Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het handelen van de politie inzake overleden minderjarige slachtoffers van mensensmokkel (ingezonden 2 november 2021).

Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 3 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 796.

Vraag 1

Bent u bekend met de eerdere Kamervragen over de dood van Hieu en Quyen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5

Wat vindt u ervan dat de versie van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betwist wordt door de verhalen van het Nederlandse Openbaar Ministerie (OM) en die van uw Belgische, federale collega?2

Blijft u erbij dat er sprake was van een verdenking van mensensmokkel en dat het doorlatingsverbod niet van toepassing was? Kunt u uw antwoord toelichten?

Wat is uw reactie op de verhalen van het OM en de Belgische regering?

Wat is uw standpunt over de legitimiteit van de grensoverschrijdende observatie en het niet toepassen van het doorlatingsverbod? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 2, 3, 4, 5

Er is op dit moment geen aanleiding om af te wijken van hetgeen ik hierover eerder aan uw Kamer heb bericht. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat die beantwoording overeenkomt met de feitelijke gang van zaken in deze zaak. In de beantwoording van 31 maart 2021 is aangegeven dat op basis van verdenking mensensmokkel een observatieteam (OT) van de politie is ingezet om zicht te krijgen op de bewegingen van de betreffende Vietnamese jongens en op degenen die zich daarbij mogelijk schuldig zouden maken aan mensensmokkel. Het OT is de jongens, in het kader van de grensoverschrijdende observatie, gevolgd tot een adres in België. De grensoverschrijding van de politie is gemeld aan de Belgische autoriteiten. De Belgische autoriteiten hebben toestemming verleend voor voortzetting van de observatie.

Het bevel voor observatie is gegeven op basis van een verdenking van mensensmokkel. Deze verdenking was echter niet zodanig concreet dat sprake was van concrete wetenschap van mensensmokkel in de zin van het doorlaatverbod. Omdat er op dat moment geen concrete wetenschap van mensensmokkel was, is er volgens het OM geen sprake geweest van doorlaten op grond van artikel ex artikel 126ff Wetboek van Strafvordering. Daarnaast zijn de jongens steeds onder controle geweest van het Nederlandse observatieteam waarna in afstemming het initiatief is overgedragen aan de Belgische autoriteiten. Het voorgaande proces en contact met de Belgische autoriteiten is ook weergegeven in de reactie van de Belgische overheid aan de Belgische Volksvertegenwoordiging van 30 september 2020.3

Vraag 6, 7

Bent u bereid, nu er drie verschillende verhalen zijn, een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de observatie van de taxi, het doorlaten van de taxi met daarin mogelijke slachtoffers van mensensmokkel en het voorkomen van de dood van Hieu en Quyen? Wilt u daarbij in ieder geval de volgende onderzoeksvragen opnemen: wat was de feitelijke gang van zaken, hoe is de samenwerking tussen Nederland en België verlopen en had de dood van Hieu en Quyen voorkomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid, nu er drie verschillende verhalen zijn, een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de observatie van de taxi, het doorlaten van de taxi met daarin mogelijke slachtoffers van mensenhandel en het voorkomen van de dood van Hieu en Quyen? Wilt u daarbij in ieder geval de volgende onderzoeksvragen opnemen: wat was de feitelijke gang van zaken, hoe is de samenwerking tussen Nederland en België verlopen en had de dood van Hieu en Quyen voorkomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6, 7

In de antwoorden aan de Tweede Kamer is aangegeven dat naar aanleiding van deze zaak gereflecteerd zal worden op de ketensamenwerking en worden bezien welke mogelijke lessen hieruit getrokken kunnen worden. Deze interne reflectie heeft plaatsgevonden met alle betrokken ketenpartners. Er is bezien op welke vlakken de samenwerking verbeterd en versterkt kan worden. Zo is er gesproken over mogelijkheden om de communicatie te verbeteren tussen alle betrokken partijen en de mogelijkheden om samenwerking op internationaal gebied te versterken. Op operationeel niveau vindt ook samenwerking plaats, indien hier aanleiding voor is, vanuit onder andere de politie en de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast zal naar aanleiding van deze casus de Belgische politie samen met de Nederlandse politie reflecteren op de operationele samenwerking en bezien welke mogelijke lessen hieruit getrokken kunnen worden. Op basis van het voorgaande en de bovenstaande antwoorden is geconcludeerd dat een nader extern onderzoek niet nodig is. Zoals eerder aangegeven (1) is internationale samenwerking cruciaal. Vandaar ook dat samenwerking en informatie-uitwisseling bij de bestrijding van de mogelijke internationaal opererende criminele netwerken op Europees niveau plaatsvindt in het kader van EMPACT, ondersteund door Europol.

Binnen EMPACT Trafficking in Human Beings (THB) is er ook een nieuw programma dat zich richt op het onderwerp Vietnamese THB.

Nederland is samen met Duitsland en Spanje projectleider van dit programma.

Naar boven