Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Buitenlandse studenten keren massaal terug, maar fysieke colleges volgen is nog uitdaging» (ingezonden 9 september 2021).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 oktober 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Buitenlandse studenten keren massaal terug, maar fysieke colleges volgen is nog uitdaging»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

In hoeverre klopt het dat de jaarlijkse groei van studenten van buiten de EU alweer op 10 procent zit in vergelijking met voor de coronacrisis? Welke aandeel hiervan komt door de Brexit?

Antwoord 2

De voorlopige instroomcijfers worden altijd in november bekend. Op basis van de ramingen over instroom en het aantal aanvragen voor een verblijfsvergunning op grond van studie, lijkt het niveau terug op dat van voor de coronacrisis. Bij de IND zijn er, opgeteld eind juli van dit jaar, 15.110 aanvragen ontvangen. Het gaat tot nu toe om circa 600 studenten uit het Verenigd Koninkrijk.2 Een deel van de aanvragen betrof overigens niet-EER studenten die vorig jaar al studeerden aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs, maar vanwege het 100% online onderwijs nog niet naar Nederland waren gereisd.

Vraag 3

Hoe duidt u deze toename in relatie tot uw uitspraak van twee jaar geleden dat u de groei van het aantal buitenlandse studenten in Nederland terug wilt dringen omdat die nu doorschieten?3 En wat gaat u doen om deze ongewenste trend te keren?

Antwoord 3

In het controversieel verklaarde wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid (WTT), stond een aantal voorstellen om te kunnen sturen op de instroom aan internationale studenten. Door het controversieel verklaren kan nu niet verder worden gewerkt aan deze maatregelen:

  • numerus fixus anderstalige trajecten: indien een numerus fixus wordt gevoerd op een opleiding, wordt deze nu gevoerd voor alle trajecten – zowel Nederlandstalig als anderstalig – die van die opleiding deel uitmaken. Indien het capaciteitsprobleem zich echter alleen voordoet op een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding, geeft dit voorstel de mogelijkheid ook enkel op een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding een numerus fixus in te voeren.

  • Maximum aantal niet-EER-studenten: het stellen van een maximumaantal niet-EER-studenten binnen een capaciteitsfixus voor de opleiding of het anderstalig traject binnen de Nederlandstalige opleiding, wanneer er sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door het aantal aanmeldingen van deze groep studenten.

  • Noodcapaciteitsfixus met betrekking tot niet-EER-studenten: in gevallen wanneer er geen sprake is van een capaciteitsfixus maar wel sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die overwegend wordt veroorzaakt door het aantal aanmeldingen van niet-EER-studenten. Indien vanwege een onverwachte en grote stijging van het aantal aanmeldingen voor een opleiding van niet-EER studenten en de beschikbare onderwijscapaciteit ontoereikend is om een onbeperkte inschrijving van studenten mogelijk te maken, kan een capaciteitsfixus voor deze groep studenten ingesteld worden.

  • In de WTT is daarnaast een aantal maatregelen opgenomen over de onderwijstaal met als doel dat een ho-instelling een weloverwogen keuze maakt, in het belang van de student en met het oog op de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Hoofdregel is «Nederlands, tenzij» (meerwaardecriterium). Minder Engels (en meer Nederlands) heeft ook een effect op de instroom van internationale studenten.

Vraag 4

Van hoeveel studenten bent u uitgegaan voor de OCW-begroting van 2021? Kunt u dit uitsplitsen naar Nederlandse studenten, EER-studenten en niet-EER studenten?

Antwoord 4

Voor de OCW-begroting van 2021 is uitgegaan van het geraamde aantal studenten op 1 oktober van dit jaar. Deze aantallen komen uit de Referentieramingen 2021 (RR21), de meest recente raming, verwerkt in Voorjaarnota 2021. In totaal wordt er voor de OCW-begroting van 2021 uitgegaan van (afgerond) 499.100 studenten in het hbo en 344.000 studenten in het wo. Binnen dat totaal aantal studenten van 843.100 in het hele ho, wordt uitgegaan van (afgerond) 114.400 internationale studenten (de overige 728.700 zijn dus Nederlandse studenten). Hieronder zijn de aantallen internationale studenten uitgesplitst naar EER, niet-EER en hbo en wo.

hbo

wo

Totaal

EER (niet Nederland)

27.400

56.100

83.400

Niet-EER

10.100

20.900

31.000

Totaal internationale studenten

37.500

76.900

114.400

(door afrondingen tellen de aantallen in sommige gevallen niet precies op)

Vraag 5

In hoeverre heeft de (extra) toename van buitenlandse studenten gevolgen voor de OCW-begroting?

Antwoord 5

Het aantal leerlingen en studenten in het Nederlandse onderwijs wordt jaarlijks geraamd in de Referentieraming. De eerst volgende raming wordt volgend voorjaar gemaakt en wordt o.a. gebaseerd op de oktober-tellingen van het aantal studenten door DUO.

Het aantal aanvragen voor studievergunningen van buiten de EU is een indicatie van mogelijke hogere aantallen niet-EER studenten. Niet-EER studenten worden echter niet bekostigd. Een hogere instroom van niet-EER studenten heeft daarom geen gevolgen voor de OCW-begroting.

De Referentieraming 2022 zal uitwijzen of het verwachte aantal bekostigde studenten (ook) hoger of lager is dan vorig voorjaar geraamd. De gevolgen van een eventuele afwijking worden bij de Voorjaarsnota integraal gewogen, conform de geldende budgetdiscipline.

Vraag 6

Hoe verlopen de gesprekken met uw collega’s in EU-verband om meer grip te krijgen op studentenstromen binnen de EU?

Antwoord 6

Ik heb dit onderwerp in EU-verband geagendeerd. Andere landen in Europa ervaren echter niet dezelfde disbalans in studentenstromen als Nederland. In Duitsland, Zwitserland en Zweden bijvoorbeeld, groeit juist het aantal opleidingen dat in het Engels wordt gegeven, met als doel juist meer internationale studenten aan te trekken. Binnen Europa wordt nauw samengewerkt aan het initiatief voor de Europese universiteiten allianties, waardoor «brain circulation» nadrukkelijk wordt gestimuleerd. Verder blijf ik binnen Europa pleiten voor inclusieve mobiliteit. Dat kan door de toename van diversiteit in deelnemers, diversiteit in de periode van het buitenlandverblijf en diversiteit in bestemmingen te bevorderen, waarmee brain drain maar ook teveel concentratie op bepaalde plekken voorkomen kunnen worden.

Vraag 7

Zijn er maatregelen die universiteiten in andere landen genomen hebben om meer grip te krijgen op de studentenstroom? Zo ja welke?

Antwoord 7

In Duitsland en Zweden wordt gewerkt met een zgn. numerus clausus, een maximum aantal plekken per opleiding. Wanneer er meer aanmeldingen dan studieplaatsen zijn, vindt selectie plaats. Sommige studies staan bekend om de zeer hoge toelatingseisen. In Zweden geldt voor alle studierichtingen een numerus clausus, dit betekent dat er veel concurrentie is voor plaatsen in vooral populaire studierichtingen. Selectie vindt plaats op grond van cijfers in het voortgezet onderwijs en/of op basis van een nationale toelatingstoets. Een dergelijke selectie geldt voor alle EER-studenten.

Vraag 8

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de toelatingsprocedure van niet-EER-studenten tot selectieopleidingen via een voorbereidend jaar?4

Antwoord 8

Het onderzoek van de Inspectie richt zich niet op de toelatingsprocedure tot het voorbereidend jaar. De Inspectie is, zoals aangegeven in mijn schriftelijke reactie van 7 januari jl., bezig met het maken van een overzicht van instromende studenten in de wo bachelor van wie mogelijk het middelbare-school-diploma geen vwo-niveau heeft, op basis van informatie van Nuffic over het onderwijssysteem van landen. De Inspectie verwacht dit overzicht in oktober gereed te hebben.

Naar boven