precieze reikwijdte van het demonstratierecht is. Over het optreden
van de politie onder gezag van de burgemeester wordt desgevraagd verantwoording afgelegd
aan de gemeenteraad. Als Minister treed ik daar niet in.
Vraag 10
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen de vastgestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 10
Waar dit voor de beantwoording van de vragen van belang is, zijn deze afzonderlijk
beantwoord.