Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 227 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 227 |
Wat is uw reactie op de twee uitspraken van de Raad van State van 28 juli over het terugsturen van vluchtelingen naar Griekenland.1 2
In de in uw vraag genoemde uitspraken overweegt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat uit de beschikbare informatie het beeld naar voren komt dat de Griekse autoriteiten, ondersteund door verschillende ngo's, weliswaar niet onverschillig staan tegenover de situatie van statushouders, maar dat zij in de praktijk vaak niet kunnen voorkomen dat statushouders in een situatie terecht komen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen. De Afdeling concludeert dat onvoldoende is gemotiveerd dat ten aanzien van Griekenland kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de leefomstandigheden van statushouders bij terugkeer naar Griekenland niet de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid (materiële deprivatie) bereiken als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (het arrest Ibrahim). In mijn brief van 30 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de gevolgen van deze uitspraken voor vreemdelingen die in Nederland asiel aanvragen, maar al internationale bescherming hebben in Griekenland.
De Afdeling constateert een motiveringsgebrek ten aanzien van het kunnen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eerder, met name in een uitspraak van 30 mei 2018, oordeelde de Afdeling dat de situatie in Griekenland voor statushouders moeilijk is, maar niet zo slecht dat zij niet naar dat land konden terugkeren.3 Door nieuwe ontwikkelingen komt de Afdeling nu, in de twee uitspraken van 28 juli 2021, tot een ander oordeel. Daarbij heeft zij actuele informatie en rapporten van verschillende partijen, waaronder ngo’s, over de situatie in Griekenland voor statushouders betrokken.
Uit die beschikbare informatie komt onder meer het beeld naar voren dat een verslechterde situatie voor statushouders in Griekenland is ontstaan door de Griekse wetswijziging van maart 2020. Die wetswijziging heeft tot gevolg dat de periode waarbinnen een statushouder de opvang voor asielzoekers moet verlaten en een zelfstandige woonruimte moet vinden, is teruggebracht van zes maanden naar één maand. De wetswijziging ging bovendien gepaard met een significante toename van het aantal positieve beslissingen op asielaanvragen, wat de druk op de beschikbare voorzieningen in Griekenland nog verder deed toenemen. De situatie van statushouders in Griekenland dient door mij nader te worden onderzocht en beoordeeld. Om een volledig en actueel beeld te krijgen van de situatie voor terugkerende statushouders naar Griekenland, zet ik in op een feitenonderzoek.
Hoe kan het dat u de Kamer heeft voorgehouden dat de situatie in Griekenland verbetert, terwijl de Raad van State het tegenovergestelde concludeert?
Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de situatie in Griekenland. Daarbij is met name ingegaan op de situatie van asielzoekers die is verbeterd. In het bijzonder voor wat betreft de opvang van asielzoekers en irreguliere migranten op de Griekse eilanden.4 Ten aanzien van de Griekse statushouders bent u onder meer op 1 februari jl. per brief geïnformeerd over de uitvoering van het Nederlandse terugkeerbeleid.5 Daarin beschreef ik dat de IND, en eventueel de rechter in beroep, destijds heeft geoordeeld dat terugkeer van statushouders naar Griekenland niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM. In deze beantwoording heb ik niet uitgeweid over de situatie van deze groep in Griekenland. Enkele maanden later – in mijn brief van 25 juni jl. – heb ik de integratie van statushouders genoemd als een punt van zorg.6
Over de inzet van het kabinet ten aanzien van de situatie van asielzoekers en irreguliere migranten in Griekenland, is uw Kamer uitvoerig geïnformeerd. Specifiek ten aanzien van de problematiek van secundaire migratie als gevolg van doorreizende statushouders vanuit Griekenland heb ik reeds samen met enkele andere lidstaten bij de Europese Commissie aangedrongen op het vinden van oplossingen voor deze groep.7 Onderdeel daarvan zou aanvullende integratiesteun kunnen zijn. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de voorzieningen die de Griekse overheid ook aan eigen onderdanen biedt. Wat mij betreft is dat echter niet voldoende en biedt dat geen oplossing op de korte termijn. Samen met mijn collega’s zal ik dan ook blijven aandringen op aanvullende maatregelen. Hierover vindt overleg plaats met onze Europese partners. Het uitgangspunt is dat statushouders dezelfde rechten en toegang tot werk, onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale voorzieningen moeten hebben als de onderdanen van een land waar zij die bescherming genieten.
Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer naar het verslag van mijn bezoek aan Griekenland. Over deze specifieke problematiek heb ik ook toen met mijn Griekse ambtsgenoot gesproken. Wij hebben afgesproken onze nauwe samenwerking en dialoog over de verschillende onderwerpen voort te zetten.8
Deelt u de mening dat de opvang van vluchtelingen een gedeelde Europese verantwoordelijkheid is en dat alle lidstaten hun eerlijke deel daarvan moeten opvangen?
Het kabinet is voorstander van een solidariteitsmechanisme dat een eerlijke verdeling van solidariteit en verantwoordelijkheid garandeert tussen Lidstaten, daaronder begrepen herplaatsing op basis van objectieve criteria. Hierop wordt ook ingezet bij de onderhandelingen over de Commissievoorstellen van 23 september 2020 op het gebied van asiel en migratie.
ECLI:NL:RVS:2018:1795. ECLI:NL:RVS:2018:1795, Raad van State, 201706354/1/V3 (rechtspraak.nl)
Zie bijv. het verslag van het Schriftelijke Overleg ter voorbereiding op de JBZ-raad van 7–8 juni jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 686) maar ook Kamerstuk 27 062, nr. 123.
Zie bijv. ook het verslag van het Schriftelijke Overleg ter voorbereiding op de JBZ-raad van 15–16 juli jl. Kamerstuk 32 317, nr. 701
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-227.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.