Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de Minister-President over nevenfuncties van de
demissionair Minister van Defensie (ingezonden 27 september 2021).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 30 september 2021).
Vraag 1
Op het cv van de heer Kamp als demissionair Minister van Defensie staat niet vermeld
dat de heer Kamp lid is van de Colleges financieel toezicht van respectievelijk Aruba,
Curaçao en Sint Maarten, en Bonaire, Sint Eustatius en Saba; terwijl op de internetsite
van deze colleges de heer Henk Kamp wel als lid van deze colleges staat vermeld. Klopt
het dat de heer Kamp nog lid is van deze colleges?1, 2
Antwoord 1
De heer Kamp heeft voorafgaand aan zijn beëdiging verklaard zijn betaalde en onbetaalde
nevenfuncties neer te leggen en hiervan mondeling mededeling gedaan aan de genoemde
colleges. Deze opzegging heeft hij op 25 september 2021 schriftelijk bevestigd aan
de Staatssecretaris van BZK, de heer Knops. De heer Kamp heeft vanaf het moment van
zijn verklaring geen werkzaamheden meer verricht voor de genoemde colleges. Het daadwerkelijke
ontslag zal nog formeel zijn beslag krijgen in een koninklijk besluit.
Vraag 2
Klopt het dat de heer Kamp na zijn benoeming tot demissionair Minister van Defensie
zijn functies als lid van de genoemde colleges niet met onmiddellijke ingang heeft
neergelegd?
Antwoord 2
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
In geval de heer Kamp deze nevenfuncties nog niet heeft opgezegd, hoe verhoudt zich
dat dan tot de Rijkswet financieel toezicht waar expliciet in artikel 3 bepaald is
dat een lid van een dergelijk college niet tevens Minister of Staatssecretaris kan
zijn? Deelt u de mening dat de heer Kamp daarom geen lid meer is of kan zijn van een
van de genoemde colleges? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Heeft u de heer Kamp toestemming gegeven zijn nevenfuncties als collegelid te behouden?
Zo ja, op grond van welke overweging en hoe verhoudt zich dat tot de regel dat bewindspersonen
geen nevenfuncties mogen hebben? En zo ja, heeft u daar de Kamer conform de regels
uit het Handboek voor bewindspersonen (het Blauwe Boek) van op de hoogte gesteld?
Zo nee, waarom heeft u die toestemming niet gegeven?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de leden van de genoemde colleges hun functie onafhankelijk
moeten kunnen uitoefenen? Zo ja, deelt u dan de mening dat een lid van een dergelijk
college die de Rijksministerraad moet informeren en adviseren, niet onafhankelijk
kan zijn als hij zelf ook Minister is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe kan
een lid van de ministerraad zichzelf dan onafhankelijk adviseren?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Indien de heer Kamp zijn functie als collegelid, al dan niet tijdelijk, heeft neergelegd
of gaat neerleggen, wordt zijn functie dan ingevuld en zo ja door wie? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Op dit moment is over de opvolging van de heer Kamp nog niets bekend. De Staatssecretaris
van BZK zal u over de opvolging van de heer Kamp informeren.
Vraag 7
Indien er geen op voordracht van Nederland benoemd lid in een van de colleges zitting
heeft, betekent dat dan dat als de begrotingen van de eilanden beoordeeld moeten worden
en de colleges daarover advies moeten uitbrengen, er geen namens Nederland voorgedragen
lid is? Zo ja, deelt u de mening dat dat ongewenst is en dat er daarom spoedig iemand
op voordracht van Nederland benoemd dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het is wenselijk om zo snel als verantwoord mogelijk is te voorzien in de opvolging.
De Staatssecretaris van BZK zal u over de opvolging van de heer Kamp informeren.
Vraag 8
Bestaat er een door de rijksoverheid bijgehouden centraal register waarin de nevenfuncties
van bewindspersonen openbaar gemaakt worden? Zo ja, waar is dat register te vinden?
Zo nee, waarom niet? En zo nee, bent u bereid een dergelijk register alsnog in te
richten?
Antwoord 8
Er bestaat geen centraal register waarin de nevenfuncties van bewindspersonen openbaar
gemaakt worden. Het uitgangspunt bij aanvaarding van het ministerschap is dat de aangezochte
bewindspersoon zijn nevenfuncties opgeeft (Zie hiervoor de brief van Balkenende van
20 december 2002, Kamerstuk 28 754, nr. 1).3 Onder omstandigheden wordt hiervan afgeweken, en wordt hiervan melding gemaakt in
een brief aan de Tweede Kamer. Nevenfuncties kunnen voorts, waar aan de orde, worden
vermeld op de CV’s van bewindspersonen op www.rijksoverheid.nl/bewindspersonen.