Vragen van het lid Asscher (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de omscholingsregeling voor dansers die onder druk staat (ingezonden 12 november
2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
1 december 2020)
Vraag 1
Bent u bekend met de problemen bij de omscholingsregeling dans (ODN)?
Antwoord 1
Ja, de problemen zijn door de Stichting Omscholing Dansers Nederland (ODN) bij mij
onder de aandacht gebracht.
Vraag 2
Hoe vindt u het dat de ODN die al tientallen jaren professionele dansers en danseressen
de mogelijkheid biedt om zich na hun danscarriere om te scholen per 2021 dreigt te
verdwijnen?
Antwoord 2
Ik vind het een zeer goede zaak dat werkgevers en werknemers in de danssector in hun
cao afspraken hebben gemaakt over leeftijdsbewust loopbaanbeleid en de financiering
van omscholing via ODN. De danssector is daarin een goed voorbeeld voor andere sectoren
in de culturele sector en in de bredere arbeidsmarkt, waar collectieve afspraken op
dit punt soms ontbreken.
Ik betreur het dan ook dat een goed voorbeeld als het ODN nu in zwaar weer is gekomen.
Afspraken over scholing zijn echter, net als afspraken over loon of werktijden, geen
verantwoordelijkheid van de overheid, maar van werkgevers en werknemers. Deze afspraken
kunnen én moeten worden besproken aan de cao-tafel en vervolgens door de werkgevers
worden toegepast, in lijn met de Fair Practice Code.
Vraag 3
Kunt u toelichten hoe het komt dat dansgezelschappen en dansers steeds minder in staat
blijken om de premies voor de ODN te voldoen?
Antwoord 3
Uit gesprekken met het veld is naar voren gekomen dat niet alle dansgezelschappen
de in de vorige cao (tot 1 januari 2020) opgenomen premie van 3% bruto maandsalaris
hebben afgedragen aan ODN. Hiertoe waren zij niet verplicht. Het knelpunt lijkt vooral
te zitten bij gezelschappen buiten de basisinfrastructuur, die doorgaans kleinere
budgetten hebben. Van deze gezelschappen wordt gezegd dat zij andere afwegingen maken
ten aanzien van de omscholing van dansers via ODN, zoals het versterken van hun producties
of de ontwikkelbehoeftes van andere werknemers.
Daarnaast is er door de sociale partners de tentatieve cao-afspraak gemaakt om per
1 januari 2021 de werkgeversbijdrage aan ODN fors te verhogen van 3 naar 11,9%. De
premieverhoging is echter afgesproken onder de voorwaarde van ophoging van de instellingsubsidies
in de periode 2021–2024. De sociale partners hebben zich met deze verhoging gebaseerd
op een sectoradvies van de RvC van juni 2018. Op dit punt is het advies door OCW niet
gevolgd, in afweging van andere doelen van het cultuurbeleid (zoals verbreding van
het bestel) en om de reden dat fair practice in alle gevallen het uitgangspunt moet
zijn, onafhankelijk van hogere of lagere subsidies.
Vraag 4
Is bij het vaststellen van de subsidiebedragen voor dansinstellingen in de basisinfrastructuur
(BIS) rekening gehouden met dit premiestelsel, zoals de Raad voor Cultuur adviseerde
in 2018? Zo ja, op welke wijze? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 5 t/m 9
Wat zijn volgens u de gevolgen voor professioneel dansers en danseressen wanneer zij
geen gebruik meer kunnen maken van de ODN?
Wat zijn volgens u de gevolgen voor de Nederlandse danssector wanneer deze regeling
ophoudt te bestaan?
Bent u ook van mening dat voor een eerlijke arbeidsmarkt in de danssector een goede
omscholingsregeling cruciaal is?
Vindt u daarom ook dat deze regeling voor omscholing voor dansers moet worden behouden?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven wat u hebt ondernomen om te voorkomen dat de ODN in 2021 zal verdwijnen?
Antwoorden vragen 5 t/m 9
In beginsel is de sector zelf verantwoordelijk voor het tekort bij ODN. Anderzijds
moeten werkenden in de culturele en creatieve sector kunnen blijven leren en zich
blijven ontwikkelen. Ik ben dan ook in gesprek met de danssector over het tekort dat
is ontstaan in het budget van ODN en een mogelijke eenmalige reparatie om te voorkomen
dat een generatie dansers tussen wal en schip valt. Uitgangspunt wat ik hierbij wil
hanteren is dat ik wil kijken wat eerlijk is om te doen vergeleken met andere disciplines,
waar leeftijdsbewuste omscholing ook een grote rol speelt. Het ODN is gevraagd naar
een degelijke onderbouwing.
Nadat deze gesprekken zijn afgerond zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten
van dit gesprek.
Vraag 10
Kunt u deze vragen voor 23 november 2020 beantwoorden?
Antwoord 10
Voor de beantwoording van deze Kamervragen heb ik de reguliere termijnen gevolgd.