Vragen van de leden Weverling en Lodders (beiden VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Besluitvorming genetische gemodificeerde gewassen in impasse door gebrek aan politieke daadkracht» (ingezonden 8 februari 2021).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 26 maart 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1884.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Besluitvorming genetische gemodificeerde gewassen in impasse door gebrek aan politieke daadkracht» en het onderliggende proefschrift?12

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Onderschrijft u de conclusie van het proefschrift dat «de Europese besluitvormingsprocedures voor de autorisatie van ggo-gewassen in een impasse zitten en systematisch worden vertraagd»? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Grotendeels. De besluitvorming in de Europese Unie kent haar eigen organisatie, dynamiek en politieke gevoeligheden. Dit speelt natuurlijk ook voor de toelatingsprocedures voor ggo-producten. Dit wordt onderschreven door het proefschrift.

Vraag 3

Hoe vaak is de teelt van een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) binnen de Europese Unie in de afgelopen vijf jaar door de huidige toelatingsprocedure goedgekeurd? Hoe vaak is de import van een ggo naar de Europese Unie in de afgelopen vijf jaar goedgekeurd?

Antwoord 3

Aanvragen voor teelt vinden plaats conform verordening 1829/2003/EG inzake genetisch gemodificeerde (gg) levensmiddelen en diervoerders of op basis van richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van ggo's in het milieu. In de afgelopen vijf jaar zijn er geen ggo’s toegelaten voor teelt in de EU. Uit cijfers van het RIVM blijkt dat voor wat betreft import er vijftig ggo’s zijn toegelaten of een toelating hernieuwd is in de afgelopen vijf jaar conform verordening 1829/2003/EC of richtlijn 2001/18/EC.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het Nederlandse en andere Europese telers een onredelijk concurrentienadeel bezorgt dat het toestaan van het telen van ggo’s nauwelijks gebeurt, maar dat het importeren van ggo’s van buiten de Europese Unie veel breder wordt toegestaan?

Antwoord 4

Voor producten van zowel binnen als buiten de EU gelden dezelfde toelatingsregels voor toegang tot de EU-markt. De aanvragen voor teelt van ggo’s in de EU zijn zeer beperkt geweest in de afgelopen vijf jaar. Wel is het zo dat bedrijven de huidige Europese ggo-regelgeving als problematisch ervaren. In de praktijk duren de ggo-toelatingsprocedures in de EU lang, en deze zijn kostbaar. Dit kan op de lange termijn een concurrentienadeel betekenen. Nederland neemt hierin geen afwachtende houding aan en zet zich o.a. daarom in voor een herziening van de Europese ggo-regelgeving.

Vraag 5

Deelt u de mening dat de toepassing van CRISPR-Cas9 niet te herleiden is, waardoor deze techniek in andere landen toegepast kan worden en de producten in de schappen liggen? Zo nee kunt u dat toelichten?

Antwoord 5

Voor alle naar de EU geëxporteerde producten gelden Europese standaarden op het gebied van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering. Producten dienen hieraan te voldoen voor toelating op de Europese interne markt. Bij export naar de EU levert de exporteur informatie aan over het product, waaronder de informatie of het een ggo betreft, zoals ook toepassingen door CRISPR-Cas9 verkregen. Met deze informatie is etikettering van ggo’s mogelijk waarmee de keuzevrijheid voor zowel de professionele gebruiker als de consument kan worden gewaarborgd.

Vraag 6

Onderschrijft u de conclusie van het proefschrift dat een van de grootste obstakels bij het goedkeuren van de teelt van ggo’s in de Europese Unie politieke wilskracht is? Zo ja, bent u bereid om uw Europese collega’s hierop aan te spreken?

Antwoord 6

Met betrekking tot de toelatingsprocedure van ggo’s zijn er verschillende benaderingen en belangen tussen de lidstaten in de Raad die tot vertraging kunnen leiden. Wel is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen EU-toelating en nationale teeltbevoegdheid. Een gg-gewas mag alleen worden geteeld als het Europees is toegelaten. De lidstaten kunnen de teelt van gg-gewassen op hun grondgebied beperken of verbieden.

Vraag 7

Deelt u de mening dat onduidelijke regelgeving Nederland en de Europese Unie op achterstand zet, niet alleen qua wetenschap maar ook op het gebied van voedselproductie en voedselveiligheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

De uitspraak van het Europese Hof in 2018 heeft meer duidelijkheid gegeven over de interpretatie van de ggo-richtlijn. Wel wil Nederland naar een aanpassing van de Europese regelgeving toewerken, zodat nieuwe plantveredelingstechnieken in de land- en tuinbouw effectief kunnen worden toegepast, mits veilig voor mens en milieu en mits daarbij geen soortengrenzen worden overschreden. Nederland pleit dan ook al jaren voor Europese regelgeving die voldoende ruimte biedt voor innovatie en tegelijkertijd de veiligheid voor mens en milieu borgt.

Vraag 8

Deelt u de mening dat het huidige Europese regelgevende kader niet alleen het telen van ggo-gewassen onnodig beperkt maar ook het gebruik en het onderzoek naar biotechnieken zoals CRISPR-Cas9?

Antwoord 8

Nederland pleit ervoor dat het belangrijk is dat de EU ggo-regelgeving doeltreffend is, aansluit bij recente wetenschappelijke ontwikkelingen en ervoor zorgt dat nieuwe vormen van biotechnologie op een veilige manier en op maatschappelijk verantwoorde wijze worden ontwikkeld en toegepast.

Vraag 9

Wat is ten aanzien van het gebruik van deze technieken het huidige Europese politieke speelveld? Hebben er in dat verband in de afgelopen periode verschuivingen hebben plaatsgevonden? Zo ja, welke? Zo nee, hoe komt dit en wat is hierin de belemmerende factor?

Antwoord 9

Het Europese speelveld met betrekking tot ggo’s is divers en versplinterd. Wel is er een geleidelijke beweging in de EU over de rol die nieuwe innovatieve technieken kunnen spelen in de ontwikkeling naar een duurzame land- en tuinbouw en het behalen van de bijbehorende maatschappelijke doelen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van robuuste gewassen die beter bestand zijn tegen ziektes, droogte, hitte en verzilting. Dit is terug te zien in onder andere de EU «van Boer tot Bord» Strategie en de bijhorende Raadsconclusies van 19 oktober 20203. Deze beweging is te herleiden tot de urgentie van de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan en de nieuwe kansen die de ontwikkeling van kennis en wetenschap bieden. Dit is ook het speerpunt geweest van de Nederlandse inzet op het Europees agenderen van het onderwerp.

Vraag 10

Deelt u de mening dat het Europese biotechnologiebeleid en het Europese ggo-beleid dringend herzien en gemoderniseerd moet worden, waarbij in ieder geval meer ruimte geboden moet worden aan de praktische toepassing van innovatieve biotechnieken zoals CRISPR-Cas en meer ruimte geboden moet worden aan de teelt van ggo’s, conform eerdere aanbevelingen van onder andere de European Academies Science Advisory Council en het Europese netwerk voor duurzame landbouw EU-SAGE?

Antwoord 10

Deze mening deelt het kabinet. De regelgeving voor veiligheid van biotechnologie dient toekomstbestendiger te worden, om mee te kunnen groeien met de snelle ontwikkelingen in de biotechnologie4. De afgelopen jaren heeft Nederland zowel op nationaal als op Europees gebied verschillende activiteiten ontplooid om beleid en regelgeving te moderniseren. Over de voortgang van deze activiteiten bent u op 28 september 2020 geïnformeerd5. Nederland zet zich in op het Europees agenderen van de toepassing en toelating van nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRISPR-Cas9, mits daarbij geen soortengrenzen worden overschreden en veiligheid voor mens, dier en milieu gewaarborgd blijft. Mede dankzij initiatief van Nederland is de Europese Commissie momenteel, in opdracht van de Europese Raad, bezig met een onderzoek naar nieuwe genomische technieken6, waaronder CRISPR/Cas en andere nieuwe biotechnologische technieken.

Vraag 11

Op welke wijze hebt u in dit verband tot dusver uitvoering gegeven aan de motie-Weverling (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 57) over het vergroten van het Europese draagvlak voor een herziening en versoepeling van Europese regelgeving met betrekking tot biotechnologie en veredeling?

Antwoord 11

Na de Nederlandse oproep in de Landbouw en Visserij Raad in 2019, is een besluit aangenomen om nieuwe veredelingstechnieken en de aanpassing van de ggo-regelgeving in de agenda van de Europese Commissie op te nemen. Voor eind april 2021 zal de Europese Commissie moeten komen met een onderzoek naar de status van nieuwe veredelingstechnieken. Naar verwachting zal de Commissie komen met voorstel voor een vervolgtraject. Nederland blijft zich inspannen, samen met andere gelijkgestemde lidstaten, voor de toepassing en toelating van nieuwe veredelingstechnieken.

Vraag 12

Kunt u een tussenstand geven van het onderzoek en het proces van onderzoek door de Europese Commissie naar het functioneren van de huidige ggo-regelgeving, dat in april van dit jaar zal worden opgeleverd? Bent u voor dit onderzoek geïnterviewd? Kunt u de onderzoeksopdracht met de Kamer delen?

Antwoord 12

Als onderdeel van het onderzoek7 dat de Europese Commissie is gestart naar de status van nieuwe genomische technieken, heeft de Europese Commissie alle lidstaten geconsulteerd middels een vragenlijst8. Ook Nederland heeft hieraan meegedaan. De resultaten van het onderzoek zijn nog niet bekend. Vóór 30 april 2021 dient de Europese Commissie de resultaten te presenteren en, mits passend, met een voorstel te komen voor aanpassing van de wetgeving of aan de Raad mede te delen welke andere maatregelen genomen moeten worden op basis van de onderzoeksresultaten.

Vraag 13

Herinnert u zich dat u in antwoord op Kamervragen over een werkbezoek aan het bedrijf HZPC in Joure en het artikel «HZPC verplaatst aardappelonderzoek naar Canada» aangaf dat u geen afwachtende houding zou aannemen?9

Antwoord 13

Ja, dit had betrekking op de mogelijk langetermijngevolgen voor de Europese ontwikkeling van nieuwe rassen vis-à-vis derde landen en op de noodzakelijke verduurzaming van de landbouw.

Vraag 14

Welke inzet heeft u na het beantwoorden van deze vragen geleverd met betrekking tot de nieuwe veredelingstechnieken? Kunt u een overzicht geven van alle stappen en het bijbehorende tijdpad?

Antwoord 14

De Europese Commissie is momenteel bezig met het bovengenoemde onderzoek; dit is een eerste, belangrijke, stap richting een herzieningsproces. Momenteel is het nog niet mogelijk om voor te sorteren op de resultaten van het onderzoek, ook gezien het complexe Europese politieke speelveld en noodzaak om een breed draagvlak te borgen. De Nederlandse inzet gaat wel onverminderd door in verschillende gremia om te pleiten voor een toekomstbestendig en doeltreffend wetgevend kader omtrent biotechnologie.


X Noot
1

Erasmus University Rotterdam, 27 januari 2021, «Besluitvorming genetische gemodificeerde gewassen in impasse door gebrek aan politieke daadkracht» (https://www.eur.nl/nieuws/besluitvorming-genetische-gemodificeerde-gewassen-impasse-door-gebrek-aan-politieke-daadkracht).

X Noot
2

R. Mampuys, «The Deadlock in European GM crop Authorisations as a Wicked Problem by Design; A need for Repoliticisation of the Decision-making Process», 2021.

X Noot
3

Conclusies van de Raad over de «van boer tot bord»-strategie, 12099/20 (19 oktober 2020).

X Noot
4

Kamerstuk 27 428, nr. 335.

X Noot
5

Kamerstuk 27 428, nr. 372.

X Noot
6

Besluit (EU) 2019/1904 van de Raad van 8 november 2019 waarbij de Commissie wordt verzocht een studie voor te leggen in het licht van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-528/16 betreffende de status van nieuwe genomische technieken in het Unierecht, alsook een voorstel, indien passend in het licht van het resultaat van de studie.

X Noot
9

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3047.

Naar boven