Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de openbaarheid van de uurtarieven van de door de overheid ingehuurde advocaten (ingezonden 22 april 2021).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 3 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2689.

Vraag 1

Herinnert u zich nog uw antwoorden op eerdere schriftelijke Kamervragen over peperdure advocaten voor politieagenten?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Waarom heeft u geweigerd de vraag te beantwoorden wat de door de overheid betaalde uurtarieven van deze advocaten zijn geweest? Kunt u alsnog ingaan op deze vraag, wat nu de uurtarieven zijn die zijn gedeclareerd in de zaak waar naar wordt verwezen in die eerdere Kamervragen, in lijn met de aangenomen motie van het lid Van Nispen en het eerder al openbaar maken van de uurtarieven van de landsadvocaat die ook een «marktconform tarief» ontvangt?2, 3

Antwoord 2

Na een zorgvuldige belangenafweging ben ik tot de conclusie gekomen om de uurtarieven in deze zaak niet openbaar te maken. De totale kosten besteed aan deze zaak zijn wel kenbaar, evenals het aantal politieambtenaren waaraan rechtsbijstand is verleend en de periode waarover deze zaak heeft plaatsgevonden. Met de openbaarmaking van de uurtarieven zou het advocatenkantoor die deze zaak heeft behandeld, onevenredig kunnen worden benadeeld, ook kan dat gevolgen hebben voor de relatie tussen de politie en dit kantoor. In de eerste aanleg heeft de korpschef zich bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking daar niet tegen opweegt. De Raad van State volgt deze lijn en heeft die bekrachtigd. De Raad van State heeft geoordeeld dat deze informatie mag worden geweigerd.4 In zaken als deze is de Raad van State de hoogste rechtsprekende instantie. Openbaarmaking van gegevens mag achterwege blijven voor zover het belang niet opweegt tegen het belang van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen danwel derden; artikel 10, tweede lid, onderdeel g, van de Wob.

Bij de aangenomen motie is de regering gevraagd om openheid te geven over het uurtarief dat door de overheid vergoed wordt in verband met de inschakeling van een advocaat door en voor ambtenaren. De tarieven van de landsadvocaat zijn bekend gemaakt omdat de landsadvocaat als enige alle zaken voor de Staat behartigt; er is geen sprake van een concurrentiepositie. Dit in tegenstelling tot bovengenoemde situatie waarin de openbaarmaking van de tarieven wel de concurrentiepositie van het advocatenkantoor kan ondermijnen.

Vraag 3

Kunt u dan gelijk aangeven hoe deze uurtarieven zich verhouden tot de uurtarieven in andere Europese landen aangezien u zelf geen moment laat schieten om te benoemen dat de kosten voor de gesubsidieerde rechtsbijstand tot de Europese top behoren?

Antwoord 3

Aangezien openbaarmaking van het uurtarief niet plaatsvindt, kan ik u ook niet melden hoe dit uurtarief zich verhoudt met andere Europese landen. Ik kan u wel melden dat de tarieven marktconform zijn in Nederland.

Vraag 4

Welke zwaarwegende belangen zijn er volgens u in deze kwestie die het recht van de Kamer op informatie en de controlerende taak om toezicht uit te oefenen op het budget van de regering in de weg staan?

Antwoord 4

Hiervoor verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 2. De Raad van State heeft geoordeeld dat openbaarmaking van dergelijke informatie mag worden geweigerd. Ik volg deze uitspraak.

De openbaarmaking van het gehanteerde uurtarief in deze specifieke zaak zou kunnen leiden tot onevenredige benadeling van het advocatenkantoor. Zoals bovengenoemd vermeld zijn de totale kosten besteed aan deze zaak zijn wel kenbaar, eveneens het aantal politieambtenaren waaraan rechtsbijstand is verleend en de periode waarover deze zaak heeft plaatsgevonden.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2009

X Noot
2

Kamerstuk 34 950 VI, nr. 12

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 221

X Noot
4

ECLI:NL:RVS:2018:2043

Naar boven