Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
over het bericht dat asielkinderen dreigen te worden uitgezet ondanks de Afsluitingsregeling
(ingezonden 21 juni 2021).
Mededeling van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen
12 juli 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «De uitzetting van asielkinderen dreigt, ondanks een
verruimd kinderpardon»? Zo ja, wat vindt u daarvan?1
Vraag 2
Kunt u uitleggen hoe het komt dat er ondanks het kinderpardon nog altijd langdurig
in Nederland verblijvende kinderen dreigen te worden uitgezet?
Vraag 3
Wat gaat u doen om belemmeringen rond het kinderpardon zo snel mogelijk weg te nemen
en te voorkomen dat in Nederland gewortelde kinderen worden uitgezet?
Vraag 4
Deelt u de mening dat het beschikbaarheidscriterium te rigide wordt gehanteerd? Zo
ja, wat gaat u eraan doen om dit te verder te voorkomen?
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat er aanvragen in het kader van de Afsluitingsregeling zijn afgewezen
op basis van het beschikbaarheidscriterium, terwijl zij wel in nauw contact stonden
met bijvoorbeeld de gemeente, ondanks dat uit het artikel blijkt dat er politieke
overeenkomst is bereikt over coulance?
Vraag 6
Klopt het dat er geen heldere afspraken zijn gemaakt over kinderen die na de start
van de asielprocedure zijn geboren? Waarom kiest u er dan voor om sommige kinderen
die na afloop van de procedure worden geboren uit te sluiten van het kinderpardon?
Vraag 7
Hoe verantwoordt u het feit dat wel vergunningen op grond van de Afsluitingsregeling
zijn verleend aan kinderen voor wie na afronding van de asielprocedure van de ouders
een formulier M35-K is ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en
niet aan kinderen voor wie dit formulier na afloop van de asielprocedure niet werd
ingediend? Welke betekenis komt daarbij volgens u toe aan het feit dat een formulier
M35-K uitdrukkelijk niet bedoeld is om in te dienen bij de geboorte van een kind van
wie de ouders asielrechtelijk reeds uitgeprocedeerd zijn? Waarom kent u doorslaggevende
betekenis toe aan een formulier dat werd ingediend door ouders, terwijl zij conform
de werkinstructie van de IND dat formulier nu juist niet behoorden in te dienen?
Vraag 8
Klopt het dat personen die na de herziening van de Afsluitingsregeling een eerste
aanvraag voor de Afsluitingsregeling indienden getoetst werden op het buitenbeeldcriterium
voor een langere periode, namelijk tot de peildatum, terwijl er bij personen die in
het kader van de Afsluitingsregeling een herbeoordeling kregen (van hun eerdere aanvraag
op grond van de Definitieve Regeling) een kortere toetsingsperiode werd gehanteerd,
namelijk tot de datum van de eerdere aanvraag? Is hier geen sprake van rechtsongelijkheid?
Zo nee, hoe legitimeert u deze keuze dan?
Vraag 9
Wat betekent het volgens u dat mensen die een eerdere aanvraag deden en nu een kortere
toetsingsperiode krijgen bij het buitenbeeldcriterium die eerdere aanvraag veelal
deden in de wetenschap dat die niet kansrijk was vanwege het meewerkcriterium. En
dat, vice versa, andere gezinnen die bewust geen eerdere aanvraag deden, omdat zij
wisten dat die niet kansrijk was, nu voordeel hebben van een kortere toetsingsperiode?
Vraag 10
Waarom wordt er een onderscheid gemaakt tussen kinderen die in Nederland geworteld
zijn en namens wie wel een asielaanvraag is ingediend en in Nederland gewortelde kinderen
namens wie dat niet is gedaan?
Vraag 11
Zou het belang van het kind en de band van deze kinderen met Nederland niet voorop
moeten staan, aangezien wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat uitzetting
na vijf jaar verblijf in Nederland tot onherroepelijke ontwikkelingsschade bij kinderen
leidt?
Vraag 12
Wat kunt u betekenen voor kinderen die op de peildatum van de Afsluitingsregeling
nog geen vijf jaar in Nederland verbleven, maar bij wie dat inmiddels wel het geval
is en die op geen enkele regeling meer aanspraak kunnen maken?
Vraag 13
Hoe verklaart u dat door vast te houden aan strenge formele criteria, recht wordt
gedaan aan het belang van het kind?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk (SP),
van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat
asielkinderen dreigen te worden uitgezet ondanks de Afsluitingsregeling (ingezonden
21 juni 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien
nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.