Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid
over het bericht dat de cijfers over de uitstoot van stikstof door de veestapel niet
kloppen (ingezonden 9 september 2020).
Mededeling van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen
25 september 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Onderzoek: Sjoemelende boeren. Ten koste van mens en milieu»?1
Vraag 2
Is het in het bericht gestelde dat er «in de meeste gevallen uit kippen-, koeien-
en varkensstallen meer stikstof en ammoniak [ontsnapt] dan de modellen voorspellen»
waar? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het in het artikel geconstateerde grote verschil tussen het
aantal dieren dat boeren zeggen te houden en het aantal dieren dat ze mogen houden
niet alleen verklaard kan worden door het verschil tussen de vergunningsruimte en
het aantal daadwerkelijk gehouden dieren? Zo ja, waarom, en deelt u dan de mening
dat dit verschil dan ook ten minste voor een deel door «sjoemelende boeren» moet worden
verklaard? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en hoe verklaart u dan wel dit geconstateerde
grote verschil?
Vraag 4
Hoe verklaart u het feit dat milieu-inspecteurs vrijwel alleen enkele tientallen dieren
per stal minder aantreffen dan er vergunningsruimte is? Betekent dit dat grootschalige
leegstand niet aan de orde is of controleren de milieu-inspecteurs niet goed?
Vraag 5
Deelt u de mening dat uit de in het bericht genoemde aanwijzingen over het grote verschil
tussen de vergunningsruimte en de satellietgegevens over de uitstoot van stikstof
enerzijds en het daadwerkelijk aantal opgegeven dieren anderzijds ten minste de indruk
kan ontstaan dat er meer wordt gefraudeerd dan kan worden aangenomen op basis van
het aantal van 150 zaken dat het Openbaar Ministerie (OM) jaarlijks kan behandelen?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Vraag 6
Deelt u de in het artikel aangehaalde mening van het OM en de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) dat de prikkel om te frauderen te groot en de opbrengst
voor de fraudeurs te lucratief is? Zo, ja wat gaat u doen om die prikkel kleiner en
de opbrengst minder lucratief te maken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Deelt u de mening van de genoemde landelijk coördinerend Officier van Justitie dat
het bij de genoemde fraude gaat om «met vals spel geld verdienen ten koste van mens
en milieu. Een vorm van zeer ondermijnende criminaliteit»? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 8
Deelt u de mening dat bij fraude met dierenaantallen de pakkans te klein is en de
capaciteit om te vervolgen te klein? Zo ja, wat gaat u doen om zowel de opsporings-
als vervolgingscapaciteit voor deze fraude te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het van belang is dat de omgevingsdiensten niet alleen op het
vergunde aantal dieren gaat controleren, maar ook op of voor het werkelijk aantal
aanwezige dieren voldoende dierenrechten verworven zijn?
Vraag 10
Deelt u de mening dat de NVWA naast controle op aanwezige dierenrechten ook moet gaan
controleren of het aantal vergunde dieren niet wordt overschreden? Zo ja, hoe gaat
u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Deelt u de mening dat veel fraudeurs ook ongestraft blijven doordat verschillende
diensten langs elkaar heen werken en bestanden met dieraantallen, dierproductierechten
en vergunningen niet aan elkaar gekoppeld zijn? Zo ja, hoe gaat u hier verandering
in brengen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Mededeling
Op 3 september jl. heeft het lid Bromet (GroenLinks) vragen gesteld over het artikel
«Ten koste van mens en milieu», op 9 september jl. heeft het lid Moorlag (PvdA) vragen
gesteld over het bericht dat de cijfers over de uitstoot van stikstof door de veestapel
niet kloppen, op 10 september jl. heeft het lid De Groot (D66) vragen gesteld over
het bericht «Onderzoek: Sjoemelende boeren. Ten koste van mens en milieu» en op 11 september
jl. heeft het lid Wassenberg (PvdD) vragen gesteld over de stikstofcrisis en het gebrekkig
toezicht op en handhaving van dieraantallen en natuurvergunningen.
In verband met de samenhang tussen de vragen en de benodigde afstemming daarover kunnen
de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.