Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financien over de betaalde belasting over uitkeringen aan mensen die in Nederland wonen en in de Tweede Wereldoorlog in Duitse krijgsdienst getreden zijn (zoals bij de SS) (ingezonden 29 januari 2021).

Mededeling van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 8 maart 2021).

Vraag 1

Herinnert u zich dat u deze week aan de Kamer heeft meegedeeld dat u voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog de gegevens ontvangen heeft van mensen die een Duits oorlogspensioen ontvangen hebben en wel over de periode 2015–2019?1

Vraag 2

Kunt u aangeven hoeveel pensioenen er in elk van de jaren 2015 tot en met 2019 zijn uitgekeerd en hoe hoog die pensioenen gemiddeld waren? Wat was het hoogste pensioen per jaar?

Vraag 3

Kunt u een vergelijking maken tussen de uitkeringen die de slachtoffers van de holocaust ontvangen (zoals mensen die in concentratiekampen gezeten hebben) en de uitkeringen die de mensen ontvangen die aan Duitse zijde meevochten?

Vraag 4

Heeft u kunnen uitvinden welk percentage van deze pensioenen is aangegeven bij de opgave voor de Nederlandse belastingdienst?

Vraag 5

Deelt u de mening dat deze mensen ten minste allemaal hun belasting moeten betalen over deze uitkering? Lukt het u om bij iedereen die geen aangifte gedaan heeft, zo spoedig mogelijk een naheffing op te leggen?

Vraag 6

Tot hoeveel jaar terug is naheffing mogelijk indien de inkomsten uit Duitsland niet zijn opgegeven bij de Nederlandse belastingdienst? En hoe gaat dat met ontvangen toeslagen? En hoe gaat dat indien de pensioenontvanger al overleden is?

Vraag 7

Staan er mensen op de lijst, die in Nederland of andere landen veroordeeld zijn voor oorlogsmisdaden? Zo ja, hoeveel en waarvoor zijn zij veroordeeld?

Vraag 8

Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?

Mededeling

De schriftelijke vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de belastingheffing over Duitse oorlogsgerelateerde uitkeringen (2021Z01820, ingezonden 29 januari 2021) kunnen met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.

Ik verwacht de antwoorden begin april 2021 aan uw Kamer te sturen.


X Noot
1

Kamerstuk 2021Z01459.

Naar boven