Vragen van het lid Dassen (Volt) aan de Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Kabinet maakt vertrouwelijke notulen ministerraad openbaar.» (ingezonden 26 april 2021).

Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) en van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 29 april 2021).

Vraag 1 en 2

Bent u in het spoeddebat over deze stukken op donderdag 29 april aanstaande aanwezig als bewindspersoon of als fractievoorzitter van het CDA?

Bent u in het spoeddebat over deze stukken op donderdag 29 april aanstaande aanwezig als bewindspersoon of als fractievoorzitter van D66?

Antwoord 1 en 2

Tijdens de formatieperiode kan een demissionair bewindspersoon deze functie combineren met het Kamerlidmaatschap, zoals is bepaald in art. 57 lid 3 van de Grondwet. Juist om deze rolzuiverheid te bewaken, kan uw vraag 4 niet worden beantwoord door het kabinet.

Het debat gaat vandaag over de notulen van de ministerraden, die het kabinet op 26 april jl. met uw Kamer heeft gedeeld. De Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben in hun rol als leden van het kabinet aan deze ministerraden deelgenomen. De Minister van Financiën zal vanuit deze rol ook deelnemen aan het debat met uw Kamer. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beschikbaar om deel te nemen aan het debat, mocht deze wens vanuit de Kamer bestaan.

Vraag 3 en 5

Hoe reflecteert u op die dubbele petten in de context van de gevoelige inhoud van het nog te voeren spoeddebat alsook tegen de achtergrond van het actuele gesprek over macht en tegenmacht?

Deelt u de mening dat deze vermenging van belangen in de context van dit toeslagenschandaal en – mede daaruit voortvloeiend – de ontstane crisissfeer in de relatie parlement – kabinet, in zichzelf het verschil tussen macht en tegenmacht onzichtbaar maakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u daaraan?

Antwoord 3 en 5

Deze mening delen wij niet. Tijdens de formatieperiode kan een demissionair bewindspersoon deze functie combineren met het Kamerlidmaatschap (art. 57 lid 3 Gw). Dit vraagt wel van betrokkenen dat zij expliciteren vanuit welke hoedanigheid zij spreken, en dat zij als Kamerlid in beginsel niet het woord voeren over onderwerpen die binnen hun portefeuille als bewindspersoon vallen.

Vraag 4

Kunt u aangeven of u als fractievoorzitter uw fractie zult voorgaan in de voorbereiding van dit debat waarin onder andere hetgeen u in de rol van Minister wist, niet wist of gezegd hebt, onderdeel van bevraging zal zijn?

Antwoord 4

Kamervragen worden gesteld aan leden van het kabinet. Vragen die zien op de vergaderingen van Kamerfracties, kunnen niet door het kabinet beantwoord worden en moeten gesteld worden in het Kamerdebat.

Naar boven