Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en voor Rechtsbescherming over de casus van een deurwaarder die loonbeslag legt in
relatie tot de geest en strekking van een door de Tweede Kamer aangenomen motie (ingezonden
11 mei 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 25 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 2931.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een deurwaarder loonbeslag legt, ondanks
het feit dat inmiddels meer dan 800 euro is betaald voor een 13 jaar oude schuld van
83 euro?1
Vraag 2
Herinnert u zich de door de Tweede Kamer aangenomen motie, zoals 19 november 2020
ingediend bij de behandeling van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021,
die verzoekt «om naar het huidige stelsel van maatschappelijk verantwoorde incasso
en de deurwaardersactiviteiten te kijken en na consultatie van partijen (...) verbeteringen
in kaart te brengen»?2
Vraag 3, 4
Wat is uw oordeel over het handelen van de deurwaarder in deze casus in relatie tot
de door de Tweede Kamer gewenste verbeteringen in het stelsel van maatschappelijk
verantwoorde incasso en deurwaardersactiviteiten
Deelt u de opvatting dat met het handelen in deze casus weer eens overduidelijk is
aangetoond dat de in de Kameruitspraak bedoelde verbeteringen van een hoge urgentie
zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4
Inzet van de brede schuldenaanpak is het voorkomen dat mensen met (problematische)
schulden verder in de problemen komen als zij te maken krijgen met invordering door
publieke en private schuldeisers. Zorgvuldige en maatschappelijke verantwoorde incasso
heeft derhalve nadrukkelijk de aandacht van het kabinet.
Op grond van hetgeen het kabinet vanuit de media heeft meegekregen over deze zaak,
is hier sprake van een schrijnend verhaal. In deze casus lijkt sprake van enerzijds
rechtmatig handelen en tegelijkertijd een uitkomst die maatschappelijk als ongewenst
wordt ervaren. Naast de hoofdsom van een schuld dient een schuldenaar ook de kosten
en rente te betalen. Zo staat in artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek dat een betaling
eerst strekt tot mindering van de kosten, dan de rente en tot slot pas de hoofdsom
en de lopende rente. Dit betekent dat een relatief kleine schuld dusdanig kan groeien,
zeker als de inning van de buitengerechtelijke fase naar de gerechtelijke fase gaat,
dat het totaalbedrag exponentieel toeneemt en niet meer in verhouding staat tot het
oorspronkelijke bedrag.
Overigens is precies dit thema «kleine» schulden «klein» houden – waarbij klein natuurlijk
relatief is – een onderwerp dat in het kader van de uitwerking van de motie Van Beukering
wordt meegenomen. De themasessies vinden in de maand juni en begin juli plaats met
de verschillende organisaties en de partijen die ook in de motie worden genoemd.
Vraag 5, 6, 8
Kunt u bevestigen, zoals eerder toegezegd, dat de opbrengsten van de gesprekken met
partijen de Kamer voor het begin van het zomerreces worden toegestuurd?
Bent u bereid om, op grond van de uitkomsten van de gesprekken, tevens beleids- en/of
wettelijke maatregelen voor te stellen in de brief die u voor het zomerreces aan de
Tweede Kamer zult verzenden, voorzien van een tijdslijn waarbinnen die hun beslag
dienen te krijgen?
Bent u bereid om, vooruitlopende op uw voor het zomerreces aangekondigde brief en
de daarin op te nemen voorstellen voor maatregelen, stappen te ondernemen in de situatie,
zoals genoemd in vraag 1? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 6, 8
De gesprekken vinden in juni en begin juli plaats. Aan de deelnemende organisaties
wordt gevraagd om na de bijeenkomsten papers op te stellen met hun visie op de in
de motie genoemde onderwerpen. Deze papers zal de Minister voor Rechtsbescherming
met een toelichting aan uw Kamer aanbieden na het zomerreces. Uw Kamer heeft recent
de beleidsreactie op het WODC onderzoek betalingsregelingen ontvangen en daarnaast
ligt in uw Kamer het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening. Daarin wordt onder
meer ook ingegaan op de informatieplicht van en omgang met cliënten door alle partijen
die incassodienstverlening aanbieden.
Vraag 7
Indien u tot het doen van die voorstellen niet bereid bent, wilt u dan uw antwoord
motiveren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik verwijs u naar mijn toelichting bij de beantwoording van vraag 3 tot en met 6 en
8.