Vragen van het lid Markuszower (PVV) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de
vrijlating van een gevaarlijk persoon uit de Woenselse Poort (ingezonden 15 augustus
2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 4 november 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 68.
Vraag 1
Klopt het dat op 30 juli jl. uit de tbs-kliniek de Woenselde Poort een gestoorde man,
door de rechter veroordeeld voor stalking en mishandeling, is vrijgelaten wegens het
niet-meewerken aan zijn behandeling? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Het past mij niet om op deze individuele casus nader in te gaan. Overigens is bij
navraag gebleken dat op 30 juli jl. uit de tbs-kliniek de Woenselse Poort niemand
is vrijgelaten wegens het niet-meewerken aan zijn behandeling.
Vraag 2
Klopt het dat de Reclassering recent bij een zitting heeft aangeven dat het recidiveniveau
van deze persoon aanzienlijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze persoon
op te sporen, op te pakken en alsnog vast te zetten zolang blijkt dat hij gevaarlijk
is, desnoods op civielrechtelijke titel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ook hier past het mij niet om op deze individuele casus nader in te gaan.
Vraag 3 en 4
Bent u bekend met de trieste afloop van Sarah Papenheim, Humeyra en Laura Korsman?
Zo ja, deelt u de mening dat de maatschappij beschermd moet worden tegen gevaarlijke
personen om meer onschuldige slachtoffers te voorkomen en dat u voor dit beleid verantwoordelijk
bent? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen gaat u nemen om de maatschappij in het algemeen en de familie in
het bijzonder, die ernstig bedreigd wordt door deze gestoorde man, te beschermen (voor
het te laat is)?
Antwoord 3 en 4
In zijn algemeenheid deel ik de mening dat de samenleving beschermd moet worden tegen
personen die een gevaar vormen voor anderen. Veiligheid van de maatschappij staat
voor mij voorop. Naast het reguliere optreden van de politie, het Openbaar Ministerie
en alle andere betrokken die een bijdrage leveren aan de bescherming van onze samenleving
heb ik nadere maatregelen getroffen ter bescherming van de maatschappij. Ik ga hieronder
in op enkele (reeds genomen) maatregelen.
Door fysieke vrijheidsbeneming is de samenleving voor bepaalde tijd beschermd tegen
de persoon die tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Daarnaast is het uitgangspunt
dat bij de uitvoering van een gevangenisstraf meteen na binnenkomst in een gevangenis
gewerkt wordt aan een veilige terugkeer in de samenleving. Mijn wetsvoorstel straffen
en beschermen, dat op dit moment voorligt bij de Eerste Kamer, sluit hier goed bij
aan. Hiermee wordt onder andere de termijn voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling
(v.i.) teruggebracht tot maximaal twee jaar voor het einde van de straf en worden
vrijheden op basis van een individuele toets op grond van het gedrag van de gedetineerde,
risico’s op herhaling en de belangen van slachtoffers verleend.
Sinds begin 2018 kan bij zeden- en zware geweldsdelicten de zelfstandige toezichtmaatregel
van de Wet Langdurig Toezicht worden opgelegd. Dit is een maatregel die de strafrechter
tegelijkertijd met de gevangenisstraf kan opleggen als stok achter de deur.
Tot slot zet ik in op goede continuïteit van zorg. Indien iemand na afloop van een
strafrechtelijke titel nog behandeling nodig heeft dan is dat mogelijk. Met de inwerkingtreding
van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) en de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg (Wvggz) krijgt de strafrechter per 1 januari 2020 er een belangrijk
wettelijk instrument bij. De strafrechter krijgt dan de bevoegdheid om zelf verplichte
zorg op grond van de Wvggz op te leggen.
die met het strafrecht in aanraking komen. Daarmee zijn belangrijke stappen gezet
om de veiligheid van de samenleving te verbeteren.
Vraag 5
Wanneer gaat u minimumstraffen invoeren zodat dit soort gevaarlijke personen niet
langer vrij rondlopen na een gevangenisstraf van slechts enkele maanden?
Antwoord 5
Het stelsel van minimumstraffen vereist dat alle mogelijke vormen waarin een strafbaar
feit zich kan voordoen, wettelijk moeten worden omschreven. Voor al die vormen moet
dan een minimum- en een maximumstraf worden bepaald, inclusief strafverzachtende omstandigheden.
Ons Wetboek van Strafrecht kent algemene omschrijvingen van strafbaarstellingen, die
voor zowel het lichtste als het zwaarste delictscenario kunnen worden benut. De rechter
heeft een ruime straftoemetingsvrijheid en kan steeds per individueel geval maatwerk
leveren en een passende straf opleggen. Dat doet de strafrechter naar mijn mening
uiterst consciëntieus en professioneel. Ik zie dan ook geen aanleiding om dat stelsel
compleet anders in te richten en de rechterlijke straftoemetingsvrijheid met behulp
van minimumstraffen te beperken.