Vragen van het lid Von Martels (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst (ingezonden 23 augustus 2019).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 25 september 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met de kritiek van LTO Nederland, Glastuinbouw Nederland, de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) en de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO), en de kritiek van de stichting Agrifacts op de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)1 2

Antwoord 1

Ja. Het PBL heeft inmiddels twee reacties op de kritiek van stichting Agrifacts gepubliceerd op zijn website.3 4

Vraag 2

Kunt u reageren op de kritiek dat bij het aantal normoverschrijdingen in het oppervlaktewater gekeken is naar de jaren 2015 tot en met 2017 (in welk jaar er volgens het meetnet al bijna een halvering was bereikt) en dus niet de informatie geeft om de conclusie te trekken dat een halvering in 2018 niet gerealiseerd is?

Antwoord 2

Voor de tussenevaluatie waren de meetgegevens tot en met 2017 beschikbaar. Het PBL en het Centrum voor Leefomgeving Leiden (CML) hebben gekeken naar het driejaarlijks voortschrijdend gemiddelde van het aantal overschrijdingen van de normen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW). Hiermee wordt een trend bepaald over de jaren heen en wordt het effect van afwijkende jaren door bijvoorbeeld droge of natte jaren beperkt. Het gebruik van deze methode is toegepast op verzoek van stakeholders, waaronder sectororganisaties. Door het gebruik van dit driejaarlijks voortschrijdend gemiddelde kan PBL de conclusie trekken dat de uitkomsten van de periode 2016–2018 niet substantieel anders zullen zijn dan die over de periode 2015–2017 en dat het tussendoel van een 50% afname in 2018 niet is gehaald.

Vraag 3

Kunt u reageren op de kritiek dat het begrip biodiversiteit te eenzijdig gehanteerd wordt?

Antwoord 3

Enkele sectororganisaties vinden dat in de tussenevaluatie het begrip biodiversiteit werd versimpeld tot het aantal akkerranden en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Met het aantal akkerranden evalueerde het PBL echter de actie in de nota Groene Groei, Duurzame Oogst om tot meer akkerranden te komen ten behoeve van de functionele agrobiodiversiteit (voor de landbouw nuttige insecten zoals bestuivers). In het rapport benoemt het PBL diverse malen dat de achteruitgang van biodiversiteit een gevolg is van een complex aan factoren, waarbij de rol van gewasbeschermingsmiddelen niet altijd evident is. Aan de hand van modelberekeningen en wetenschappelijke literatuur laat het PBL vervolgens zien dat het van belang is om naast het creëren van leefgebieden voor bijvoorbeeld insecten, de toxiciteit van toegepaste gewasbeschermingsmiddelen omlaag te brengen.

Vraag 4

Kunt u reageren op de kritiek dat deze tussenrapportage geen representatief beeld geeft van de trend in normoverschrijdingen in de Nederlandse land- en tuinbouw omdat de gehanteerde steekproef niet representatief is voor de Nederlandse land- en tuinbouw, omdat de meetpunten met de hoogste normoverschrijdingen zijn uitgekozen?

Antwoord 4

Het PBL heeft in de tussenevaluatie gebruikgemaakt van het landelijke meetnet gewasbeschermingsmiddelen dat in 2013 door Deltares in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is opgezet, waarbij in samenspraak met de waterschappen 96 meetpunten zijn geselecteerd. Deze meetpunten liggen in kleinere wateren, waar meer normoverschrijdingen worden gevonden dan in grotere wateren. Voor de evaluatie is dit geen probleem omdat het meetnet wordt gebruikt om een uitspraak over de trend te doen. Ook een nadere analyse van het Centrum voor Milieukunde Leiden (CML) waarin dezelfde beoordelingssystematiek wordt toegepast op alle (596) meetpunten (in een breed scala aan typen wateren) laat een vrijwel gelijke trend zien.

Vraag 5

Kunt u reageren op de kritiek dat deze tussenrapportage gebaseerd is op een beoordelingssystematiek die verder gaat en ongunstigere uitkomsten geeft dan de beoordelingssystematiek van de Kaderrichtlijn Water (KRW)?

Antwoord 5

In de tussenevaluatie is bij de beoordeling van waterkwaliteit gebruikgemaakt van de toetsingsmethodiek zoals afgesproken in de KRW. De stelling dat het PBL gebruik zou maken van een strengere beoordelingssystematiek is dus gebaseerd op onjuiste aannames (zie de tweede brief van het PBL aan stichting Agrifacts).

Vraag 6

Kunt u reageren op de kritiek dat bij gebruik van de volledige dataset (alle metingen op alle bijna 600 meetpunten) en gebruik van de KRW-beoordelingssystematiek, de doelstelling van 50% minder normoverschrijdingen ten opzichte van 2013 wel is gehaald?

Antwoord 6

Het PBL stelt dat deze kritiek is gebaseerd op een onjuiste rekenmethode. Binnen de tussenevaluatie is gebruikgemaakt van het driejaarlijks voortschrijdend gemiddelde voor het bepalen van de trend van het percentage overschrijdingen van de KRW-norm. De nadere analyse van CLM toont aan dat ook wanneer de KRW-beoordelingssystematiek wordt toegepast op alle (596) meetpunten de doelstelling van 50% minder normoverschrijdingen ten opzichte van 2013 niet gehaald.

Vraag 7

Kunt u reageren op de kritiek dat niet duidelijk naar voren is gebracht door het PBL dat het in het persbericht en de samenvatting ging om de halvering van de vijftien meest vervuilde meetpunten in plaats van het landelijke beeld?

Antwoord 7

De suggestie dat in de tussenevaluatie is gekeken naar de vijftien meest vervuilende meetpunten is onjuist. De meetpunten zijn aangewezen door de waterschappen om een verband met landbouwkundig gebruik aan te kunnen tonen. In mijn antwoord op vraag 2 en 4 is deze methodiek nader beschreven. Het PBL is volledig transparant in zijn rapportage en de gebruikte wetenschappelijke data zijn toegankelijk voor eenieder die de berekeningen wil herhalen.

Vraag 8

Kunt u deze vragen ten laatste woensdag 25 september 2019 beantwoorden ten behoeve van de technische briefing over deze tussenevaluatie van het PBL?

Antwoord 8

Ja.

Naar boven