Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over wrakingsregels bij een hoorzitting van de huurcommissie (ingezonden 22 december 2021).

Mededeling van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen 17 januari 2022).

Vraag 1

Klopt het dat artikel 31 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte behelst dat de zittingsvoorzitter en/of -leden voor aanvang van de behandeling kunnen worden gewraakt?

Vraag 2

Is het correct om aan te nemen dat dit wetsartikel ervoor zorgt dat in geval van een gedurende de hoorzitting opkomende (schijn van) partijdigheid niet kan worden gewraakt aangezien dat niet voor aanvang van de zitting is?

Vraag 3

Klopt het dat deze gang van zaken afwijkt van het gebruik bij een gang naar de rechter waar een wrakingsverzoek ook gedurende een proces kan worden gedaan (gebaseerd op artikel 36 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering)?

Vraag 4

Waarom is bij de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte afgeweken van dit principe? Is hier bij het maken van de wet destijds een goede reden voor geweest? Zo ja, welke?

Vraag 5

Deelt u de mening dat huurders dezelfde rechten zouden moeten hebben tijdens een hoorzitting als tijdens een regulier proces? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?

Vraag 6

Beschouwt u deze discrepantie als een lacune in de wet? Zo ja, bent u bereid hiernaar te kijken en een aanpassing van de wet voor te stellen? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

Hiermee deel ik u mee dat de aan mij gestelde vragen van het lid Nijboer (PvdA) over de wrakingsregels bij een hoorzitting van de Huurcommissie, ingezonden op 22 december 2021 met kenmerk 2021Z24110, niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is meer tijd nodig vanwege overleg met de Huurcommissie. Uw Kamer ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.

Naar boven