Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Arrest vermogenstaks volgend hoofpijndossier voor fiscus» (ingezonden 28 december 2021).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 28 januari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1422.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van bovenstaand artikel?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich mijn vragen van 16 augustus 2021 naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland dat de belasting op spaartegoeden en beleggingen zoals de fiscus sinds 2017 oplegt strijdig is met het Europees discriminatieverbod, en dat ik u onder meer vroeg of u van mening was dat deze uitspraak wederom aantoont dat nog meer snelheid is geboden om de forfaitaire heffing in box 3 op basis van een veronderstelde vermogensmix die niet overeenstemt met werkelijk behaald rendement aan te pakken?2

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u gezien de zeer recente uitspraak van 24 december 2021 van de Hoge Raad nogmaals antwoord geven op de vraag of u van mening bent dat de huidige box 3 heffing nog tot 2025 overeind kan blijven, nu naast bovengenoemde uitspraak ook deze uitspraak er van de Hoge Raad er ligt? Indien ja, zou u dat dan willen onderbouwen?

Antwoord 3

De wetgeving is momenteel niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad. Het is onwenselijk om deze situatie voort te laten bestaan tot de invoering van de vermogensrendementsheffing over het werkelijke rendement met de beoogde inwerkingtredingsdatum 2025. Onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn om de wetgeving eerder aan te passen.

Vraag 4

Hoewel systeemtechnische uitdagingen er mede verantwoordelijk voor zijn dat de datum van het invoeren van een heffing op werkelijk rendement nu staat op 2025, zou u kunnen aangeven welke acties wel mogelijk zijn om deze datum naar voren te kunnen halen? Welke processen en systeemaanpassingen kunnen versneld worden, tegen welke kosten, en wat zijn de consequenties voor andere projecten met ICT-gevolgen bij de belastingdienst? En wat zou dan een zo vroeg mogelijke datum zijn om de heffing op werkelijk rendement, of elementen daarvan, eerder uit te voeren?

Antwoord 4

De mogelijkheden om de wetgeving op een verantwoorde wijze eerder aan te passen dan per 2025 zijn onder andere afhankelijk van de technische maakbaarheid van de systemen van de Belastingdienst, de uitvoerbaarheid waaronder de ruimte in het IV-portofolio, de aanlevering van gegevens door ketenpartners, het doenvermogen van burgers en de beschikbare tijd voor een zorgvuldig wetgevingsproces. Momenteel worden diverse opties onderzocht om de wetgeving aan te passen.

Vraag 5

Wanneer kan de kamer een reactie van het kabinet op de uitspraak van de Hoge Raad tegenmoet zien, inclusief hoe om te gaan met de bezwaarschriften?

Antwoord 5

Op 2 februari is een debat ingepland waarbij wij hierover met elkaar van gedachte zullen wisselen.

Bijlage: Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl


X Noot
1

Financieele Dagblad, 27 december 2021, «Arrest vermogenstaks volgend hoofpijndossier voor fiscus»; https://fd.nl/politiek/1425250/vermogenstaks-volgende-hoofdpijndossier-belastingdienst-en-nieuw-kabinet

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3986

Naar boven