Vragen van de leden Leijten en Jasper vanDijk (beiden SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over het verminderde recht op toeslagen als effect van de afbouw van de algemene heffingskorting (ingezonden 31 oktober 2019).

Mededeling van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 27 november 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met het fenomeen dat de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner leidt tot een aanzienlijke verhoging van het brutoloon van samenwonenden en dat dit ertoe leidt dat zij ter compensatie aanvullende bijstand aanvragen en dat hiermee het recht op toeslagen in het geding komt?1

Vraag 2

Herinnert u zich de brief van de Nationale ombudsman, d.d. 19 december 2016, waarin hij u opriep om deze en enkele andere problemen ten aanzien van de financieel kwetsbaarsten in de samenleving te adresseren?2 Is de brief die uw voorganger hierop stuurde, d.d. 4 april 2017, de definitieve reactie of komt u nog met daadwerkelijke oplossingen voor de daarin gestelde problemen?3

Vraag 3

Kunt u bevestigen dat een gezin met een inkomen onder het sociaal minimum, uitgaande van de voorziene volledige afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner, grotere aanspraak moet maken op aanvullende bijstand om op het sociaal minimuminkomen uit te komen, dat hierdoor zo’n € 5.000 aan inkomstenbelasting extra wordt afgedragen, maar dat het reële netto-inkomen daalt doordat het recht op toeslagen zo’n € 1.600 lager uitvalt?

Vraag 4

Hoeveel gezinnen hebben te maken met deze afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner, hebben hierom een lager recht op toeslagen en dientengevolge minder te besteden?

Vraag 5

Hoeveel wordt op deze manier meer aan inkomstenbelasting geheven en wat is het totale verschil aan recht op toeslagen voor deze groep?

Vraag 6

Hoe groot is de afhankelijkheid van toeslagen voor de hierboven beschreven groep mensen, uitgedrukt in percentage besteedbaar inkomen? Welke rechtvaardiging heeft u om hun recht op toeslagen op deze manier te verkleinen?

Vraag 7

Deelt u de mening dat het stelsel van toeslagen en aanvullende bijstand op deze manier naast het rondpompen van geld tussen gemeenten en Belastingdienst vooral leidt tot zeer complexe en ondoorzichtige situaties die met name voor de financieel kwetsbaarsten enorme problemen veroorzaakt?

Vraag 8

Komt u met een oplossing voor dit en de andere door de Nationale ombudsman reeds in 2016 aan u voorgelegde problemen? Zo ja, wanneer mogen wij dit verwachten? Zo nee, waarom berust u erin dat «verschillende belangrijke principes in de sociale zekerheid op een ongelukkige manier samenkomen»?

Vraag 9

Is het kabinetsbeleid dat als deze principes ongelukkige effecten veroorzaken deze principes dienen te worden aangepast of mag ik er van uitgaan dat u deze omstandigheid als gewenst beschouwt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 10

Erkent u dat het bizar is dat regelingen om armoede en schulden te voorkomen, zoals bijzondere bijstand en toeslagen, zo negatief op elkaar inwerken? Kunt u uw antwoord toelichten?

Mededeling

Hierbij deel ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, mee dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk (beiden SP) over het verminderde recht op toeslagen als gevolg van de afbouw van de algemene heffingskorting (ingezonden 31 oktober 2019) niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. De reden hiervoor is dat het verzamelen van informatie over mogelijke oplossingsrichtingen en afstemming hiervan meer tijd nodig heeft. Ik streef ernaar u zo snel mogelijk mijn antwoorden te sturen.

Naar boven