Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over het artikel van mr dr F.H. Kistenkas «Door het invoeren van één milieuwet zullen
waarden als natuur en biodiversiteit als eerste sneuvelen» (ingezonden 9 december
2020).
Mededeling van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
11 januari 2021).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het artikel van F.H. Kistenkas in de Volkskrant en de wetenschappelijke borging daarvan in de rechtsvergelijkende studie van F.H.
Kistenkas et al., Implementing sustainable development into one integrated domestic environmental legislative
act. A law comparison between two frontrunners: New Zealand and The Netherlands, European Energy and Environmental Law Review (EELR) 2020, Vol. 29, Issue 6, p. 240–244?1
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de 25 jaar ervaringen van Nieuw-Zeeland met een soortgelijke
wet als de Omgevingswet? Zo ja, op welke wijze zijn deze ervaringen alsmede het wetsevaluatierapport
New directions for resource management in New Zealand (Ministry for the Environment 2020) meegenomen bij de ontwikkeling van de Omgevingswet?
Zo nee, waarom niet? Bent u bereid alsnog te onderzoeken of de Omgevingswet, met de
ervaringen van Nieuw-Zeeland, kan worden verbeterd?
Vraag 3
Deelt u de zorg dat de integraliteit van de Omgevingswet nadelig zal kunnen uitpakken
voor gezondheid, milieu, natuur, biodiversiteit en waterkwaliteit?
Vraag 4
Kunt u aangeven op welke wijze in de Omgevingswet de integrale afweging van belangen
geborgd wordt en hoe wordt voorkomen dat waarden als gezondheid, biodiversiteit en
lucht- of waterkwaliteit worden uitgeruild tegen economische of andere belangen?
Vraag 5
Aangezien uw eigen Nationale Omgevingsvisie (NOVI) als het Nieuw-Zeelandse evaluatierapport meer rijksregie bepleiten, kunt u
aangeven hoe wordt voorkomen dat door de invoering van de Omgevingswet gemeenten en
provincies een te ruime interpretatie geven aan hun planologische bevoegdheid?
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe het preventief en repressief overheidstoezicht op ruimtelijke
ontwikkelingen is geregeld in de Omgevingswet, en op welk moment de rijksoverheid,
in voorkomende gevallen, de regie naar zich toe trekt?
Vraag 7
Deelt u de zorgen als het gaat om het overlaten van complexe zaken als milieurecht
aan gemeenten? Kunt u aangeven op welke wijze gemeenten hierbij worden ondersteund
en hoe het toezicht hierop is geregeld?
Vraag 8
Is, gezien de toenemende behoefte aan meer rijksregie, herinvoering van het instrument
van de Planologische Kernbeslissing (PKB) en de goedkeuring van gemeentelijke bestemmings-
en omgevingsplannen niet weer geboden? Kunt u dit toelichten?
Vraag 9
Kunt u aangeven op welke wijze in de Omgevingswet juridisch bindend wordt geborgd
dat gebiedsontwikkelingen ook duurzaam zijn? En als dit niet rechtens geborgd is,
waarom niet?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat in de Omgevingswet volksgezondheid, duurzaamheid, landschap
en milieu als doorslaggevende belangen worden getoetst bij gebiedsontwikkelingen?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Wilt u de vragen één voor één beantwoorden?
Mededeling
Op 9 december jl. ontving ik schriftelijke Kamervragen van het lid Van Gerven over
het artikel van mr. dr. F.H. Kistenkas in de Volkskrant, met als titel «Door het invoeren
van één milieuwet zullen waarden als natuur en biodiversiteit als eerste sneuvelen».
Vanwege het kerstreces en omdat er afstemming nodig is met de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, is het helaas niet mogelijk om de beantwoording binnen
de daartoe gestelde termijn te realiseren. Er is iets meer tijd nodig voor een zorgvuldige
beantwoording.
U ontvangt mijn reactie, mede namens de Minister van LNV, uiteraard zo spoedig mogelijk.