Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over
geheime belangen die leidden tot niet-ontvankelijk verklaring op verzoek van het OM
zelf (ingezonden 23 september 2020).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 oktober
2020).
Vraag 1
Herinnert u zich nog uw antwoorden op eerdere vragen over de secundaire victimisatie
door het openbaar ministerie (OM) van een slachtoffer van poging tot doodslag?1
Vraag 2
Klopt het dat het lokale parket drie opties heeft voorgelegd aan de Centrale Toetsingscommissie
(CTC) van het OM?
Vraag 3
Waarom is dan uiteindelijk toch de keuze gevallen op het niet-ontvankelijk verklaren
aangezien dit zo’n onbevredigende uitkomst biedt en dit nota bene expliciet werd afgeraden
als «ongewenst scenario» omdat «daarmee aan het belang van het slachtoffer niet tegemoet
wordt gekomen»?2
Vraag 4
Klopt het dat de advocaat-generaal in deze zaak, die het verzoek indiende om niet-ontvankelijk
te worden verklaard bij het Gerechtshof in Arnhem, niet op de hoogte was dat er nog
twee andere opties waren voorgelegd? Zo ja, waarom niet en hoe kan dat?
Vraag 5
Bent u ook vooraf geïnformeerd over het voornemen tot het verzoek van de eigen niet-ontvankelijkheid?
Zo ja, wanneer?
Vraag 6
Klopt het dat u toen ook niet bent geïnformeerd over de «rondom het probleem spelende
en te beschermen belangen» die het OM ertoe brachten zich in deze zaak niet-ontvankelijk
te laten verklaren?
Vraag 7
Bent u toen wel geïnformeerd over de andere twee opties die door de CTC van het OM
zijn besproken en het feit dat het OM het negatieve advies van de CTC heeft genegeerd?
Vraag 8
Waarom heeft u de beperkte informatie van het OM in deze casus toen geaccepteerd?
Vraag 9
Heeft u overwogen gebruik te maken van uw bevoegdheid een bijzondere aanwijzing te
geven?
Vraag 10
Heeft u overwogen de Kamer actief te informeren over dit unieke geval, vanwege het
onbevredigende verloop van deze zaak?
Vraag 11
Kunt u toelichten wat het belang is van het inbrengen van de algemene thematiek van
deze casus in de OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling als het OM er zo stellig
van overtuigd is dat deze situatie zich niet nog eens voor zal doen?
Vraag 12
Hoe beschouwt u uw rol als Minister van Justitie en Veiligheid in relatie tot het
OM, met betrekking tot gevoelige zaken zoals deze? Op welke manieren had u kunnen
bijsturen in deze zaak? Vindt u dat dit terecht niet is gebeurd?
Vraag 13
Klopt het dat het slachtoffer geen recht heeft op de processtukken? Kunt u dit toelichten?
Vraag 14
Begrijpt u dat het slachtoffer alles op alles zet om de processtukken alsnog te ontvangen?
Hoe kwalificeert u het feit dat het OM intern het woord «stalking» gebruikt om deze
pogingen zo te beschrijven, zoals blijkt uit de WOB-stukken?3
Vraag 15
Uit de openbaargemaakte WOB-stukken blijkt ook dat binnen het OM wordt gesproken over
zaken die eerder al zijn misgegaan in deze casus, kunt u dit toelichten?
Vraag 16
Bent u bereid alsnog meer duidelijkheid te verschaffen over de «zwaarwegende belangen»
in deze zaak, gelet op de maatschappelijke onrust over deze zaak?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van
uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over geheime belangen die leidden
tot niet-ontvankelijk verklaring op verzoek van het OM zelf (ingezonden 23 september
2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog
niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
X Noot
1Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 0034