Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat het Openbaar Ministerie harde kritiek heeft op de euthanasierichtlijn. (ingezonden 21 juli 2021).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 10 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3692.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van berichten in Trouw dat het Openbaar Ministerie (OM) harde kritiek heeft op de door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) opgestelde en vorig jaar door hen herziene «EuthanasieCode»?1

Antwoord 1

Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.

Vraag 2

Bent u bereid om de brief die de procureur-generaal namens het OM aan u heeft verzonden openbaar te maken?

Antwoord 2

Het past mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid niet om brieven van de procureur-generaal die aan hem zijn gericht, openbaar te maken. De Minister van Justitie en Veiligheid hecht eraan dat de procureur-generaal in vertrouwen met hem kan communiceren.

Vraag 3

Bent u door de RTE vorig jaar betrokken bij de wijziging van de EuthanasieCode? Zo ja, wat is destijds uw inbreng geweest? Klopt het dat het OM en/of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vorig jaar niet gekend zijn in de wijziging van de EuthanasieCode? Wat vindt u daarvan? Hebben de RTE wel (vertegenwoordigers van) de artsen betrokken bij de aanpassing van deze richtlijn?

Antwoord 3

Het klopt dat onze ministeries, het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) niet betrokken zijn geweest bij de wijziging van de EuthanasieCode 2018 naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad. Wel is het Ministerie van VWS geïnformeerd door de RTE over de aanpassingen van de EuthanasieCode 2018, nadat deze door de RTE is vastgesteld.

De RTE geven aan dat in de EuthanasieCode een overzicht wordt gegeven van de manier waarop de zorgvuldigheidseisen uit de Wtl door de RTE worden geïnterpreteerd.2 Zowel voor een goede taakuitoefening door het OM en de IGJ, als voor de rechtszekerheid van artsen, patiënten en anderen die bij de uitvoering van euthanasie betrokken zijn, acht ik het van belang dat de Wtl en de arresten van de Hoge Raad door het OM, de IGJ en de RTE eenduidig worden uitgelegd. Gelet daarop waardeer ik het als positief dat de RTE hebben aangegeven eind dit jaar met een nieuwe EuthanasieCode te komen, waarbij zij ook de KNMG, de IGJ en het OM zullen betrekken.

Vraag 4

Vindt u het wenselijk dat de RTE op basis van de arresten van de Hoge Raad d.d. 21 april 2020 een wijziging van de EuthanasieCode kunnen doorvoeren die de facto een verruiming van de euthanasiepraktijk inhoudt, zonder dat een politieke afweging is gemaakt of een dergelijke aanpassing wel gewenst is?

Antwoord 4

Op dit moment vindt er overleg plaats tussen de RTE en het OM over de verschillen in opvatting over de interpretatie van de arresten van de Hoge Raad. Tevens zal in de vierde wetsevaluatie van de Wtl worden bezien hoe bepalingen in de Wtl in de praktijk worden toegepast en welke problemen en knelpunten zich daarbij eventueel voordoen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 acht ik het van belang dat de Wtl en de arresten van de Hoge Raad door het OM, de IGJ en de RTE eenduidig worden uitgelegd en is het positief dat de RTE hebben aangegeven eind dit jaar met een nieuwe EuthanasieCode te komen, waarbij zij ook de KNMG, de IGJ en het OM zullen betrekken.

Vraag 5

Kunt u aangeven op basis van welke wet- of regelgeving de RTE bevoegd zijn om een EuthanasieCode vast stellen, dan wel om door middel van een wijziging van deze EuthanasieCode een verandering in de euthanasiepraktijk aan te brengen?

Antwoord 5

De RTE hebben geen wettelijke grondslag nodig om een EuthanasieCode op te kunnen stellen. De RTE geven namelijk aan dat zij dit document hebben opgesteld ten behoeve van harmonisatie van hun eigen oordelen en om een handzaam overzicht te geven van de manier waarop de zorgvuldigheidseisen uit de Wtl door de RTE worden geïnterpreteerd.3 Met de EuthanasieCode maken de RTE inzichtelijk hoe zij meldingen toetsen aan de zorgvuldigheidseisen uit de Wtl. Over de wijze van toetsing aan de Wtl vindt op dit moment overleg plaats tussen de RTE en het OM. Overigens hebben de RTE met het opstellen van een EuthanasieCode een aanbeveling van de tweede wetsevaluatie Wtl uit 2012 opgevolgd.4

Vraag 6

Erkent u dat het óók een politieke keuze kan zijn om naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) aan te scherpen?

Antwoord 6

Ja, het staat in beginsel de wetgever te allen tijde vrij om wetten aan te passen. Het staat de wetgever dus ook vrij om de ruimte die in de Wtl wordt geboden aan euthanatisch handelen te beperken, te verruimen of anderszins aan te passen.

Vraag 7

Deelt u de kritiek van het OM dat de RTE de arresten van de Hoge Raad op een onjuiste wijze interpreteren?

Antwoord 7

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 vindt op dit moment overleg plaats tussen de RTE en het OM over de verschillen in opvatting over de interpretatie van de arresten van de Hoge Raad. Op de uitkomsten van die gesprekken wil ik niet vooruitlopen.

Vraag 8

Deelt u de kritiek van het OM dat door de handelwijze van de RTE het strafrecht buitenspel wordt gezet, mede gelet op de uitspraken van de voormalig voorzitter van de RTE?5 Bent u het ermee eens dat hiermee de toetsbaarheid van de euthanasiepraktijk zoals deze in de Wtl is vastgelegd, dreigt te worden aangetast?

Antwoord 8

Op basis van de Wtl hebben zowel het OM, de IGJ als de RTE een eigen wettelijke rol in het bewaken van een zorgvuldige euthanasiepraktijk. Daarbij zijn de RTE op basis van artikel 9, tweede lid, onder a, Wtl gehouden de zogeheten oordelen «onzorgvuldig» aan het OM en de IGJ door te zenden. Tenzij sprake is van een verdenking van een strafbaar feit geldt in de zaken die door de RTE als «zorgvuldig» zijn beoordeeld, het oordeel van de RTE als eindoordeel en wordt het OM daarvan niet in kennis gesteld. Het is dus zowel voor een goede taakuitoefening door het OM en de IGJ, als voor de rechtszekerheid van artsen, patiënten en anderen die bij de uitvoering van euthanasie betrokken zijn, van belang dat de Wtl en de arresten van de HR door het OM, de IGJ en de RTE eenduidig worden uitgelegd. Gelet daarop waardeer ik het als positief dat de RTE hebben aangegeven eind dit jaar met een nieuwe EuthanasieCode te komen, waarbij zij ook de KNMG, het OM en de IGJ zullen betrekken.

Zoals is aangegeven in antwoord op vraag 4, zal in de vierde wetsevaluatie van de Wtl worden bezien hoe bepalingen in de Wtl in de praktijk worden toegepast en welke problemen en knelpunten zich daarbij eventueel voordoen.

Vraag 9

Wat is uw verklaring voor het feit dat het aantal euthanasiemeldingen in 2020 steeg tot een hoogterecord van 6.938, terwijl slechts twee zaken (een laagterecord) door de RTE werden beoordeeld als «onzorgvuldig»?

Antwoord 9

De RTE geven aan dat het aantal onzorgvuldige meldingen in absolute zin afnemen. In verhouding tot het totaal aantal meldingen blijft het beeld vrij constant en is het vooral opvallend dat het er heel weinig zijn. Op deze lage aantallen (onder de10) zal toeval de voornaamste verklaringsfactor zijn voor lichte stijgingen of dalingen.

Wel zal, zoals is aangegeven in antwoord op vraag 4, in de vierde wetsevaluatie van de Wtl worden bezien hoe bepalingen in de Wtl in de praktijk worden toegepast en welke problemen en knelpunten zich daarbij eventueel voordoen. Ik heb gevraagd om daarbij extra aandacht te besteden aan de ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen, met name in de houding van artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie. De resultaten van de vierde evaluatie worden voor de zomer van 2023 verwacht.

Vraag 10

Klopt het dat het OM u heeft gevraagd om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de oordelen van de RTE in zaken die zij als «zorgvuldig» hebben bestempeld? Bent u bereid om dit onafhankelijk onderzoek te starten?

Antwoord 10

Ja, dat klopt. Het OM heeft gevraagd om een tussentijds onderzoek dat zich specifiek richt op de oordelen «zorgvuldig». Naar aanleiding van het verzoek van het OM heeft over de waarnemingen van het OM ten aanzien van de oordelen «zorgvuldig» een gesprek plaatsgevonden tussen mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid en de verantwoordelijk procureur-generaal.

In de vierde wetsevaluatie van de Wtl zal, zoals hiervoor is opgemerkt, worden bezien hoe bepalingen in de Wtl in de praktijk worden toegepast en welke problemen en knelpunten zich daarbij eventueel voordoen. Daarbij is in de opdracht om extra aandacht gevraagd voor de als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen. De resultaten van de vierde evaluatie worden voor de zomer van 2023 verwacht. Of een eventueel tussentijds onderzoek voordien kan worden afgerond, is de vraag. Overigens past ons gelet op de demissionaire status van het kabinet op dit moment terughoudendheid, ook ten aanzien van het verzoek van het OM.

Vraag 11

Bent u bereid om te bezien hoe de transparantie over de als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen op korte termijn structureel kan worden vergroot en op dit punt niet de vierde evaluatie van de Wtl af te wachten, die pas medio 2023 wordt verwacht?

Antwoord 11

De RTE publiceren jaarlijks een jaarverslag en daarnaast worden ook enkele casussen die aan de commissies zijn voorgelegd, op hun website gepubliceerd. De RTE zijn voornemens om meer casuïstiek online te publiceren, maar op dit moment zijn er nog praktische en technische beperkingen die dit verhinderen.

Inderdaad worden de resultaten van de vierde evaluatie van de Wtl voor de zomer van 2023 verwacht. Hierin wordt onder andere onderzocht of er voldoende transparantie is over de als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen.

Vraag 12

Herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen van het lid Van der Staaij (SGP) waarin u het volgende schreef: «Alleen als onzorgvuldig beoordeelde meldingen worden door de RTE aan het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gestuurd»?6 Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de volgende passage in uw brief van 5 juli 2021: «Aan het OM zijn momenteel geen beperkingen opgelegd om ter zake van euthanasie zijn vervolgingsmonopolie uit te oefenen; dat wil zeggen dat de beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan, bij het OM berust. De meldingsprocedure – en daarmee de oordelen van de RTE – brengt formeel geen beperking aan in de toepassing van het opportuniteitsbeginsel door het OM. De RTE vormt wel een tussenschakel ten behoeve van de definitieve oordeelsvorming door het OM. In de gevallen waarin de RTE heeft geoordeeld dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld, zal het OM in beginsel afzien van vervolging, tenzij het gegronde aanleiding ziet om – in afwijking van het oordeel van de RTE – tot vervolging over te gaan. In de gevallen van euthanasie en hulp bij zelfdoding, die via de meldingsprocedure ter kennis van het OM komen, wordt in de huidige praktijk geen vervolging ingesteld tegen de desbetreffende arts, indien deze volgens de zorgvuldigheidseisen van de Wtl heeft gehandeld. Niettemin volgt uit het uitgangspunt dat (eu)thanatisch handelen strafbaar is, dat een arts ook in deze gevallen niet op voorhand de garantie heeft dat hij daarvoor niet zal worden vervolgd.»?7 Hoe kan het Openbaar Ministerie besluiten om al dan niet vervolging in te stellen bij meldingen die als zorgvuldig worden beoordeeld door de RTE, als de RTE niet verplicht is om het OM te informeren over door hen als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen?

Antwoord 12

Zoals de wetgever destijds heeft aangegeven, is het nemen van een vervolgingsbeslissing door het OM eerst aangewezen, indien een opsporingsonderzoek is ingesteld. Tot dit laatste bestaat aanleiding, aldus de wetgever, «hetzij indien door de toetsingscommissie het handelen als onzorgvuldig is aangemerkt, hetzij indien uit anderen hoofde een redelijk vermoeden van schuld rijst, bijvoorbeeld (...) omdat de gemeentelijke lijkschouwer aan de officier van justitie bij de melding van een niet-natuurlijke dood wijst op ernstige onregelmatigheden, of omdat er een aangifte van een derde is.»8

Vraag 13

Herinnert u zich de toezegging in het mondelinge vragenuur van 24 november 20209 om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het manifest «Niet stiekem bij dementie», waarin door ruim 450 artsen de zorg werd uitgesproken dat door de aanpassing van de EuthanasieCode de druk van familie op artsen om euthanasie toe te passen zou toenemen? Heeft u deze toezegging inmiddels gestand gedaan en zo ja, wat waren de uitkomsten van dit gesprek?

Antwoord 13

In april 2021 heeft mijn ministerie gesproken met de twee initiatiefnemers van het manifest Niet stiekem bij dementie uit 2017, dhr. Schuurmans en dhr. Chabot, over hun zorgen over euthanasie bij dementie en de ontwikkelingen daarin. Tijdens dit gesprek is ook de druk van naasten op de arts aan bod gekomen. Hier heb ik uw Kamer over geïnformeerd via mijn brief van 6 juli jl.10

Voor mij staat voorop dat artsen een keuze hebben om een euthanasieverzoek in behandeling te nemen; er is geen sprake van een verplichting. In de aanstaande vierde evaluatie van de Wtl zal ook de houding van artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie onder de loep worden genomen.


X Noot
1

Trouw, 20 juli 2021, «OM heeft harde kritiek op euthanasierichtlijn» (https://www.trouw.nl/binnenland/om-heeft-harde-kritiek-op-euthanasierichtlijn~bd2452ce/) en Trouw, 20 juli 2021, «Conflict tussen OM en euthanasiecommissies: wie bepaalt de regels?» (https://www.trouw.nl/verdieping/conflict-tussen-om-en-euthanasiecommissies-wie-bepaalt-de-regels~b9961199/)

X Noot
2

EuthanasieCode 2018. Aangepast naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 21 april 2020, uitgave van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie 2020, p. 5.

X Noot
3

EuthanasieCode 2018. Aangepast naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 21 april 2020, uitgave van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie 2020, p. 5.

X Noot
4

Kamerstuk 31 036, nr. 7 (Tweede evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding).

X Noot
6

Aanhangsel van de Handelingen II, 2019–2020, nr. 2527 (antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Van der Staaij (SGP) over het artikel «Een schriftelijke wilsverklaring is nog geen euthanasieverzoek», beantwoording vraag 8)

X Noot
7

Kamerstuk 32 647, nr. 86, pagina 4

X Noot
8

Kamerstuk 26 691, nr. 3, p. 8.

X Noot
9

Handelingen II, 2020–2021, nr. 28, item 3, blz. 1–5

X Noot
10

Kamerstuk 32 647, nr. 87, p.5.

Naar boven