Vraag 2, 3, 4, 5, 6, 7
Hoe beoordeelt u de geografische spreiding van de subsidieverdeling van het Fonds
Podiumkunsten voor de periode 2021–2024?
Bent u het met de mening eens dat niet of nauwelijks sprake is van regionale spreiding
nu 54% van de subsidies in Amsterdam terecht is gekomen, terwijl slechts 4% van de
subsidies in de regio’s Noord, Midden, Oost en Zeeland samen terecht is gekomen?
Wat gaat u doen om verschraling van het cultuurlandschap in de regio Oost-Nederland
en de provincie Gelderland te voorkomen nu daar nul aanvragen van gezelschappen gehonoreerd
zijn, ondanks positieve beoordelingen van het Fonds Podiumkunsten?
Heeft u in beeld wat deze verdeling doet voor het culturele middensegment in de regio
en hoe schat de Minister het risico in dat dit belangrijke middendeel – met onder
andere de functies aanjagen en het kweken van talent – in de culturele keten hierdoor
verdwijnt?
Hoe kijkt u naar het gevaar dat talent hierdoor vertrekt uit de regio naar de randstad,
waardoor het gunstige makersklimaat nog verder verschuift naar de randstad? Wat gaat
u doen om dit te voorkomen?
Heeft u voorzien dat, toen u de financieringsmethode wijzigde, het Fonds Podiumkunsten
minder grote nadruk zou gaan leggen op regionale spreiding, omdat de financieringsmethode
is gewijzigd en er meer geld naar de BIS is gegaan en daar een bredere spreiding is
ontstaan, zoals Fonds Podiumkunsten in een reactie zegt? Zo ja, is dit een bewuste
keuze geweest en waarom? Is een uitgebalanceerde geografische spreiding bij de verdeling
van beide subsidiestromen niet wenselijker?2
Antwoord 2, 3, 4, 5, 6, 7
In mijn brief van 15 september 2020 (2020Z16366) heb ik aangekondigd dat ik in de periode 2021–2024 extra investeer in het podiumkunstenaanbod.
Dat doe ik door de 71 instellingen die van het Fonds Podiumkunsten een positief advies
hebben ontvangen, maar waar het budget ontoereikend voor was, alsnog meerjarig te
subsidiëren. Via het Fonds Podiumkunsten is jaarlijks € 15 miljoen extra beschikbaar
voor deze instellingen. Daarnaast volg ik het advies van de Raad voor Cultuur, om
een extra impuls te geven aan de culturele infrastructuur in de provincies Flevoland,
Friesland, Drenthe, Zeeland en Limburg. Daar voeg ik de provincie Overijssel aan toe.
Ik zet hiervoor de jaarlijks beschikbare € 2 miljoen van de matchingsregeling «Verbreding
en Vernieuwing» in. Op deze manier wordt de culturele infrastructuur, op plekken waar
die nu minder stevig is, versterkt. De basisinfrastructuur kent in de periode 2021–2024
meer geografische spreiding dan ooit. Per saldo gaat er ruim € 25 miljoen meer naar
instellingen in de regio dan in de periode 2017–2020.