Vragen van het lid Veldman (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Commissie neemt belangrijke maatregelen voor een verenigd front tegen COVID-19» (ingezonden 1 februari 2021).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 8 maart 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Commissie neemt belangrijke maatregelen voor een verenigd front tegen COVID-19»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de aanbeveling dat lidstaten dringend meer genoomsequentieanalysen moeten uitvoeren, voor minstens 5% en bij voorkeur 10% van de positieve testresultaten? Waarom wordt dit percentage in Nederland niet gehaald?

Antwoord 2

Ik begrijp de aanbeveling van de EC. Het RIVM volgt de ECDC-norm voor kiemsurveillance en haalt deze op dit moment ruimschoots. Het ECDC adviseert om minimaal een aselecte steekproef van 500 monsters per week te sequencen om inzicht te krijgen in circulerende varianten (kiemsurveillance). De afgelopen weken voerde het RIVM een oplopend aantal van in het totaal 600–900 sequenties per week uit. ErasmusMC voert 300–400 sequenties per week uit. Bij een COVID-19 incidentie van 25.000–30.000 positieven per week is dat ongeveer 3–5% van het totaal aan positieve monsters (zie voor de meest recente COVID-19 incidentie: https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/actueel). Bij een stijgende COVID-19 incidentie wordt dit percentage lager en bij een dalende COVID-19 incidentie wordt het hoger.

Het behalen van de door de Europese Commissie gestelde doelstelling van een sequentie-analysecapaciteit van ten minste 5% van de positieve testresultaten is geen doel op zich binnen het Nederlands beleid. Het RIVM vaart op wetenschappelijke adviezen van het ECDC en op eigen inhoudelijke kennis en inzichten om het minimaal aantal testen te bepalen, waarmee met voldoende zekerheid en voldoende «aanlooptijd» de circulatie van bepaalde varianten van het virus «SARS-CoV-2» kunnen worden gemonitord. Het RIVM is dan ook bezig op te schalen naar een hogere en duurzame capaciteit. Met 1500 monsters per week wordt het mogelijk om een nieuwe variant twee maanden voordat deze variant dominant wordt in Nederland te detecteren.

Sequencing wordt niet alleen gebruikt voor kiemsurveillance maar ook voor andere doeleinden, zoals bij het testen van reizigers uit risicogebieden, bij uitbraakonderzoeken en BCO. Hiervoor is een sequencecapaciteit nodig van naar schatting 750 monsters per week.

Totaal zou er daarmee een capaciteit van ongeveer 2250 monsters per week nodig zijn (eind april 2021 als streefdatum). De bovengenoemde opschaling zal rekening houden met deze behoefte.

Vraag 3

Wat is het concrete plan (logistiek, tijdpad, rapportage) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) om een nationale kiemsurveillance te kunnen waarborgen als ondersteuning van de beleidsbesluitvorming ter bestrijding van de pandemie?

Antwoord 3

Het RIVM schaalt op dit moment haar sequencecapaciteit verder op. Daarnaast is er in Nederland veel expertise beschikbaar op het gebied van sequencing van SARS-CoV-2. Daarom werkt het RIVM samen met de Dienst Testen, ErasmusMC, AmsterdamUMC en andere laboratoria via de relevante NVMM-werkgroepen (WMDI en NWKV). Om de sturing en regie te borgen wordt hiervoor een netwerk ingericht. Daarmee wordt het plan van het RIVM nader ingevuld. Dit plan is eind Q1 gereed. Er worden al veel gegevens gerapporteerd. (zie: https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/virus/varianten, https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/onderzoek/kiemsurveillance en het RIVM-nieuwsbericht, zoals https://www.rivm.nl/nieuws/aantal-meldingen-gelijk-aan-de-week-daarvoor).

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat er in Nederland tot nu toe slechts 400 sequences per week werden uitgevoerd?

Welke plannen liggen klaar om dit aantal substantieel op te schalen?

Antwoord 4

Nee, zie antwoord 2.

Zie antwoord 3. Het nieuwe netwerk is belangrijk bij de bestrijding van SARS-CoV-2. De regie bij de oprichting van het netwerk wordt gevoerd door een stuurgroep. Hierin zijn het RIVM en Erasmus MC vertegenwoordigd, die beiden WHO- en ECDC-referentielab zijn tijdens de coronacrisis. Ook Amsterdam UMC, Dienst Testen en twee werkgroepen van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) sluiten hierbij aan. Deze werkgroepen zijn de Werkgroep Moleculaire Diagnostiek van Infectieziekten (WDMI) en de Nederlandse Werkgroep Klinische Virologie (NWKV). Het RIVM fungeert tevens als voorzitter van deze stuurgroep.

Vraag 5

Hoe komt het RIVM aan het doel van 1.200–1.500 monsters per week? Hoe is dit gerelateerd aan de 5–10% van de op COVID-positief geteste resultaten genoemd door de Europese Commissie?

Antwoord 5

Zie antwoord 2.

Vraag 6

Wanneer zal het door de RIVM geformuleerde doel voor COVID kiemsurveillance van 1.200–1.500 monters per week bereikt worden?

Antwoord 6

Dit wordt eind april 2021 gerealiseerd. Op dit moment schaalt het RIVM de sequencingcapaciteit verder op om te komen tot een hogere en duurzame capaciteit. Zie ook antwoord 2.

Vraag 7

Kunt u aangeven waar en door wie het sequencen tot nu toe wordt gedaan?

Antwoord 7

Op dit moment worden SARS-CoV-2 sequencingactiviteiten in Nederland primair uitgevoerd door de beide COVID-19 referentielaboratoria bij het RIVM en ErasmusMC. Ook andere (vaak academische) centra sequencen SARS-CoV-2 monsters. Er wordt een uitvraag gedaan bij alle laboratoria die betrokken zijn in SARS-CoV-2 diagnostiek wat hun mogelijkheden zijn voor sequencen.

Vraag 8

Is er tot nu toe gebruik gemaakt van andere voorzieningen en laboratoria dan die van het Erasmus MC en het RIVM? Zo ja, in welke mate is dit gebeurd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Zie antwoord 3. Doel is om samen voldoende data te genereren en te delen voor de bestrijding van de pandemie.


X Noot
1

Europa-nu.nl, 19 januari 2021, «Commissie neemt belangrijke maatregelen voor een verenigd front tegen covid-19» (https://www.europa-nu.nl/id/vlflmq267kww/nieuws/commissie_neemt_belangrijke_maatregelen?ctx=vl6veni6cpys&tab=0).

Naar boven