Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht
«Geen enkele huisarts wil in huis genomen moeder als patiënt.» (ingezonden 6 oktober
2020).
Mededeling van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 27 oktober 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het televisieprogramma Radar van 7 september 2020 met het
item «Geen enkele huisarts wil in huis genomen moeder als patiënt»?1
Vraag 2
Is het u bekend of zich elders vergelijkbare situaties voordoen waarbij kwetsbare
mensen met een Wlz-indicatie vanuit de instelling weer thuis c.q. buiten de instelling
gaan wonen? Zo ja, kunt u een inschatting geven van het aantal mensen waar het hier
om gaat?
Vraag 3
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerdere vragen van het lid
Slootweg, waarin hij zei: «Ik vind het dan ook onwenselijk als er problemen ontstaan
in de beschikbaarheid en toegankelijkheid van medisch-generalistische zorg. Iedereen
in Nederland moet, als dat nodig is, 24 uur per dag terecht kunnen voor medisch-generalistische
zorg»?2
Vraag 4
Wat vindt u ervan, mede in het licht van het antwoord van uw ambtsvoorganger, dat
uit de uitzending van Radar blijkt dat geen enkele huisarts deze door haar dochter
in huis genomen moeder wil inschrijven als patiënt, waardoor zij verstoken is van
de zorg zoals een huisarts die pleegt te bieden, waaronder ook de noodzakelijke medicatie?
Vraag 5
Wat is uw oordeel over het feit dat huisartsen voor het niet willen inschrijven van
deze patiënt als reden aangeven dat deze patiënt een Wlz-indicatie heeft en dat het
landelijk beleid is om deze patiënten niet in te schrijven?
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat het, in het verlengde van de antwoorden van uw ambtsvoorganger,
beleid van het kabinet is dat kwetsbare mensen, die met een Wlz-indicatie thuis (gaan)
wonen recht hebben op toegang tot huisartsenzorg, inschrijving bij een huisartsenpraktijk
en toegang tot de huisartsenpost? Zo ja, welke verklaring heeft u er dan voor dat
er kennelijk (nog steeds) discussie is met huisartsen over de verantwoordelijkheid
voor medische zorg voor deze kwetsbare doelgroep?
Vraag 7
Moet vastgesteld worden dat huisartsen zich (vooralsnog) niet willen conformeren aan
dit beleid van het kabinet? Zo ja, waarom willen zij dat niet en wat is uw oordeel
daarover?
Vraag 8
Waar ligt in uw ogen, in het kader van de uitvoering van het landelijk beleid, de
verantwoordelijkheid voor het organiseren van de medische zorg voor deze doelgroep?
Is dit de zorgverzekeraar of is het zorgkantoor daarvoor de aangewezen partij?
Vraag 9
Heeft u er kennis van genomen dat in de Radar-uitzending een oproep werd gedaan voor
een specialist ouderengeneeskunde in de regio Zeddam voor het voorschrijven van medicatie
voor de mevrouw die door haar dochter in huis was genomen?
Vraag 10
Hoe verhoudt deze oproep zich tot het landelijk beleid van het kabinet dat een ieder
recht heeft op toegang en beschikbaarheid van huisartsenzorg?
Vraag 11
Wat vindt u ervan dat er via de media een oproep wordt gedaan voor een arts (een specialist
ouderengeneeskunde) voor deze patiënt, zodat mevrouw onder andere aan de voor haar
noodzakelijke medicatie geholpen kan worden?
Vraag 12
Welke concrete maatregelen gaat u op welke termijn nemen die ervoor zorgen dat er
24 uur per dag medische zorg beschikbaar is voor deze kwetsbare doelgroep van thuiswonende
Wlz-patienten?
Vraag 13
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is voor mensen met een Wlz-indicatie met een
indicatie verstandelijke handicap; is hier huisartsenzorg voor beschikbaar?
Vraag 14
Wilt u deze vragen beantwoorden op een zodanig tijdstip dat deze kunnen worden betrokken
bij de voorbereiding van de komende plenaire begrotingsbehandeling VWS 2021?
Mededeling
De vragen van het Kamerlid Peters (CDA) over «Geen enkele huisarts wil in huis genomen
moeder als patiënt» (2020Z18025) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
De reden van het uitstel is dat de afstemming met betrokken partijen meer tijd nodig
heeft.
Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.
X Noot
2Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 571.