Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het
verrekenen van proceskosten met schulden van schuldenaars ten koste van rechtsbijstandsverleners
(ingezonden 19 november 2020).
Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 10 december 200).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die in hoger beroep
bepaalde dat de Algemene nabestaandenwet een wettelijk grondslag kent om de proceskosten
te verrekenen met de openstaande vordering?1
Vraag 2
Bent u bekend met het blog «Verliezen, het nieuwe verdienmodel van de gemeente Stein»?2
Vraag 3
Wat is daarop uw reactie?
Vraag 4
Klopt het dat ook de Invorderingswet, artikel 24, lid 4 een grondslag biedt om de
proceskostenvergoeding aan de winnende partij te verrekenen met een openstaande schuld
van die winnende partij aan de Belastingdienst?
Vraag 5
Zijn er naar uw weten nog meer wettelijke mogelijkheden, buiten de voorbeelden in
de bovenstaande bronnen, waarbij de proceskostenvergoedingen aan de winnende partij
verrekend kunnen worden met een openstaande schuld van die winnende partij aan de
verliezende partij?
Vraag 6
Deelt u de mening dat deze verrekening vooral een probleem kan vormen voor de rechtsbijstandsverleners,
die dan naar hun vergoeding kunnen fluiten omdat de winnende partij niet over de proceskosten
kan beschikken en daardoor geen geld heeft om de rechtsbijstandsverlener te betalen?
Vraag 7
Vreest u ook dat het bovenstaande de rechtsbijstand aan personen met schulden minder
aantrekkelijk maakt, waardoor de toegang tot het recht onder druk komt te staan? Zo
nee, waarom niet?
Vraag 8
Klopt het dat rechtsbijstandsverleners in de bovenstaande gevallen terug kunnen vallen
op de hardheidsclausule in artikel 5, vijfde lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand
2000 (Bvr)?
Vraag 9
Klopt het dat rechtsbijstandsverleners bij een beroep op die hardheidsclausule Bvr
artikel 5, lid 5, recht hebben op een vergoeding die in de praktijk lager kan zijn
dan wanneer de rechtsbijstandsverlener de proceskostenvergoeding had gekregen? Waarom
is dit zo?
Vraag 10
Klopt het dat de vergoeding van die hardheidsclausule Bvr artikel 5, lid 5, wordt
gefinancierd met geld dat eigenlijk bestemd is voor rechtshulp aan on- en minvermogenden?
Vraag 11
Om hoeveel geld gaat dit? Waarom gaat dit ten koste van het budget voor gesubsidieerde
rechtsbijstand?
Vraag 12
Vindt u ook dat het onwenselijk is dat geld voor on- en minvermogenden voor deze doeleinden
wordt gebruikt, vooral omdat eigenlijk de bestuursorganen die kosten hadden moeten
dragen?
Vraag 13
Bent u bereid deze verrekening van de proceskosten met openstaande schulden uit de
diverse wetten te schrappen om te voorkomen dat dit rechtsbijstandsverleners ontmoedigt
om rechtsbijstand te verlenen en te voorkomen dat het budget voor on- en minvermogenden
hierdoor wordt aangetast? Zo nee, waarom niet?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van
uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het verrekenen van proceskosten
met schulden van schuldenaars ten koste van rechtsbijstandsverleners (ingezonden 19 november
2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog
niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.