Vragen van de leden Van den Hul en Ploumen (beiden PvdA) aan de Ministers voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Oeganda
komt opnieuw met wet voor doodstraf homoseksualiteit» (ingezonden 11 oktober 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 6 november 2019).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht «Oeganda komt opnieuw met wet voor doodstraf
homoseksualiteit»?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er landen zijn die homoseksualiteit als
onnatuurlijk bestempelen?
Antwoord 2
Ja. Nederland neemt volledig afstand van dit soort uitspraken.
Vraag 3
Hoe oordeelt u over de uitspraak «Oegandezen vinden homoseksualiteit onnatuurlijk,
maar op scholen vinden massale wervingsacties plaats waarbij homo's de leugen verkondigen
dat mensen zo worden geboren»?
Antwoord 3
Het kabinet keurt deze uitspraak van de Oegandese Minister voor Ethiek en Integriteit
Simon Lokodo zeer sterk af.
Vraag 4
Heeft u of gaat u contact opnemen met uw Oegandese ambtsgenoot over deze uitspraak
en de misvatting dat homoseksualiteit een ernstige misdaad zou zijn die bestraft moet
worden met de doodstraf? Zo ja, hoe verliep dat contact? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De EU-ambassadeurs in Kampala hebben, nadat berichten over de uitspraken van Minister
Lokodo de media bereikten, de Oegandese Minister van Buitenlandse Zaken Sam Kutesa
hierop aangesproken. Minister Kutesa verzekerde hen ervan dat de Oegandese regering
geen plannen heeft om de zogenaamde «anti-homowet» opnieuw in het parlement ter tafel
te brengen en dat de uitspraken van Minister Lokodo niet het Oegandese kabinetsstandpunt
vertegenwoordigen. Inmiddels heeft de regeringswoordvoerder ook in de media laten
weten dat het kabinet niet van plan is om (opnieuw) een wet aangaande de doodstraf
voor homoseksualiteit in te dienen.2 Gezien de informatie die de EU-ambassadeurs hebben gedeeld, ziet het kabinet op dit
moment geen aanleiding om contact op te nemen met de Oegandese ambtsgenoten. Uiteraard
blijft het kabinet de ontwikkelingen op dit gebied zeer nauwlettend volgen. Tijdens
de laatste politieke dialoog tussen de EU en Oeganda (Artikel 8-dialoog) d.d. 4 mei
2019 heeft de EU het vraagstuk van LGBTI-rechten aangekaart bij president Museveni.
Vraag 5
Deelt u de zorgen over het verbod in veel Afrikaanse landen op homoseksualiteit en
de straffen die daarbij worden opgelegd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Heeft u deze zorgen gedeeld met gelijkgezinde landen om een gezamenlijke reactie te
formuleren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gelijkgezinde landen zijn hierbij betrokken?
Antwoord 6
De situatie in Oeganda is tussen leden van de Equal Rights Coalition besproken. Zoals vermeld bij vraag 4 is gebleken dat de Oegandese regering niet van
plan is om een wet aangaande de doodstraf op homoseksualiteit in te dienen. Het kabinet
ziet op dit moment dan ook geen aanleiding om een gezamenlijke reactie te formuleren.
Vraag 7
Deelt u de mening dat mensen in vrijheid zouden moeten kunnen leven ongeacht hun geaardheid?
Antwoord 7
Die mening deelt het kabinet volledig.
Vraag 8
Op welke wijze geeft u hier aan het prioritaire thema gelijke rechten voor lesbiennes,
homoseksuelen, biseksuelen, transgender en intersekse personen (LHBTI) invulling?
Antwoord 8
Gelijke rechten van LHBTI’s is een van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Hierbij richt Nederland zich specifiek op de afschaffing van strafbaarstelling van
homoseksualiteit, het tegengaan van discriminatie en geweld en het bevorderen van
sociale acceptatie.
In Oeganda steunt de Nederlandse ambassade mensenrechtenverdedigers via een regionale
mensenrechtenorganisatie. LHBTI-mensenrechtenverdedigers zijn een specifieke doelgroep
van het werk van deze organisatie. Ook is de Nederlandse ambassade in Kampala, samen
met gelijkgezinde landen, regelmatig in contact met LHBTI-organisaties om hun zorgen
te inventariseren en hun een platform te bieden voor bijeenkomsten die anders moeilijk
te organiseren zijn. Daarnaast is het belang van een actief maatschappelijk middenveld,
waarin mensenrechtenverdedigers, inclusief die op het terrein van LHBTI, veilig hun
werk moeten kunnen doen, onderwerp van de dialoog tussen Nederland en de Oegandese
autoriteiten. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 4 is dit onderwerp ook tijdens
de Artikel 8-dialoog van 4 mei jl. aan de orde gekomen.