Vragen van de leden Van Raan (PvdD) en Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Financiën over het transparantiebeleid van ontwikkelingsbank FMO en door FMO gefinancierde misstanden in de Democratische Republiek Congo (ingezonden 16 februari 2021).

Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede namens de Minister van Financiën (ontvangen 7 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1988.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Banken stappen uit plantages Congo zonder landroof op te lossen»1 en het rapport «Finance as Agro-Colonialism» gepubliceerd door elf ngo's, waaronder Milieudefensie?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft u contact gehad met FMO over het rapport en zo ja, wat was de reactie van FMO?

Antwoord 2

Mijn medewerkers hebben contact gehad met FMO over het rapport. FMO maakt zich zorgen over de lokale situatie bij de plantages van Plantations et Huileries du Congo (PHC) – met name in en rondom de Lokutu plantage – en begrijpt goed dat er aandacht voor is vanuit het maatschappelijk middenveld. FMO zet zich sinds haar investering in 2015 in voor verbeteringen in de milieu en sociale standaarden op de PHC plantages en is in contact met verschillende NGO’s over de situatie aldaar.

Vraag 3

Welk deel van de in totaal 150 miljoen dollar aan leningen die Feronia-PHC sinds 2013 heeft ontvangen van Europese ontwikkelingsbanken is verstrekt door FMO?

Antwoord 3

FMO heeft een lening van USD 16,5 miljoen aan PHC verstrekt. PHC is het Congolese bedrijf dat tot voor kort het bezit was van Feronia Inc.

Vraag 4 en 6

Klopt het dat FMO en de ontwikkelingsbanken BIO, DEG en EAIF zich in mei 2020 bereid toonden om 80% van de uitstaande leningen aan Feronia-PHC af te schrijven? Kunt u verduidelijken welk bedrag de ontwikkelingsbanken precies bereid waren af te schrijven en wat daarbinnen het aandeel van FMO was? Kunt u delen wat de overwegingen waren om in te stemmen met deze afschrijving? Kunt u bevestigen dat deze afschrijving plaatsvond of zal plaatsvinden?

Heeft Feronia-PHC voldaan aan de voorwaarden die door de Europese ontwikkelingsbanken werden gesteld aan het afschrijven van de lening, namelijk een herziening van het Environmental & Social Action Plan (ESAP)? Welke herziening moest er volgens de ontwikkelingsbanken plaatsvinden en hoe is dit door Feronia-PHC geïmplementeerd?

Antwoord 4 en 6

Van FMO heb ik begrepen dat PHC zich al lange tijd in financieel zwaar weer bevindt, waardoor er onvoldoende geld is om de benodigde verbeteringen ten aanzien van milieu en sociale standaarden door te voeren. FMO en de andere ontwikkelingsbanken hechten veel waarde aan deze verbeteringen. Het verbeteren van deze standaarden was een belangrijke reden voor FMO om in 2015 te investeren in PHC.

FMO geeft aan dat mede naar aanleiding van het zorgwekkende Human Rights Watch rapport (dat eind 2019 is uitgekomen) een nieuw Environmental and Social Action Plan (ESAP) is afgesproken tussen de ontwikkelingsbanken en PHC in januari van dit jaar. Een samenvatting van dit ESAP is te vinden op de PHC website3; het ESAP adresseert de belangrijkste zorgen uit het rapport en gaat in op implementatie en bijbehorende deadlines. Het ESAP is het resultaat van harde eisen die de ontwikkelingsbanken hebben gesteld en kan daarmee eveneens gezien worden als een overzicht van de verbeteringen die volgens de ontwikkelingsbanken moesten plaatsvinden.

Om de lokale omstandigheden en de financiële situatie van PHC te verbeteren, hebben FMO en de Duitse (DEG) en Belgische (BIO) ontwikkelingsbanken afgesproken met PHC dat maximaal 80% van de door hun verstrekte leningen afgeschreven zal worden onder de voorwaarde dat bepaalde mijlpalen binnen het ESAP behaald zijn (max. USD 32,5 miljoen afschrijving). Wat betreft FMO gaat het om een bedrag van maximaal USD 13,2 miljoen. In het afgesproken proces wordt steeds een deel van de lening afgeschreven bij het behalen van een specifieke mijlpaal. Op dit moment hebben nog geen afschrijvingen op de lening plaatsgevonden.

De financiële situatie van PHC was begin 2020 zo slecht dat een faillissement dreigde voor zowel PHC als Feronia. Aandeelhouder KKM was bereid extra geld te investeren om PHC te redden, mits het meerderheidsaandeelhouder zou worden. Dit is gebeurd en de aandelenstructuur via de Canadese holding Feronia Inc is door middel van een faillissementsprocedure beëindigd. Tegelijkertijd zijn er onderhandelingen gestart over het herstructureren van de schulden en dit proces is bijna afgerond.

Bij deze herstructurering hebben sommige crediteuren er voor gekozen om hun leningen volledig en zonder aanvullende voorwaarden af te schrijven. FMO heeft daar niet voor gekozen en besloten om een deel van hun lening af te schrijven onder de voorwaarde dat specifieke ESAP-mijlpalen behaald worden. Door invloed te houden op het bedrijf en betrokken te blijven bij PHC, blijft FMO zich inspannen om de omstandigheden voor de lokale bevolking te verbeteren.

Vraag 5

Klopt het dat na het faillissement van Feronia Inc. het teruggeven van de concessierechten aan lokale gemeenschappen niet aan de orde is geweest? Heeft FMO hier op enig moment voor gepleit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Van FMO heb ik begrepen dat de grond waar de PHC plantages zich op bevinden eigendom is van de Congolese overheid. Het is daarmee niet mogelijk om vanuit PHC of FMO concessierechten voor deze grond aan een andere partij te verstrekken, zoals een organisatie die de lokale gemeenschap vertegenwoordigt. De eerder vermelde herstructurering van PHC was gericht op Feronia Inc., het Canadese moederbedrijf van PHC dat is opgeheven als onderdeel van de herstructurering. De bedrijfsactiviteiten van PHC in DR Congo zijn gedurende dit proces onverminderd voortgezet. De bestaande concessieafspraak tussen de overheid van DR Congo en PHC, over de landrechten, is daarom in de herstructureringsgesprekken geen onderwerp van gesprek geweest en daarmee ongewijzigd gebleven.

Vraag 7

Herinnert u zich dat u in uw beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van 22 november 20194 stelde dat er bij constatering van te lage lonen een verbetertraject richting een leefbaar loon en tijdige uitbetaling wordt opgenomen in een actieplan? Klopt de bewering uit het ngo-rapport dat werknemers op de plantages nog steeds minder dan het minimumloon verdienen? Is FMO een verbetertraject gestart nadat eerder bleek dat werknemers van Feronia-PHC minder dan een leefbaar loon verdienen en hun loon te laat uitbetaald krijgen? Zo ja, wat waren de resultaten van dit verbetertraject en hoe wordt gecontroleerd of werknemers nu daadwerkelijk minstens het minimumloon verdienen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Ja, ik herinner mij deze beantwoording.

Van FMO heb ik begrepen dat PHC minstens het wettelijk minimumloon betaalt aan zowel vaste als tijdelijke werknemers. Dit staat ook in het ESAP afgesproken met de ontwikkelingsbanken. Naleving hiervan wordt gecontroleerd door onafhankelijke adviseurs waarbij salarisstroken worden gecontroleerd en interviews worden gehouden met werknemers.

Ook is een afspraak tussen de ontwikkelingsbanken en PHC gemaakt dat de lonen zich dienen te ontwikkelen richting een leefbaar loon. Dit is een belangrijk streven van FMO, maar op korte termijn lijkt een verhoging naar een leefbaar loon niet haalbaar omdat PHC al lange tijd verliesmakend is en de financiële situatie precair is. De ontwikkeling richting een leefbaar loon is gekoppeld aan specifieke financiële waarden die signaleren dat de loonsverhoging mogelijk is. Met een combinatie van productiviteitsverbeteringen en hogere palmolieprijzen kan de financiële positie van PHC verbeteren en wordt verhoging van de lonen mogelijk met als uiteindelijk doel een leefbaar loon.

Daarnaast heeft PHC volgens FMO sinds de verstrekking van de lening van de ontwikkelingsbanken een verbetertraject ingesteld ten aanzien van tijdige uitbetaling van de lonen. PHC rapporteert elk kwartaal aan FMO over hoe de salarisbetalingen lopen. FMO wordt geïnformeerd op het moment dat een uitbetaling vertraagd is, ook over de maatregelen die zijn genomen om een te late betaling te verhelpen.

De naleving van het ESAP wordt minstens jaarlijks gecontroleerd door een onafhankelijke adviseur en – indien mogelijk – een medewerker van een van de ontwikkelingsbanken. Het laatste monitoring report is in december 2020 opgeleverd. Bij een dergelijke controle controleert de onafhankelijk adviseur ook of werknemers tijdig en minstens het geldende minimumloon betaald krijgen.

Vraag 8

Herinnert u zich dat u in uw beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van 20 november 20195 stelde dat wanneer onderzoek naar landrechten tekortschiet er beroep kan worden gedaan op het onafhankelijke klachtenmechanisme van FMO en de Duitse en Franse ontwikkelingsbanken?

Antwoord 8

Ja.

Vraag 9

Kunt u bevestigen dat lokale gemeenschappen in november 2018 een klacht indienden via het gezamenlijke klachtenmechanisme? Klopt het dat twee jaar na de start van de klachtenprocedure de bemiddeling nog niet is begonnen? Zo ja, waarom niet?

Antwoord 9

Van FMO heb ik begrepen dat eind 2018 vertegenwoordigers van de lokale gemeenschappen inderdaad gebruik hebben gemaakt van het onafhankelijke klachtenmechanisme dat is opgezet door FMO, DEG en de Franse ontwikkelingsbank Proparco. Omdat DEG de leidende ontwikkelingsbank is in het consortium van ontwikkelingsbanken dat in PHC heeft geïnvesteerd, wordt op dit moment de klacht beschouwd als een klacht aan het adres van DEG.6 In het kader van deze klacht heeft het expertpanel van het klachtenmechanisme in november 2018 en augustus 2019 de indieners bezocht en met leden van de lokale gemeenschap gesproken.

De indieners en PHC hebben vervolgens gezamenlijk gekozen voor een bemiddelingsproces onder begeleiding van het expertpanel van het klachtenmechanisme. Via FMO heb ik van het expertpanel begrepen dat het panel sinds de keuze voor het bemiddelingsproces niet heeft kunnen afreizen naar Congo vanwege reisbeperkingen naar aanleiding van de COVID-19-pandemie. Zodra de reisrestricties opgeheven zijn zal het panel afreizen en kan het bemiddelingsproces daadwerkelijk beginnen.

Vraag 10

Wat gebeurt er als de klachtenprocedure niet naar tevredenheid wordt afgerond voordat de ontwikkelingsbanken definitief geen belangen of financiering meer hebben in Feronia-PHC?

Antwoord 10

Het is belangrijk om te benadrukken dat onder de huidige klachtenprocedure gekozen is voor een bemiddelingsprocedure. Zowel de lokale gemeenschap als PHC hebben vrijwillig gekozen om gezamenlijk – onder begeleiding van het expert panel van het klachtenmechanisme als neutrale partij – tot een oplossing te komen.

Het klachtenmechanisme fungeert hierbij niet als scheidsrechter of als alternatief voor het lokale rechtssysteem. Van FMO heb ik begrepen dat het klachtenmechanisme voornemens is om het bemiddelingsproces door te zetten, ook indien er geen financiele relatie meer zou bestaan tussen de ontwikkelingsbanken en PHC. Of een bemiddelingsproces afgerond kan worden hangt af van de bereidheid hiertoe van de beide betrokken partijen.

Vraag 11

Kunt u toelichten hoe de toekenning, in 2019, van een financiering ter waarde van 250.000 euro aan Feronia met het oog op capaciteitsopbouw heeft bijgedragen aan de klachtenprocedure van de ontwikkelingsbanken? Om welk type financiering ging het? Maakt deze financiering deel uit van het afgeschreven bedrag? Stelt FMO eenzelfde hoeveelheid financiering beschikbaar aan de lokale gemeenschappen, die in hun klacht expliciet vragen om financiële en technische ondersteuning tijdens de procedure?

Antwoord 11

Van FMO heb ik begrepen dat het bedrag is ingezet voor een capaciteitsopbouwprogramma met als doel het PHC management en PHC werknemers (zoals plantagebewakers) te ondersteunen bij het opbouwen van een goede relatie met lokale gemeenschappen, naast het verbeteren van enkele specifieke milieu en sociale standaarden (onder andere IMVO monitoring en verbetering werknemer klachtenmechanisme). Dit bedrag is verschaft als toelage om bovenstaande doelen te bereiken en staat los van de klachtenprocedure.

Het bedrag is geen onderdeel van de FMO lening die bij het behalen van bepaalde mijlpalen uit het ESAP gedeeltelijk afgeschreven wordt.

Via FMO heb ik van het expertpanel begrepen dat lokale gemeenschappen (als onderdeel van het bemiddelingsproces) toegang hebben tot financiële ondersteuning vanuit het klachtenmechanisme wanneer dit nodig is voor het succesvol afronden van het bemiddelingsproces. Via FMO heb ik begrepen dat de lokale gemeenschappen tot op heden geen verzoek hebben ingediend bij het panel.

Vraag 12

Welke stappen neemt u om een goede uitvoering van het klachtenmechanisme te borgen?

Antwoord 12

Het klachtenmechanisme is opgezet door FMO, DEG en Proparco en opereert onafhankelijk van deze partijen. De ontwikkelingsbanken leveren wel operationele en financiële ondersteuning.

Het kabinet toetst onder andere door middel van evaluaties of het IMVO-beleid van FMO voldoet aan de hierover gemaakte afspraken en of FMO’s IMVO beleid vooruitstrevend is, in de zin van dat FMO’s beleid normatief is (zoals afgesproken). In de recente evaluatie van FMO concludeert de evaluator dat het opzetten van een onafhankelijk klachtenmechanisme vooruitstrevend is; een dergelijk mechanisme ontbreekt bij veel andere ontwikkelingsbanken. Het klachtenmechanisme pakt klachten professioneel en serieus op, ondanks dat het relatief nieuw is. De evaluator concludeert echter ook dat de bekendheid en toegankelijkheid van het klachtenmechanisme verbeterd dienen te worden. Daarnaast is er ruimte voor verbetering bij het opvolgen van aanbevelingen en het documenteren en monitoren van de voortgang ervan.

De resultaten van deze evaluatie zijn onderdeel van de strategische dialoog tussen het kabinet en FMO. Het kabinet ziet er op toe dat FMO de bevindingen en aanbevelingen uit de evaluatie adresseert.

Vraag 13

Bent u bereid om alsnog maatregelen te treffen om de inheemse bevolking hun landrechten terug te helpen verkrijgen?

Antwoord 13

Zoals beschreven in het antwoord op vraag 5 heb ik begrepen van FMO dat het land waar de PHC plantages zich op bevinden in eigendom van de Congolese overheid is.

FMO is een staatsdeelneming die op afstand van de Staat opereert en verantwoordelijk is voor haar eigen beleid en strategie. Als beleidsverantwoordelijk ministerie ziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken toe op de maatschappelijke missie van FMO en dat het IMVO beleid van FMO vooruitstrevend is. Een belangrijk onderdeel van het IMVO beleid van FMO is het uitgebreide due diligence onderzoek dat FMO verricht voorafgaand aan een investering. Landrechten maken onderdeel uit van een dergelijk onderzoek.

In het geval van PHC had de Duitse ontwikkelingsbank DEG het voortouw bij het verrichten van hetdue diligence onderzoek. DEG heeft de resultaten van het onderzoek gedeeld met de andere ontwikkelingsbanken, waaronder FMO. FMO stelt dat bij de start het due diligence onderzoek van DEG voldoende juridische waarborgen bood, ook ten aanzien van landrechten, om deel te nemen aan het project. Tijdens de verschillende stappen in het investeringsproces heeft FMO nader onderzoek gedaan naar de geldigheid van de concessieovereenkomsten.

Het kabinet onderstreept het belang van goede en duidelijke landrechten, vreedzame en eerlijke oplossingen voor landconflicten en de bescherming van lokale gemeenschappen tegen landroof. Het kabinet heeft vertrouwen in FMO’s beleid rondom landrechten dat na een publieke consultatieronde is vastgesteld7 en in de wil van FMO om landrechtenschendingen te voorkomen. Hierbij is het belangrijk dat FMO naast het doen van goed due diligence onderzoek voorgaand aan de investering, ook heel alert is en blijft tijdens een investering op landrechtenkwesties en hier constructief mee om gaat. Het is daarom belangrijk dat in het nieuwe ESAP afspraken gemaakt zijn tussen de ontwikkelingsbanken en PHC over het adresseren van aan landrechten gerelateerde kwesties en dat PHC en de lokale gemeenschappen hebben ingestemd met een bemiddelingsproces onder leiding van het onafhankelijke klachtenmechanisme over dit onderwerp.

Vraag 14

Kunt u een overzicht geven van de stappen die u heeft ondernomen ten aanzien van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO sinds FMO in 2019 onder vuur kwam te liggen vanwege de financiering van Feronia?

Antwoord 14

Ik interpreteer bovenstaande vraag als hoe de ministeries om zijn gegaan met de berichtgeving van eind 2019 – specifiek in Trouw op 15 oktober en daaraan gerelateerde berichtgeving – en het kritische Human Rights Watch Rapport over de zorgelijke omstandigheden bij de Feronia-PHC palmolieplantages van 25 november jl.

Als onderdeel van de reguliere dialoog tussen de overheid en FMO spreken medewerkers van zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het Ministerie van Financiën structureel met FMO, ook over incidenten en mogelijke misstanden bij FMO investeringen. Zo nodig, vragen de medewerkers FMO tijdens deze gesprekken om additionele informatie, bijvoorbeeld over de maatregelen die FMO neemt, de lessen die te trekken zijn uit een situatie en de mate waarin FMO’s beleid en de implementatie ervan toereikend is gebleken in een situatie of aanpassing behoeft. Wanneer verbeteringen nodig zijn, spreekt het kabinet FMO hierop aan. Gezien het aantal zorgelijke incidenten op het grondgebied van de PHC plantages, is PHC een terugkerend onderwerp van deze gesprekken.

Na publicatie van het Trouw artikel dat zich grotendeels op Feronia-PHC richtte, is FMO gevraagd om de informatie uit het artikel te verifiëren dan wel te ontkrachten. Ook heeft de Nederlandse ambassade in Kinshasa op basis van lokale informatie en gesprekken met andere betrokken ambassades zo goed mogelijk geprobeerd de informatie uit het artikel te verifiëren. Gezien de afstand tussen Kinshasa en de PHC plantages is het verifiëren van informatie ter plekke ook voor de ambassade erg moeilijk.

Desondanks zijn een aantal FMO medewerkers en een medewerker van de Nederlandse ambassade in augustus 2019 afgereisd naar de Lokutu plantage om de situatie te bekijken. Uit dit onderzoek kwam opnieuw het beeld van een problematische en fragiele situatie naar voren.

Op 16, 17 en 25 oktober 2019 zijn Kamervragen gesteld naar aanleiding van bovenstaand artikel. Voor de beantwoording van deze vragen is informatie opgevraagd bij FMO.

Voorafgaand aan de publicatie van het Human Rights Watch rapport op 25 november 2019 hebben zowel FMO als de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën meegewerkt aan de publicatie, door het schriftelijk beantwoorden van vragen van Human Rights Watch. Ook is een BZ medewerker aanwezig geweest bij een bespreking van het rapport tussen FMO en Human Rights Watch.

In december 2019 is tijdens het halfjaarlijkse beleidsoverleg met de Raad van Bestuur van FMO op ambtelijk niveau gesproken over bovenstaande publicaties en gerelateerde Kamervragen. Tijdens dit overleg is ook gesproken over de IMVO aspecten van FMO’s beoordeling van projecten voorafgaand aan een investering en de monitoring daarvan tijdens een investering, ook in een situatie waarin FMO niet de leidende ontwikkelingsbank in een consortium is.

Zoals aan uw Kamer toegezegd tijdens de BHOS Begrotingsbehandeling in 2019, zijn bovenstaande situatie en FMO’s IMVO standaarden in algemene zin besproken door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met het bestuur van FMO (oktober 2020). In dit gesprek is onder andere het belang van gedegen vooronderzoek, monitoring en het betrekken van lokale stakeholders benadrukt door het kabinet. In dit gesprek heeft FMO enkele recente verbeteringen – zoals verbeterde grondoorzaakanalyses bij incidenten – toegelicht.

In de opvolging van dit gesprek heeft FMO onder meer aandacht besteed aan het verder verbeteren van de dialoog met NGO’s. Als onderdeel van de

strategische dialoog tussen de staat en FMO is gesproken over het doorvoeren van specifieke verbeteringen in het IMVO beleid van FMO, zoals actualisatie van de geldende IMVO standaarden en onderzoek naar mogelijkheden om lokale stakeholders eerder en beter te betrekken bij investeringen, via bijvoorbeeld lokale partners van het Nederlandse postennet.

In 2020 is FMO geëvalueerd door een onafhankelijke partij. Een belangrijk onderdeel van de evaluatie betrof (de toepassing van) het IMVO beleid van FMO. Het evaluatierapport en de reactie van het kabinet op de bevindingen en aanbevelingen wordt u parallel toegezonden.

Vraag 15

Bent u bereid om de resultaten van hetdue diligence-onderzoek dat door de Duitse ontwikkelingsbank is uitgevoerd en ter beschikking is gesteld van FMO voordat de investering in Feronia-PHC plaatsvond te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 15

Het kabinet beschikt niet over genoemd onderzoek. Dit onderzoek bevat bedrijfsvertrouwelijke informatie en om juridische redenen kan FMO dit document niet delen of openbaar maken.

Vraag 16

Op welke manieren zou op nationaal niveau wettelijke verankering van de zorgplicht die financiële instellingen hebben ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen bijdragen aan het voorkomen dat de brede welvaart wordt aangetast door bijvoorbeeld mensenrechtenschendingen en milieuschade?

Antwoord 16

De algemene zorgplicht voor financiële dienstverleners is reeds wettelijk verankerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft, artikel 4:24a). Volgens deze wet zijn financiële dienstverleners verplicht om op zorgvuldige wijze de gerechtvaardigde belangen van de consument of begunstigde in acht te nemen. Als onder toezicht staande instelling is FMO ook gehouden aan de zorgplicht die in de Wft is opgenomen.

De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het toezicht op de financiële sector uit. De AFM ziet als onafhankelijk toezichthouder specifiek toe op gedragstoezicht. Onderdeel van toezicht is de zorgvuldige behandeling van cliënten. Bij evidente misstanden die het vertrouwen in de financiële dienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden, is de AFM bevoegd om een aanwijzing te geven om binnen een redelijke termijn een bepaalde gedragslijn te volgen. Hiermee is de zorgplicht die FMO heeft wettelijk verankerd.

Het kabinet verwacht verder van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren, waaronder Nederlandse financiële instellingen, dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen (due diligence), in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinatonale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Dit houdt in dat zij (potentiële) risico’s voor mens en milieu in kaart brengen, voorkomen en aanpakken en hierover transparant zijn.

In de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337) concludeert het kabinet dat het huidige IMVO beleid aangescherpt dient te worden. Het kabinet zet in op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting, bij voorkeur op Europees niveau, om de naleving van de OESO richtlijnen verder te bevorderen. Voor meer informatie zie het genoemde kamerstuk.

Vraag 17

Deelt u de mening dat de financiering, door FMO, van Feronia en andere projecten waarbij ernstige misstanden gedocumenteerd werden, de noodzaak illustreert van een wettelijke verankering op nationaal niveau van deze zorgplicht, zodat de naleving van deze plicht door een onafhankelijke toezichthouder gehandhaafd kan worden?

Antwoord 17

Zie het antwoord op vraag 16.

Vraag 18

Klopt het dat Feronia-PHC 2.100 kilometer aan operationele wegen, 3.000 huizen voor werknemers, 95 scholen, 4 ziekenhuizen, 17 dispensaria en 6 gezondheidscentra opknapte, zoals op de website van FMO wordt beweerd? Kunt u de coördinaten van deze locaties aanleveren zodat deze informatie geverifieerd kan worden?

Antwoord 18

FMO heeft aan mij laten weten dat deze informatie uit het Sustainability Rapport 2017 van PHC’s toenmalige meerderheidsaandeelhouder Feronia komt8. Aangezien Feronia destijds aan de Canadese beurs genoteerd stond, is deze informatie geverifieerd volgens de in Canada geldende standaarden. FMO geeft aan dat deze informatie mogelijk verouderd is en dat bij het eerstvolgende monitoringbezoek van de onafhankelijke adviseur deze persoon steekproefsgewijs bovenstaande informatie zal verifiëren.

FMO heeft geen beschikking over de exacte coördinaten van deze (sociale) infrastructuur. Wanneer partijen uit bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld bovenstaande informatie willen verifiëren, kunnen zij contact opnemen met FMO om te kijken hoe dit zo goed mogelijk gefaciliteerd kan worden.

Vraag 19

Klopt het dat FMO en de andere betrokken ontwikkelingsbanken de lokale gemeenschappen niet geconsulteerd hebben vooraleer het bedrijf over te dragen aan een private investeerder? Zo nee, hoe en wanneer zijn de gemeenschappen geconsulteerd?

Antwoord 19

Er is geen sprake van dat PHC is overgedragen aan een private investeerder. Van FMO heb ik begrepen dat er een (juridische) herstructurering heeft plaatsgevonden, die zich voornamelijk richtte op het Canadese moederbedrijf van PHC: Feronia Inc. Als onderdeel van deze herstructurering is een bestaande minderheidsaandeelhouder (KKM) als gevolg van een broodnodige kapitaalinjectie de meerderheidsaandeelhouder van PHC geworden, waarmee een direct faillissement van PHC is voorkomen. Deze herstructurering is onder andere bekend gemaakt op de website van de Britse ontwikkelingsbank CDC (die hiermee tevens crediteur is geworden in plaats van aandeelhouder) en de FMO website.9 Van FMO heb ik begrepen dat lokale gemeenschappen niet zijn geconsulteerd over deze herstructurering, omdat de bedrijfsactiviteiten van PHC in DR Congo onverminderd zijn voortgezet gedurende dit proces en lokaal geen veranderingen hebben plaatsgevonden. In algemene zin zetten FMO en de Britse ontwikkelingsbank CDC zich in voor lokale consultatie van lokale gemeenschappen door midden van technische assistentie aan PHC ten aanzien van dit onderwerp.

Vraag 20

Welke vervolgstappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat FMO de veronderstelde begunstigden van ontwikkelingsprocessen waaraan FMO bijdraagt, betrekt en laat meebeslissen over wat voor financiering en projecten kunnen bijdragen aan een verbetering van hun levenssituatie?

Antwoord 20

Om de positieve impact voor lokale gemeenschappen te vergroten en de risico’s op negatieve consequenties te mitigeren, dienen de lokale gemeenschappen tijdig geïnformeerd en betrokken te worden bij de projecten die FMO financiert. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij FMO’s klanten, maar FMO heeft zelf ook een verantwoordelijkheid.

FMO doet een uitgebreide due diligence (een vooronderzoek met betrekking tot gepaste zorgvuldigheid) bij investeringen met een hoog (milieu en sociaal) risicoprofiel. Deze due diligence dient negatieve impact op mens en milieu zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij wordt gekeken of de risico’s van een voorgenomen investering goed in kaart zijn gebracht, of ze aanvaardbaar zijn en of een klant in staat is om de mitigerende maatregelen te implementeren.

Daarnaast voert FMO (zelf of via een consultant) gesprekken met de lokale gemeenschap en andere belanghebbenden van directe investeringen met hoge (sociale en milieu) risico’s, om te monitoren of ze (i) goed zijn geïnformeerd door de klant van FMO, (ii) hun standpunten hebben kunnen delen met de klant en (iii) of het project hun steun geniet.

Als de due diligence uitwijst dat (i) een project brede steun van genoemde lokale belanghebbenden geniet en (ii) de potentiële negatieve gevolgen van een project naar verwachting goed worden gemanaged, kan FMO financiering verschaffen. Indien nodig stelt FMO voorafgaand aan de financiering een actieplan op met haar klanten dat onderdeel wordt van de contractuele verplichtingen tussen FMO en een klant. Voordat overgegaan wordt tot financiering, publiceert FMO basisinformatie over haar (voorgenomen) investeringen op haar website. Met deze informatie worden het (internationale) maatschappelijke middenveld en andere belanghebbenden op de hoogte gesteld en kunnen deze partijen relevante informatie over de investering met FMO delen.

De recente FMO evaluatie concludeert dat FMO een toonaangevende ontwikkelingsbank is op het gebied van IMVO en dat FMO vooruitstrevend is als het gaat om het ontwikkelen van beleid voor de toepassing van mensenrechten bij investeringen. Als verbeterpunt geeft de evaluatie aan dat FMO haar due diligence op de raadpleging van lokale belanghebbenden door (potentiële) klanten verder kan uitbreiden en systematiseren. Ik ga na hoe FMO opvolging geeft aan dit verbeterpunt. Daarnaast heb ik van FMO begrepen dat zij met NGO’s in gesprek is over dit verbeterpunt en de rol die NGO’s spelen bij het betrekken van lokale belanghebbenden.

In het FMO evaluatierapport en de reactie van het kabinet in de aanbiedingsbrief vindt u meer informatie over de bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot het IMVO beleid van FMO, de reactie van het kabinet en de vervolgstappen.

Vraag 21

Bent u bekend met het bericht «Transparantie ontwikkelingsbank FMO schiet tekort» verschenen op 11 februari jl. in Trouw?10

Antwoord 21

Ja.

Vraag 22

Bent u bekend met het in het bericht aangehaalde rapport van hetInternational Accountability Project en de Foundation for the Development of Sustainable Policies en de gezamenlijk brief daarover aan FMO van 28 verschillende organisaties?11

Antwoord 22

Ja.

Vraag 23

Wat is uw appreciatie van het rapport en de brief?

Antwoord 23

Het transparantiebeleid van FMO (waar het rapport en de brief zich op richten) is gericht op het informeren van het internationaal actieve maatschappelijk middenveld voorafgaande aan een investering. NGO’s worden hierdoor in staat gesteld om relevante informatie (uit hun netwerk) over de investeringen met FMO te delen, waardoor FMO noodzakelijke verbeteringen kan doorvoeren. Het beleid is dus niet primair bedoeld voor het betrekken van lokale belanghebbenden, maar draagt daar wel aan bij. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 20, betrekt FMO deze belanghebbenden bij de due diligence (die plaatsvindt voorafgaande aan een investering en aan publicatie op de FMO-website). Wanneer zich problemen voordoen bij een project, betrekt FMO tevens signalen van lokale belanghebbenden bij het monitoren en controleren of de klant voldoet aan zijn verplichtingen conform het (milieu en sociaal) actieplan richting lokale belanghebbenden.

Transparantie omtrent voorgenomen investeringen kan FMO helpen om negatieve effecten te voorkomen en voordelen voor de lokale bevolking te vergroten. Het maatschappelijk middenveld wordt door transparantie immers in staat gesteld om relevante informatie met FMO te delen. Het rapport komt met verschillende aanbevelingen om de transparantiepraktijk te verbeteren, bijvoorbeeld door consistentere informatie te verschaffen over voorgenomen investeringen met hoge (milieu en sociale) risico’s. We verwachten van FMO dat zij een lerende organisatie is en de adviezen gebruikt om haar beleid en de implementatie ervan aan te scherpen. Ik begrijp van FMO dat zij hiertoe in gesprek is met de opstellers van het rapport.

Vraag 24

Hoe kan het dat in slechts een kwart van de gevallen potentiële negatieve gevolgen van een investering van FMO bekend werden gemaakt? Deelt u de mening dat dit percentage te laag is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te veranderen?

Antwoord 24

Het is mij niet duidelijk hoe het percentage van 25% tot stand is gekomen, waardoor ik hier geen appreciatie van kan geven. Wel begrijp ik van FMO dat de deelneming normaliter informatie verschaft over negatieve milieu en sociale effecten bij hoog risico klanten en niet bij klanten met een lager risico (gezien de beperkte verwachte effecten).

In het rapport komt naar voren dat FMO niet in alle gevallen consistent is geweest bij het delen van deze informatie. Zo is niet alle relevante informatie met betrekking tot investeringen met hoge (milieu en sociale) risico’s openbaar gemaakt (zie ook het antwoord op vraag 23). FMO heeft aan mij toegezegd de informatievoorziening voorafgaand aan een investering verder te verbeteren. FMO zal op de website consistent het risicoprofiel van investeringen vermelden en bij hoog-risico investeringen een indicatie van milieu en sociale risico’s publiceren.

FMO gaat met de opstellers van het rapport in gesprek ter verheldering van het gestelde percentage en om verdere lessen te trekken uit het rapport.

Vraag 25

Hoe beziet u de verantwoordelijkheid van FMO om lokale gemeenschappen die geraakt worden door investeringen van FMO op eerlijke en tijdige wijze te betrekken en te informeren? Deelt u de mening dat die verantwoordelijkheid niet alleen bij de klanten van FMO, maar ook bij FMO zelf ligt?

Antwoord 25

Zie het antwoord op vraag 20.

Vraag 26

Op welke wijze kan FMO aantonen dat kennisdeling, consultatie en het openbaar maken van belangrijke projectinformatie, waarvoor de verantwoordelijkheid volgens FMO vooral bij de klant ligt, ook daadwerkelijk gebeurt?

Antwoord 26

FMO publiceert geen projectgegevens over consultatie van het maatschappelijk middenveld in verband met de vertrouwelijkheid van klantinformatie. In het FMO jaarverslag is wel in een geanonimiseerde lijst opgenomen hoeveel klanten onvoldoende presteren met betrekking tot milieu en sociale risico’s en hoe FMO hiermee omgaat. Ik heb van FMO begrepen dat dit 53 klanten betreft die op een of meerdere aspecten onvoldoende presenteren. De totstandkoming van het jaarverslag is onderdeel van de accountantscontrole. FMO baseert de genoemde informatie onder meer op een systeem waarmee klanten met een hoog (milieu en sociaal) risicoprofiel worden gevolgd (onder andere) op hun vorderingen ten aanzien van kennisdeling met en consultatie van de lokale gemeenschap. In dit volgsysteem wordt ook verslag gedaan van een jaarlijkse voortgangsbezoek aan de klant, waarbij wordt gemonitord in hoeverre de klant zich aan gemaakte afspraken houdt. De evaluator heeft aangegeven hoe FMO deze monitoring kan versterken, onder andere door het beter betrekken van lokale belanghebbenden (zie het evaluatierapport en de reactie van het kabinet op de bevindingen).

Vraag 27

Bent u bereid om met FMO in gesprek te gaan gericht op een snelle verbetering van de publieke toegankelijkheid van sociale- en milieueffecten van voorgenomen investeringen door FMO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat wordt uw inzet voor dat gesprek?

Antwoord 27

Het gesprek over verbetering van de publieke toegankelijkheid van effecten van voorgenomen investeringen wordt gevoerd. De Staat toetst als aandeelhouder of FMO zich houdt aan de afspraken tussen de Staat en FMO zoals die zijn vastgelegd in de statuten, de Overeenkomst tussen de Staat en FMO en de criterianota (een bijlage bij de Overeenkomst, waarin onder andere aanvullende afspraken staan met betrekking tot IMVO).

Zoals in het antwoord op vraag 14 aangegeven, heb ik in oktober 2020 met FMO gesproken over IMVO en staat dit op de agenda van de beleidsdialoog met FMO. Daarbij is er zowel aandacht voor voldoende transparantie met betrekking tot individuele projecten als tot het klachtenmechanisme.

FMO heeft in de beleidsdialoog toegezegd de informatievoorziening voorafgaand aan een investering verder te verbeteren. FMO zal op de website consistent het risicoprofiel van investeringen vermelden en bij hoog-risico investeringen een indicatie van milieu en sociale risico’s publiceren. Ook geeft FMO aan dat in het onderzoek voorafgaand aan een investering beter meegenomen zal worden hoe een (potentiële) klant lokale belanghebbenden van informatie voorziet en raadpleegt.

Ik zal erop toezien dat hier zo snel als mogelijk opvolging aan wordt gegeven en blijf in voortdurend gesprek met FMO over verdere verbetering van de informatievoorziening.

Vraag 28

Bent u bereid om tijdens dit gesprek ook het belang van het adresseren en wegnemen van extra barrières voor groepen in gemarginaliseerde posities, zoals inheemse groepen en vrouwen, te benadrukken?

Antwoord 28

Ja. In de genoemde beleidsdialoog (zie het antwoord op vraag 27) worden de barrières voor groepen in gemarginaliseerde posities benadrukt. Het is voor het kabinet van belang dat zij direct of indirect baat hebben bij de investeringen en dat negatieve effecten op deze groepen worden voorkomen.

Vraag 29

Kunt u toelichten hoe de Kamer geacht wordt gedegen controle te kunnen uitoefenen op de investeringen van FMO als de informatie die FMO verschaft onvolledig is?

Antwoord 29

De Kamer kan het kabinet aanspreken op haar beleidsverantwoordelijke taak en op haar taak als aandeelhouder van FMO (zie ook het antwoord op vraag 13). Indien de informatievoorziening vanuit FMO ontoereikend is om deze taken te kunnen vervullen, dan zal het kabinet FMO daarop aanspreken en de desbetreffende informatie opvragen. Momenteel ervaren de departementen de informatievoorziening door FMO als toereikend.

Daarnaast kan de Kamer publieke informatie inzien met betrekking tot FMO’s investeringen, zie daarvoor het FMO-jaarverslag en de projectinformatie op de FMO-website. Zoals in het antwoord op vraag 27 is aangegeven, vindt er een reguliere beleidsdialoog met FMO plaats over onder meer het verbeteren van het transparantiebeleid, waaronder de informatievoorziening bij projecten met hoge (milieu en sociale) risico’s.

Vraag 30

Herinnert u zich uw beantwoording eerdere schriftelijke vragen van 20 november 201912 op de vraag of u een lijst van bedrijven die gefinancierd worden door FMO en zich schuldig hebben gemaakt aan landroof met de Kamer kan delen, waarin u verwees naar de website van FMO? Bent u, nu gebleken is dat in slechts een kwart van de gevallen bekend wordt gemaakt welke potentiële negatieve gevolgen een investering van FMO kan hebben voor mens een milieu, wel bereid om de Kamer deze lijst toe te sturen?

Antwoord 30

Ik herinner mij de eerdere beantwoording op de Kamervragen van 20 november 2019.

Zoals in het antwoord op vraag 24 is aangegeven, is het mij niet duidelijk hoe het percentage van 25 procent tot stand is gekomen en publiceert FMO normaliter voor investeringen met een hoog risicoprofiel welk type negatieve gevolgen voor mens en milieu van toepassing zijn. Afgezien van dit percentage onderstreept het kabinet het belang van volledige informatievoorziening, voldoende aandacht voor potentiële negatieve gevolgen en betrokkenheid van lokale gemeenschappen.

In het jaarverslag van FMO kunt u lezen hoeveel klanten van FMO onvoldoende presteren op het naleven van milieu en sociale standaarden. Ik heb van FMO begrepen dat dit 53 klanten betreft die op een of meerdere onderdelen onvoldoende presenteren. De lijst in het jaarverslag is geanonimiseerd om de vertrouwelijkheid van klantinformatie te borgen. Daarnaast publiceert het onafhankelijk klachtenmechanisme (ICM) van FMO alle ontvankelijk verklaarde klachten op de website, inclusief alle rapportages van het onafhankelijke panel dat deze klanten onderzoekt. FMO informeert het ministerie regelmatig over problemen binnen de portefeuille, inclusief voorbeelden waarbij landrechten worden betwist. Er is echter geen lijst beschikbaar van bedrijven die zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige landonteigening. Dit is een gevolg van het feit dat FMO zich voor een dergelijke classificatie moet beroepen op een (lokale) gerechtelijke uitspraak; deze uitspraken zijn veelal niet voorhanden.

Vraag 31

Bent u, nu gebleken is dat FMO niet voldoende transparant is, bereid een inventarisatie uit te voeren van alle projecten waar FMO bij betrokken is en die potentiële negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor mens, dier, milieu, klimaat en biodiversiteit en de projecten waarvan FMO verzuimt alle negatieve gevolgen te belichten daarbij te betrekken? Kunt u deze inventarisatie met de Kamer delen?

Antwoord 31

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 20 en 25 is FMO in 2020 geëvalueerd door een onafhankelijke evaluator, waarbij extra aandacht is geschonken aan IMVO. In deze evaluatie zijn onder meer dertig verschillende FMO investeringen geanalyseerd. Op basis van zijn bevindingen concludeert de evaluator dat FMO onder de ontwikkelingsbanken als leidend gezien kan worden op het gebied van IMVO. Wel adviseert de evaluator om de inspanningen gericht op het verbeteren van de transparantie door te zetten, waaronder de openbaarheid van relevante informatie over (aanstaande) FMO investeringen, zoals ook benoemd in de beantwoording op vraag 20. Mede naar aanleiding van dit advies heeft FMO aan het kabinet toegezegd de informatievoorziening voorafgaand aan een investering verder te verbeteren (voor meer informatie, zie het evaluatierapport en de reactie van het kabinet in de aanbiedingsbrief). De toezegging van FMO in combinatie met de bevindingen van de evaluatie geeft geen aanleiding om individuele projecten verder te evalueren.

Vraag 32

Indien het antwoord op vraag 31 en 32 nee is, hoe gaat u er dan voor zorgen dat FMO het maatschappelijk vermogen op verantwoorde wijze beheert, iets waarvan u in de beantwoording van eerdere vragen van het lid van Raan over het nieuwe investeringsbeleid van FMO aangaf dat de staat daarop toeziet als aandeelhouder?13

Antwoord 32

Als beleidsverantwoordelijk departement ziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken toe op de maatschappelijke missie van FMO en op de wijze waarop FMO invulling geeft aan deze missie. Mijn medewerkers voeren hiertoe regelmatig overleg met FMO, bijvoorbeeld via het beleidsoverleg tussen FMO, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In het geval van de staatsfondsen – die FMO namens het kabinet beheert ten behoeve van specifieke ontwikkelingsdoelstellingen – is de dialoog zeer intensief. Het ministerie speelt geen rol bij individuele investeringsbeslissingen, maar kan wel het gesprek aangaan over het algemene investerings- en IMVO-beleid en toetst of FMO zich houdt aan de gemaakte afspraken die zijn vastgesteld in de documenten die worden benoemd in de beantwoording op vraag 27. Mijn medewerkers en de medewerkers van het Ministerie van Financiën zijn daarbij onder andere in gesprek met FMO over de herziening van de criterianota. De nieuwe versie van deze nota wordt met de Tweede Kamer gedeeld zodra dit herzieningstraject is afgerond.

De raad van bestuur van FMO stelt aan de hand van de kaders (uit de statuten, de Overeenkomst en de criterianota) de (investerings-)strategie op. De Minister van Financiën (als aandeelhouder) en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (als beleidsverantwoordelijke Minister) worden geconsulteerd voordat de strategie wordt vastgesteld door de raad van commissarissen. FMO ontwikkelt dit jaar de strategie tot 2030 en consulteert tijdens dit traject de Ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken. Beide ministeries toetsen daarbij of de strategie past binnen de gestelde kaders.

Vraag 33

Welke stappen gaat u nemen om de transparantie en informatievoorziening van FMO te verbeteren?

Antwoord 33

Zie het antwoord op vraag 29.

Vraag 34

Waarom zijn de resultaten van de reguliere evaluatie van FMO over de periode 2013–2018, die naar verwachting in het tweede kwartaal van 2020 zouden worden opgeleverd, nog niet met de Kamer gedeeld? Wanneer denkt u deze naar de Kamer te kunnen sturen? Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat FMO sinds 2012 niet meer aan reguliere evaluatie onderhevig is geweest?

Antwoord 34

Parallel aan de beantwoording van deze Kamervragen worden het evaluatierapport plus een aanbiedingsbrief met hierin een samenvatting van het rapport en een reactie van het kabinet op de bevindingen rondom IMVO aan uw Kamer verstuurd. De evaluatie heeft vertraging opgelopen als gevolg van de COVID-19 pandemie, waardoor bijvoorbeeld de onderzoeksmethodes gewijzigd moesten worden als gevolg van reisrestricties. Ook andere evaluaties hebben om dezelfde reden vertraging opgelopen, zoals gemeld in de Kamerbrief inzake uitstel oplevering beleidsdoorlichting BHOS art.114

De vorige evaluatie van FMO is opgeleverd in 2014 en richtte zich op de periode 2008–2012. Naast de evaluaties van FMO worden ook de verschillende fondsen die FMO namens de overheid beheert periodiek geëvalueerd.

Vraag 35

Deelt u de mening dat de consultatie van het (lokaal) maatschappelijk middenveld een belangrijk onderdeel moet uitmaken van de evaluatie van het informatiebeleid van FMO? Zo ja, hoe zorgt u ervoor dat dit ook echt het geval is?15

Antwoord 35

Ja. De consultatie van het (lokaal) maatschappelijk middenveld is een belangrijk onderdeel geweest van de FMO evaluatie. Voor meer informatie over de aanbevelingen van de evaluator en de reactie van het kabinet, zie het evaluatierapport en de reactie van het kabinet in de aanbiedingsbrief.

Vraag 36

Kunt u zich herinneren dat de Minister van Financiën tijdens het algemeen overleg Staatsdeelnemingen op 3 februari 2021 zei: «Als er nou problemen ontstaan bij een specifiek project, dan spreekt het kabinet wel met de raad van bestuur over de vraag of het algemene investeringsbeleid en het mvo-beleid van FMO nog toereikend zijn. Dat doe ik dan in nauwe afstemming met de Minister voor BuHa-OS»?

Antwoord 36

Ja, dit kan ik mij herinneren.

Vraag 37

Vormen de misstanden waar FMO bij betrokken is en het gebrek aan transparantie voor u aanleiding om een gesprek aan te gaan met de raad van bestuur over de vraag of het algemene investeringsbeleid en het mvo-beleid van FMO nog toereikend zijn? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de plannen?

Antwoord 37

Zoals onder andere aangegeven in het antwoord op vraag 34 heeft er onlangs een evaluatie plaatsgevonden, waarin IMVO-beleid een centrale rol had. De evaluator concludeert hierin dat het IVMO-beleid van FMO vooruitstrevend is en voldoet aan de hierover gemaakte afspraken. Tegelijkertijd ziet de evaluator ook ruimte voor verbeteringen. Het kabinet ziet FMO als een lerende organisatie die op basis van geleerde lessen verbeteringen in haar beleid doorvoert, bijvoorbeeld als het gaat om de raadpleging van lokale belanghebbenden bij de due diligence. Er vindt een voortdurende beleidsdialoog plaats met FMO over het IMVO beleid, zoals toegelicht in de beantwoording op vraag 32. In deze dialoog is er specifieke aandacht voor de adviezen van de evaluator. Voor meer informatie over het IMVO beleid, inclusief de mogelijke verbeterpunten, zie het evaluatierapport en de reactie van het kabinet in de aanbiedingsbrief.

Vraag 38

Kunt u verklaren waarom FMO ondanks het gebrek aan transparantie relatief hoog scoort op de Transparantiebenchmark in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2019? Kunt u nog garanderen dat de Transparantiebenchmark een betrouwbaar beeld geeft? Vormt het gebrek aan transparantie bij FMO voor u reden om de ranking te herzien?

Antwoord 38

De Transparantiebenchmark is een onderzoek naar de transparantie van MVO verslaglegging onder de circa 500 grootste bedrijven in Nederland. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat laat dit tweejaarlijks uitvoeren.

De criteria voor de Transparantiebenchmark16 hebben betrekking op een breed scala aan transparantieaspecten. Voorbeelden zijn transparantie met betrekking tot het bedrijfsmodel, strategie en resultaten. Daarnaast wordt ook gekeken naar de verslaggevingscriteria die een bedrijf hanteert, de betrouwbaarheid en volledigheid hiervan, en de wijze waarop stakeholderbetrokkenheid is vormgegeven.

FMO heeft in de Transparantiebenchmark (2019) een score van 75,8 behaald. Dit is ruim boven het gemiddelde van financiële instellingen (42,8), maar laat ook zien dat er ruimte is voor verbetering. FMO loopt voor op andere Europese bilaterale ontwikkelingsbanken als het aankomt op openbaarheid van informatie, onder andere door een samenvatting van een voorgenomen project te publiceren voordat een contract wordt gesloten en door de ex-post rapportage in het jaarverslag op ESG-onderwerpen. Dit wordt bevestigd door de recente FMO evaluatie, waarin naar voren komt dat FMO ten opzichte van andere DFI’s een voortrekkersrol heeft op het gebied van economische en sociale onderwerpen (E&S issues). Tegelijkertijd toont de evaluatie aan dat er verbeterpunten zijn ten aanzien van due diligence, zoals ook toegelicht in de beantwoording van eerdere vragen. Ik zie geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de Transparantiebenchmark ter discussie te stellen.

Vraag 39

Deelt u de mening dat publiekecountry-by-country (cbc)-rapportage FMO inzicht kan gegeven in de mate waarin een klant zich schuldig maakt aan belastingontwijking?

Antwoord 39

Voor multinationale ondernemingen met een omzet vanaf EUR 750 miljoen is een niet-openbare country-by-country (cbc)-rapportage die gebruikt wordt door belastingdiensten reeds verplicht. Er ligt momenteel een EU-richtlijnvoorstel in de triloog met het Europees Parlement om publieke cbc-rapportage voor alle bedrijven met een wereldwijde omzet vanaf EUR 750 miljoen te verplichten. Het kabinet is hier voorstander van.

Een cbc-rapportage kan FMO helpen om inzicht te krijgen in de mate waarin een klant zich eventueel schuldig maakt aan belastingontwijking. FMO verlangt reeds cbc-rapportages indien de klant wettelijk verplicht is een cbc-rapportage te maken. Het aantal klanten van FMO met een omzet boven de EUR 750 miljoen is echter beperkt. Cbc-rapportage heeft, gegeven het klantenbestand, dan ook geen grote toegevoegde waarde.

Ik heb van FMO begrepen dat de cbc-rapportage niet het enige middel voor FMO is om belastingontwijking tegen te gaan. FMO vraag in relevante omstandigheden ook om verplichte transfer-pricing-documentatie als instrument om meer transparantie af te dwingen. Indien deze documentatie niet aanwezig is, zal FMO het project alleen aangaan onder de voorwaarde dat de klant een deskundige adviseur aanneemt om de juiste transfer-pricing-documentatie op te stellen.

Vraag 40

Bent u bereid om u in te zetten voor publieke cbc -rapportage als voorwaarde om in aanmerking te komen voor financiering door FMO? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 40

Zie antwoord op vraag 39. Cbc-rapportages leveren niet in alle gevallen voldoende inzicht op. Daarom is het goed dat FMO het instrument van transfer-pricing-documentatie hanteert en opereert in lijn met FMO’s position statement on responsible tax.

Vraag 41

Klopt het dat Invest International gebruik zal maken van het transparantiebeleid van FMO?

Antwoord 41

Invest International zal haar eigen transparantiebeleid ontwikkelen en zich daarbij baseren op het transparantiebeleid van FMO, rekening houdend met haar eigen doelgroep en doelstelling.

Vraag 42

Hoe wil u ervoor zorgen dat Invest International niet te maken zal krijgen met dezelfde tekortkomingen in het transparantiebeleid?

Antwoord 42

Invest International zal de ervaringen bij FMO meenemen in het ontwikkelen van haar eigen transparantiebeleid. Dit transparantiebeleid zal ook een van de relevante onderwerpen zijn voor bespreking tijdens het periodieke beleidsoverleg tussen Invest International, FMO, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.


X Noot
1

Trouw, 29 januari 2021, «Banken stappen uit plantages Congo zonder landroof op te lossen», https://www.trouw.nl/buitenland/banken-stappen-uit-plantages-congo-zonder-landroof-op-te-lossen~bcec7e19/.

X Noot
2

Farmlandgrab.org, 28 januari 2021, «Development finance as agro-colonialism: European development bank funding of Feronia-PHC oil palm plantations in the Democratic Republic of Congo», https://www.farmlandgrab.org/30066.

X Noot
4

Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2019–2020, nr. 801.

X Noot
5

Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2019–2020, nr. 1367.

X Noot
10

Trouw, 10 februari 2021, «Transparantie ontwikkelingsbank FMO schiet tekort», www.trouw.nl/economie/transparantie-ontwikkelingsbank-fmo-schiet-tekort~b27cba30/.

X Noot
11

Both ENDS, 10 februari 2021, «Transparency at development bank FMO is seriously lacking», www.bothends.org/en/Whats-new/Press/Transparency-at-development-bank-FMO-is-seriously-lacking/.

X Noot
12

Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2019–2020, nr. 1367.

X Noot
13

Antwoord op vragen van het lid Van den Nieuwenhuijzen over de gaswinning en het escalerende geweld in Noord-Mozambique, Kamerstuk 2021D06745.

X Noot
14

Uitstel oplevering beleidsdoorlichting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking artikel 1, Kamerstuk 34 124, nr. 19.

X Noot
15

FMO’s openbaarmakingsbeleid was niet opgenomen in het consultatieproces dat voorafging aan het aannemen van FMO’s Sustainability Policy in 2017.

Naar boven