Vragen van het lid Kathmann (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de mogelijkheid van vervolging van klanten van minderjarige cocaïnedealers (ingezonden 15 september 2021).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 187.

Vraag 1

Kent u het bericht «PvdA wil dat klanten van minderjarige cokedealers gestraft worden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van de genoemde fractievoorzitter dat vervolging van afnemers van minderjarige cocaïneverkopers kan helpen bij het bestrijden van de drugscriminaliteit in het algemeen en specifiek bij het stoppen van de ontwrichtende werking van drugsverkoop op het leven van die jongeren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Zowel het verkopen als het in bezit hebben van cocaïne is strafbaar. Daarmee lopen zowel (minderjarige) verkopers als kopers het risico op vervolging. In algemene zin draagt de vervolging van deze personen bij aan de bestrijding van drugscriminaliteit. Voor het voorkomen van de ontwrichtende werking van drugsverkoop is naast de repressieve aanpak van drugscriminaliteit ook een preventieve aanpak van belang en daar zet ik dan ook de komende jaren flink op in. Daarover heb ik uw Kamer op 4 oktober jl. geïnformeerd.2

Vraag 3

Deelt u de mening van de fractievoorzitter dat er meer prioriteit zou moeten komen bij het opsporen en vervolgen van klanten van minderjarige drugsdealers? Zo ja, hoe kan dat bewerkstelligd worden? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en wat moet er dan wel gebeuren om aan deze praktijken een einde te maken?

Antwoord 3

Het stellen van prioriteiten in de opsporing gebeurt in de regionale en lokale driehoek. De problematiek verschilt per regio en per gemeente. In de ene gemeente valt meer te verdedigen dat deze vorm van criminaliteit prioritair moet worden opgepakt dan in de andere. Ik laat die afweging graag daar. Tegelijkertijd zet het kabinet zich landelijk in voor meer capaciteit en middelen voor de gehele brede aanpak van ondermijnende criminaliteit. Recent is uw Kamer daarover geïnformeerd via de eerdergenoemde brief.

Vraag 4

Ziet u praktische of juridische problemen bij het leggen van meer prioriteit bij het opsporen en vervolgen van klanten van minderjarige drugsdealers? Zo ja, welke en hoe kunnen die worden weggenomen?

Antwoord 4

Tekort aan capaciteit zou het prioriteren van deze problematiek in de weg kunnen staan in bepaalde gemeenten. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 investeert het kabinet de komende jaren onder andere in capaciteit van de politie. Juridische problemen bij het leggen van meer prioriteit bij deze vorm van criminaliteit, zie ik niet.

Vraag 5

Acht u het nodig om wetgeving te maken waardoor het kopen van drugs bij minderjarige dealers zwaarder bestraft kan worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Het Openbaar Ministerie houdt bij het bepalen van de strafeis rekening met de aard en omstandigheden van het geval. Ook de rechter doet dat bij het bepalen van het vonnis. De wet biedt genoeg ruimte om daders zwaarder te straffen, bijvoorbeeld indien sprake is van een minderjarige verkoper. Aanpassing van de wet acht ik om die reden niet nodig.


X Noot
1

AT5, 19 oktober 2019, «PvdA wil dat klanten van minderjarige cokedealers gestraft worden», https://www.at5.nl/artikelen/197261/pvda-wil-dat-klanten-van-minderjarige-cokedealers-gestraft-worden

X Noot
2

Brief: «Extra investeringen in het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit», d.d. 4 oktober 2021.

Naar boven