Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «Vogelgriep bij pluimveebedrijf in Tzum, ruim 122.000 kuikens afgemaakt» (ingezonden 17 november 2021).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 21 december 2021).

Vraag 1

Heeft de deskundigengroep in september geen beoordeling gemaakt op risico's, gezien het feit dat u in uw Kamerbrief van 29 oktober 2021 (Kamerstuk 28 807, nr. 240) aangeeft dat u de deskundigengroep op 26 oktober 2021 opnieuw een risicobeoordeling heeft gevraagd en gezien het feit dat we in het verslag van 24 augustus 2021 lezen dat de deskundigen verhoogde alertheid adviseren?1

Antwoord 1

In augustus heeft de deskundigengroep dierziekten een risicobeoordeling gemaakt en de kans op besmetting van een pluimveebedrijf met hoogpathogene vogelgriep beoordeeld als matig. Eind september schatten deskundigen van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) het risico van besmetting van een pluimveebedrijf in Nederland ook in als matig (WBVR, september 20212). In september heeft de deskundigengroep geen (aanvullende) risicobeoordeling gemaakt voor hoogpathogene vogelgriep. Daar was op dat moment ook geen aanleiding toe, mede gezien de beschikbare deskundigeninschatting van WBVR. In oktober heb ik de deskundigengroep om een nieuwe risicobeoordeling gevraagd, naar aanleiding van de uitbraak op een pluimveebedrijf in Nederland, de vondsten van dode vogels in het noorden van Nederland en recente ontwikkelingen in Europa.

Vraag 2

Kunt u de Kamer rapporteren over het verloop van de vogelmonitoring vanaf juli 2021 tot heden, inclusief het aantal dode vogels per week en de diagnose van de juiste indicatie/doodsoorzaak? Kan de Kamer hier een overzicht van ontvangen?

Antwoord 2

Een kaart met de locaties van de dood gevonden vogels die positief zijn getest zijn voor hoogpathogene vogelgriep wordt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geactualiseerd en op de website van de NVWA gepubliceerd.3 Er wordt door de NVWA niet structureel onderzoek gedaan naar andere doodsoorzaken bij wilde vogels.

Vraag 3

Wanneer is er vogelgriep aangetoond bij gevonden/ingezonden vogels?

Antwoord 3

In de periode van 3 augustus 2021 tot en met 11 november 2021 is er vogelgriep aangetoond bij dode wilde vogels afkomstig van 29 locaties in Nederland. Op de website van de NVWA wordt een kaart bijgehouden met besmettingen van wilde vogels.

Vraag 4

Welke H en N varianten zijn er aangetroffen?

Antwoord 4

Sinds oktober dit jaar is alleen serotype H5N1 gevonden op besmette commerciële pluimveebedrijven en besmette niet-commerciële locaties waar meer dan 50 vogels worden gehouden. Het H5N1 serotype dat nu wordt gevonden is genetisch anders dan het virus dat in 2020 en begin 2021 werd gevonden. De genetische code van het huidige serotype is het meest verwant aan dat van een virus dat in september in het zuidwesten van Rusland is aangetroffen. Het is heel waarschijnlijk dat dit virus met trekvogels vanuit Rusland naar Nederland is gekomen. Zoals ik in mijn brief van 30 oktober jl. heb aangegeven, heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een risico-inschatting gemaakt van de mogelijke zoönotische transmissie van deze vogelgriepstam. Het RIVM heeft aangegeven dat de genen van de gevonden H5N1 geen reden geven voor zoönose-risico (Kamerstuk 28 807, nr. 241).

Vraag 5

Wat is het reproductiegetal bij de meest gevonden wilde watervogels?

Antwoord 5

Het reproductiegetal van het vogelgriepvirus bij wilde watervogels is niet bepaald. Het is niet vast te stellen hoe groot het reproductiegetal exact is. Wanneer grote aantallen zieke en dode vogels worden gevonden is het wel aannemelijk dat het reproductiegetal in de periode ervoor groter dan 1 was. Zie ook de antwoorden op vragen van de leden Van Esch en Vestering van 16 november jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 763).

Vraag 6

Kunt u de evaluatie van het vorige vogelgriepseizoen (2020–2021) delen met de Kamer, nu we kunnen stellen dat het vogelgriepseizoen 2021–2022 is aangebroken, gezien het feit dat de uitbraken nog aanhouden?

Antwoord 6

Het is gebruikelijk om een dierziektecrisis na afloop te evalueren. Hoewel er nu sprake is van de introductie van een nieuw serotype (H5N1) ten opzichte van de eerste uitbraken in 2020, zijn het hele jaar uitbraken met vogelgriep geweest. Er is dit jaar geen hele duidelijke markering waar het ene vogelgriepseizoen is geëindigd en het volgende is begonnen. Ik heb daarom besloten om volgend jaar zomer de aanpak van de uitbraken van vogelgriep vanaf oktober 2020 tot en met de zomer van 2022 in één keer, in zijn geheel, te evalueren.

Vraag 7

Wilt u een compleet kostenoverzicht tot en met 30 juli 2021 leveren aan de Kamer?

Antwoord 7

In bijlage 1 is een kostenoverzicht voor vogelgriepbestrijding van 1 januari 2021 tot en met 31 oktober 2021 opgenomen.

Vraag 8

Gaat u hobbydierhouders nog registreren of in beeld brengen, aangezien dit nog niet is gebeurd?

Antwoord 8

Op 21 april 2021 is de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening van toepassing geworden. In deze verordening staat vermeld dat elke inrichting met landdieren, zoals pluimvee, zich moet registreren. Dit zou dus ook gelden voor inrichtingen met kleine aantallen dieren en zowel voor inrichtingen die dieren commercieel als niet-commercieel houden.

Zoals ik in de brief van 6 april jl. heb aangegeven (Kamerstuk 28 286, nr. 1174), zal ik geen uitvoering geven aan deze nieuwe registratieverplichtingen totdat er duidelijkheid is over derogatiemogelijkheden die deze verordening zal gaan bieden. Hier is voor gekozen om te voorkomen dat er nieuwe registratieverplichtingen worden ingesteld voor inrichtingen met bepaalde diersoorten of met geringe aantallen, als voor hen op een later moment alsnog een uitzonderingsmogelijkheid komt te gelden.

In afwachting van de nieuwe regelgeving van de Europese Commissie hanteren we in de praktijk dus nog de regelgeving dat een houder van een pluimveelocatie met meer dan 250 stuks pluimvee zich moet registreren, ongeacht met welk doel pluimvee werd gehouden (commercieel of niet-commercieel).

Vraag 9

Hoe gaat u dit inregelen in het Diergezondheidsfonds (DGF) waar de Pluimveesector voor verantwoordelijk is via de jaarlijkse DGF-heffingen?

Antwoord 9

De kosten van de dierziektebestrijding bij vogelgriep die geen betrekking hebben op hobbymatig gehouden dieren en wilde dieren worden, na aftrek van EU-subsidie en tot het bestrijdingsplafond, betaald uit de sectorbijdrage aan het Diergezondheidsfonds (DGF). Deze kosten worden betaald uit de crisisreserve in het DGF. De reserve wordt aangevuld middels de diergezondheidsheffing. De tarieven voor de diergezondheidsheffing 2022 zijn op 11 oktober 2021 vastgesteld (Staatsblad 2021, 492). De uitgaven voor de huidige volgelgriepuitbraak, en de gevolgen hiervan voor de hoogte van de crisisreserve, zullen invloed hebben op de hoogte van de diergezondheidsheffing van 2023.

Vraag 10

Bent u het eens met de stelling dat alle directe en indirecte gemaakte kosten met betrekking tot vogelgriepbestrijding van hobbydierhouders buiten het DGF-convenant vallen?

Antwoord 10

De kosten van vogelgriepbestrijding bij locaties met minder dan 250 stuks pluimvee en bij wilde dieren worden betaald uit de rijksbijdrage aan het DGF.

Vraag 11

Kunt u de Kamer per kwartaal een kostenoverzicht sturen met betrekking tot de vogelgriep?

Antwoord 11

Tijdens een dierziektecrisis wordt uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de actuele situatie. Hierin worden de kosten van de uitbraken niet meegenomen omdat de effectiviteit van de bestrijding leidend is en de kosten volgend. Daarnaast kunnen de kosten van de bestrijding tijdens een uitbraak nog veranderen, veehouders kunnen bijvoorbeeld om hertaxatie vragen.

In het jaarverslag van het DGF worden de kosten van monitoring, verdenking en bestrijding opgenomen. Uw Kamer wordt hiermee jaarlijks geïnformeerd over de bestrijdingskosten van een dierziektecrisis in het betreffende jaar. De verdeling van de kosten tussen sector en overheid wordt elke 5 jaar vastgelegd in het convenant bestrijding besmettelijke dierziekten.

Vraag 12

Gaat u nog iets doen aan de steeds groter worden wilde vogelpopulatie?

Antwoord 12

Ik ga er vanuit dat het lid Van der Plas doelt op de grote populaties overwinterende watervogels in ons land. Er komt inderdaad een groot aantal soorten watervogels in Nederland voor in aantallen die van groot internationaal belang zijn. Dit is vooral te verklaren vanwege het relatief grote oppervlakteaandeel riviermondingen en omliggende waterrijke gebieden, waaronder getijdegebieden zoals de Waddenzee en de zuidwestelijke delta. De laatste 10 jaar nemen watervogels, waaronder overwinterende ganzen, gemiddeld niet meer toe in Nederland. Verschillende soorten nemen zelfs sterk af, zodanig zelfs dat op langere termijn voor het duurzaam voortbestaan in Nederland moet worden gevreesd.

Nederland ligt op de trekroute van veel watervogels en andere vogels en is een waterrijk land met een gematigd klimaat, waardoor hier veel vogels en vogelsoorten overwinteren. Dat is een hele mooie natuurwaarde van Nederland, die ik bijzonder koester.

Binnen de Roadmap «Strategische Aanpak Vogelgriep» werk ik samen met AVINED aan een plan van aanpak om de kans op insleep van vogelgriep op pluimveebedrijven via wilde vogels te verkleinen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan bioveiligheidsmaatregelen in en om het pluimveebedrijf. Het verkleinen van de «wilde vogelpopulatie» maakt geen onderdeel uit van de adviezen uit de Roadmap, noch van mijn beleid.

Vraag 13

Hoe gaat u na 16 weken ophokplicht de groep pluimveehouders die hierdoor getroffen worden hun bestaansgrond laten behouden, aangezien vorig seizoen de ophokplicht zelfs 36 weken duurde?

Antwoord 13

Als de ophokplicht langer duurt dan 16 weken, kunnen houders van uitloopkippen de eieren niet verkopen als vrije-uitloopeieren, maar alleen als scharreleieren. Dat is vastgelegd in Europese regelgeving. Ik realiseer me de gevolgen voor de legpluimveesector goed. De eieren kunnen in dat geval niet meer als vrije-uitloopeieren worden verhandeld, hetgeen leidt tot verlies van inkomen. Het staande Nederlandse beleid is dat er geen compensatie wordt gegeven in deze gevallen. Dit is het geval, omdat de bedrijfseconomische gevolgen van overheidsmaatregelen die zijn gericht op preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten («gevolgschade») tot het normale bedrijfsrisico behoren en dus door de houder zelf gedragen horen te worden. Ik heb echter oog voor deze specifieke problematiek. Daarom ga ik met de pluimveesector in gesprek over de aanpak van dit probleem. Van de pluimveesector heb ik begrepen dat een aantal retailbedrijven het afgelopen seizoen bereid is geweest om de eieren tegen de oorspronkelijke (vrije-uitloop)prijs af te nemen. Ik spreek mijn waardering hiervoor uit. Het is belangrijk dat ketenpartners elkaar ondersteunen in dit soort situaties.

Vraag 14 en 15

Kunt uitleggen wat de onderbouwing is van de regeling naar aanleiding van de uitbraak in Tzum waar u een verbod heeft ingesteld op het transporteren van broedeieren vanuit buiten het beperkingsgebied naar inrichtingen (pluimveebedrijven) binnen het gebied, ondanks dat dit in de Europese regelgeving niet expliciet is verboden? Bent u ermee bekend dat dit in feite gaat over broedeieren die bestemd zijn voor «uitkomen in de stal» in het gebied en vindt u dit nog steeds proportioneel?

Welke veterinaire onderbouwing ligt aan dit besluit ten grondslag en weet u dat deze beperkingen in andere Europese landen niet worden gehanteerd?

Antwoord 14 en 15

Ik ben bekend met deze nieuwe ontwikkeling in de pluimveehouderij, waarbij bebroede eieren niet uitkomen in een broederij, maar in de stal waar de kuikens na uitkomst vervolgens worden gehouden voor de productie van vlees. Het is onwenselijk om in de beschermings- of bewakingszone (Bw-zone) nieuwe kuikens op te zetten, omdat in dat gebied een verhoogde kans is op besmetting met vogelgriep. Als er kuikens worden opgezet, neemt het aantal gevoelige dieren in een gebied toe en daarmee de kans op uitbraken van vogelgriep. Er geldt daarom een verbod op het vervoer van eendagskuikens. De kans op een uitbraak in een Bw-zone is groter dan elders in Nederland, daarom worden in dit gebied extra maatregelen getroffen. Ook vanuit dit oogpunt is het onwenselijk om extra pluimvee op te zetten in dit gebied, die in geval van een mogelijke uitbraak geruimd zouden moeten worden.

Het verplaatsen van broedeieren naar een broederij in een beschermings- of bewakingszone is wel toegestaan, mits een hygiëneprotocol wordt gevolgd. Het verplaatsen van broedeieren naar een broederij in een beperkingszone levert geen aanvullend risico op vogelgriepuitbraken op, omdat deze broedeieren gedurende drie weken in een incubator worden gehouden en vervolgens naar locaties buiten het Bw-gebied worden vervoerd (waarbij een hygiëneprotocol wordt gevolgd). Het aantal gevoelige dieren in een gebied neemt daarom niet toe.

Vraag 16

Kunt u aangeven waarom het beleidsdraaiboek Aviaire Influenza uit 2013 ondanks toezeggingen vorig jaar en wettelijke verplichting nog steeds niet is gepubliceerd?

Antwoord 16

In de tweede helft van 2020 was het draaiboek grotendeels geactualiseerd op basis van de meest actuele kennis en ervaring uit de voorgaande crises. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Europese diergezondheidsregelgeving (AHR) op 21 april 2021 in zicht is echter besloten om voorafgaand aan publicatie eerst de nieuwe Europese regelgeving in het draaiboek te verwerken. Dit vergde meer tijd dan verwacht, mede gezien de bestrijding van de uitbraken in 2021. Overigens werken we (ongeacht publicatie) in de vogelgriepbestrijding altijd volgens de actuele inzichten en geldende Europese en nationale regelgeving. De maatregelen van de verordening zijn verwerkt in de regelingen en bij de extra, nationale, maatregelen hebben we in de regelingen een toelichting geschreven. Over deze bestrijdingsaanpak en de laatste stand van informatie en kennis hebben we regelmatig overleg met sectorpartijen. Het conceptdraaiboek is gedeeld met de sectorpartijen. Het streven is om de definitieve versie in het begin van 2022 te publiceren.

De aanpak zoals die nu wordt toegepast is gebaseerd op de nieuwe verordeningen en aangevuld met nationale maatregelen, in lijn met de regels die werden toegepast voordat de nieuwe Europese diergezondheidsregelgeving van toepassing werd.

Bijlage 1 Kostenoverzicht vogelgriep 01-01-2021 tot en met 31-10-2021

Uitgaven van 01-01-2021 tot en met 31-10-2021 t.b.v. vogelgriep
 

Hobby en wilde dieren

Houders met 250 dieren of meer

Totaal

Uitvoeringskosten NVWA

 

€ 137.527

€ 137.527

Monsternames

€ 476

€ 1.894

€ 2.370

Inhuur taxateurs

€ 1.364

€ 22.925

€ 24.289

Quarantaine personeel ruimingsploegen

 

€ 29.203

€ 29.203

Transport personeel en materieel

 

€ 47.323

€ 47.323

Verbruiksgoederen (als persoonlijke beschermingsmiddelen)

 

€ 161.620

€ 161.620

Laboratoriumonderzoek – testen

€ 1.420

€ 93.868

€ 95.289

Inzet dodingsapparatuur op locatie

 

€ 404.988

€ 404.988

Huur materieel (doding en ruiming)

 

€ 33.077

€ 33.077

Ruimingsploegen

€ 2.116

€ 104.511

€ 106.627

Huur douche, toilet en wasvoorziening

 

€ 47.778

€ 47.778

Plaatsen en aanmaken borden

 

€ 305.030

€ 294.382

Transport kadavers en dierlijke producten

€ 3.667

€ 62.029

€ 65.696

Transport veevoeder en besmet materiaal (H)

 

€ 3.704

€ 3.704

Ongediertebestrijding

 

€ 8.748

€ 8.748

Reinigen en ontsmetten – personeel en materieel

 

€ 167.143

€ 167.143

Destructie kadavers en dierlijke producten

€ 24

€ 168.189

€ 168.213

Verbranding veevoeder, besmet materiaal

 

€ 67.440

€ 67.440

Vaccinatie inhuur personeel

 

€ 5.288

€ 5.288

Actualisatie waardetabellen

 

€ 2.575

€ 2.575

Overige kosten

 

€ 241.628

€ 241.628

Catering

 

€ 44.520

€ 44.520

Tegemoetkoming in de schade

€ 96.278

€ 1.806.913

€ 1.903.191

Eindtotaal

€ 105.345

€ 3.967.921

€ 4.073.267

Naar boven