Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over schriftelijke vragen van 27 augustus 2021 over de beantwoording van prejudiciële vragen van het Hof Arnhem-Leeuwarden door de Hoge Raad van 2 juli 2021 (ingezonden 22 september 2021).

Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 30 september 2021).

Vraag 1, 2,4

Heeft u kennis genomen van bovenvermelde schriftelijke vragen van 27 augustus 2021 en in het bijzonder van het verzoek in vraag 13 om deze vragen binnen één week te beantwoorden, aangezien de tijd voor belastingplichtigen dringt met betrekking tot hun bezwaarprocedures?

Bent u zich ervan bewust dat veel belastingplichtigen de beantwoording van deze schriftelijke vragen nauwkeurig volgen en in afwachting zijn van uw reactie?

Bent u zich ervan bewust dat het uitblijven van een reactie van uw zijde, ondanks het uitdrukkelijke verzoek, ook een signaal afgeeft dat u onvoldoende de urgentie erkent tot beantwoording van deze vragen inzake de voor veel belastingplichtigen dringende problematiek?

Antwoord 1, 2, 4

Het is helaas niet gelukt om de Kamervragen binnen een week te beantwoorden, maar ik erken de urgentie van de dringende problematiek voor veel belastingplichtigen. Niettemin hoop en verwacht ik dat belastingplichtigen uit de beantwoording van de vragen de geruststelling halen dat zij geen rechten verliezen en dat hun rechtspositie niet wordt geschaad.

Vraag 3

Bent u zich ervan bewust dat voor veel belastingplichtigen inmiddels de deadline is verstreken voor het aanleveren van aanvullende informatie aan de belastingdienst zonder dat zij zekerheid hebben of hun individuele bezwaar al dan niet kan worden aangehouden?

Antwoord 3

Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 6 en 8 op de op 27 augustus 2021 ingezonden Kamervragen1 blijft voor de afwikkeling van het individuele deel van het bezwaar de gebruikelijke regeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.2 Dit betekent dat de inspecteur op het individuele deel van het bezwaar in beginsel binnen zes weken na afloop van de bezwaartermijn moet beslissen. Als het individuele bezwaar niet is gemotiveerd, dan vraagt de Belastingdienst alsnog de motivering op en behandelt de Belastingdienst het individuele deel van het bezwaar vervolgens conform de termijnen van wet- en regelgeving. In de brieven waarin de motivering opgevraagd wordt, is aangegeven dat de Belastingdienst het individuele deel van het bezwaar niet aanhoudt.

Vraag 5

Kunt u alsnog zo snel mogelijk reageren op deze schriftelijke vragen en die van 27 augustus 2021 om de onzekerheid weg te nemen? Kunt u dat in ieder geval binnen een week doen?

Antwoord 5

Ja.


X Noot
2

Onderdelen 5.1 en 5.2 van Hoge Raad 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:963. ECLI:NL:HR:2021:963, Hoge Raad, 20/03092 (rechtspraak.nl)

Naar boven