Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over suïcide onder agenten waarbij het dienstwapen is gebruikt (ingezonden 18 januari 2022).

Mededeling van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 februari 2022).

Vraag 1

Klopt het dat de handleiding «Handleiding leidinggevende Beheer (gewelds)bevoegdheid en middelen» waar u naar verwijst in antwoord op eerdere vragen, is opgesteld in 2019? Waarom heeft het, na de toezegging in 2017, nog zo lang geduurd voordat er een handreiking lag?1

Vraag 2

Vindt u dat deze handleiding recht doet aan het volgende advies uit het onderzoeksrapport van ARQ: «Maak eenduidige regelgeving voor het innemen en teruggeven van het dienstvuurwapen, en schrijf op basis hiervan een praktische handleiding. De beslissing om een dienstwapen in te nemen of terug te geven is nooit makkelijk, maar leidinggevenden kunnen hierin wel beter ondersteund worden. Wij adviseren om dit te doen aan de hand van een praktische handleiding of afwegingskader. Ter voorbereiding op de inname of teruggave van het dienstvuurwapen kan de leidinggevende zich laten adviseren door een poortwachter.»? Zo ja, hoe krijgen leidinggevenden in deze richtlijn daadwerkelijk praktische ondersteuning over bijvoorbeeld welke signalen van psychische nood ernstig genoeg zijn om het dienstwapen in te nemen? Zo nee, waarom is geen opvolging gegeven aan dit advies?2

Vraag 3

Hoe kan het dat de gesprekshandleiding waar u naar verwijst pas in 2022 gereed is, terwijl deze in 2017 al is toegezegd?

Vraag 4

Kunt u de vraag of de conclusies van het gesprek tussen de Inspectie Justitie en Veiligheid en de nabestaanden kunnen worden vastgelegd alsnog beantwoorden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Waar baseert u de cijfers op, die u geeft in de beantwoording op de vraag 5? Kunt u deze gegevens openbaar maken? Zo nee, waarom niet? Hoeveel gevallen zijn er tot nu toe voor 2021 bekend?

Vraag 6

Hoe vaak is er de afgelopen vijf jaar tussentijds het dienstwapen ingenomen?

Vraag 7

Deelt u de mening dat alleen al het vermoeden dat de politie, als eigenaar van en als toerzichthouder op het vuurwapen in de zaak met fatale afloop waar de Kamervragen betrekking op hadden, mogelijk heeft nagelaten voldoende preventieve veiligheidsmaatregelen te treffen grondig onderzoek rechtvaardigt? Zo ja, hoe zou dat onderzoek er volgens u uit moeten komen te zien? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Klopt het dat vooralsnog geen strafrechtelijk onderzoek wordt verricht naar de verantwoordelijkheid van de politie als werkgever, omdat dit niet mogelijk zou zijn vanwege de strafrechtelijke immuniteit die de Staat in deze kwestie zou hebben? Is deze zienswijze volgens u juist?

Vraag 9

Hoe verhoudt de beslissing om geen onderzoek te verrichten naar de rol van de Staat in deze zaak zich tot onder andere het recht op leven, het recht op bescherming tegen geweld en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op dit gebied?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over suïcide onder agenten waarbij het dienstwapen is gebruikt (ingezonden 18 januari 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 980

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 29 628, nr. 498

Naar boven