Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Gepensioneerden metaalfondsen gaan korting sneller voelen» (ingezonden 26 september 2019).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 30 oktober 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Gepensioneerden metaalfondsen gaan korting sneller voelen»?1

Antwoord 1

Ja, met dat bericht ben ik bekend. Voor de volledigheid merk ik nog op dat ik, mede naar aanleiding van de motie Gijs van Dijk2 nog in gesprek ben met sociale partners, de pensioensector en de toezichthouders. Voor de begrotingsbehandeling informeer ik u over de handelingsperspectieven die uit deze gesprekken zijn voortgevloeid.

Vraag 2

Wat vindt u ervan dat pensioenfondsen afwijken van de wettelijke mogelijkheid om pensioenkortingen over tien jaren uit te spreiden?

Antwoord 2

De Pensioenwet staat toe om, als er een onvoorwaardelijke korting doorgevoerd moet worden, deze ofwel direct door te voeren ofwel te spreiden in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt in het herstelplan. Het bestuur van een pensioenfonds heeft een discretionaire bevoegdheid wat betreft de wijze waarop pensioenkortingen worden doorgevoerd. Ik heb geen reden om aan te nemen dat pensioenfondsen hierin geen zorgvuldige afweging (kunnen) maken.

Vraag 3

Wat zijn de meerkosten voor pensioenfondsen bij gespreid korten ten opzichte van korten in enkele grote klappen? Gaat het om eenmalige aanpassingskosten of om structurele meerkosten? Kunt u iets doen om deze kosten te helpen beperken?

Antwoord 3

De exacte meerkosten van een spreiding zullen van fonds tot fonds verschillen. Een deel van de kosten zit in aanpassing van administratiesystemen. Daarnaast maakt een pensioenfonds ook structurele kosten tijdens de spreidingsperiode: zo moet ieder jaar de verlaging middels een brief worden aangekondigd en moet bij ieder life-event de nog niet verwerkte verlagingen worden betrokken. Deze kosten zijn onderdeel van de feitelijke uitvoering en van de informatievoorziening aan deelnemers. Daarom zie ik voor mijzelf geen mogelijkheid om deze kosten te beperken. Ik ga er ook vanuit dat fondsen zelf al het mogelijke doen om de kosten voor de deelnemers te beperken.

Vraag 4

Deelt u de mening dat hiermee een onaanvaardbare of op zijn minst hoogst onwenselijke trend wordt gezet?

Antwoord 4

Nee deze mening deel ik niet. Zie ook antwoord 2.

Vraag 5

Wat is volgens de meest recente cijfers de omvang van het pensioenkapitaal van PME en PMT (apart en bij elkaar opgeteld)?

Antwoord 5

Uit het jaarverslag uit 2018 volgt voor PME een pensioenkapitaal van € 46.536 miljard3, voor PMT bedroeg het pensioenkapitaal ultimo 2018 € 71.271 miljard4. Aangezien PME en PMT twee verschillende fondsen zijn zie ik er geen meerwaarde in om de pensioenkapitalen bij elkaar op te tellen. Daarnaast wil ik graag opmerken dat deze cijfers op zichzelf slechts van weinig informatieve waarde zijn, het pensioenkapitaal moet immers afgezet worden tegen de pensioenverplichtingen die ertegenover staan.

Vraag 6

Wat is volgens de meest recente cijfers de omvang van de jaarlijkse pensioen-uitkeringen van PME en PMT (apart en bij elkaar opgeteld)?

Antwoord 6

De omvang van de jaarlijkse pensioenuitkeringen van PME bedraagt € 1.192 miljoen, voor PMT bedraagt de omvang van de jaarlijkse pensioenuitkeringen € 1.366 miljoen.

Vraag 7

Wat is volgens de meest recente cijfers de omvang van de jaarlijkse premie-inkomsten van PME en PMT (apart en bij elkaar opgeteld)?

Antwoord 7

De omvang van de jaarlijkse premie-inkomsten van PME bedraagt € 1.254 miljoen, voor PMT bedraagt de omvang van de jaarlijkse premie-inkomsten € 1.899 miljoen.

Vraag 8

Hoeveel (% en nominaal) zijn de nationale pensioenverlichtingen gestegen sinds 2008, wanneer de daling van de (reken)rente over deze periode geheel buiten beschouwing wordt gelaten?

Antwoord 8

Voor deze berekening moet het rente-effect weggehaald worden uit zowel de voorziening als het verloop van de voorziening (zowel het verloop van de uitkeringen als het premieverloop). Dat is een complexe zo niet onmogelijke exercitie, en het is dan ook niet mogelijk om antwoord te geven op deze vraag.

Vraag 9

Bent u bereid om de genoemde pensioenfondsen aan te spreken op het zetten van een onaanvaardbare of hoogst onwenselijke trend ten aanzien van kortingen op pensioenen?

Antwoord 9

Nee daar ben ik niet toe bereid. Zie ook antwoord 2.

Vraag 10

Het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) was toch bedoeld om schokken te voorkomen? Deelt u de mening dat er nu toch sprake is van schokken? Zo, nee waarom niet?

Deelt u de mening dat het doel van het nieuwe FTK niet bereikt wordt door deze ontwikkeling en het nieuwe FTK jammerlijk faalt?

Antwoord 10

Met de inwerkingtreding van het FTK is het inderdaad mogelijk geworden om financiële schokken gespreid in de tijd, en dus gelijkmatiger, te verwerken. De spreiding van de financiële schokken zit verweven in de herstelplansystematiek en in het feit dat pensioenfondsen maximaal tien jaar de tijd krijgen om te herstellen. Ook het feit dat, als een korting doorgevoerd moet worden, deze uitgesmeerd mag worden over maximaal de tijd die gebruikt wordt in het herstelplan, draagt bij aan het voorkomen van grote schokken in de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen van deelnemers en pensioengerechtigden. Zoals reeds bij antwoord 2 toegelicht is het ook mogelijk om een korting in één keer door te voeren, dan wel te spreiden over een kortere periode. Het feit dat deze mogelijkheid er is, dan wel dat er gebruik van wordt gemaakt door een pensioenfonds, betekent nog niet dat het FTK qua werking faalt.

Vraag 11

Is het wettelijk afdwingen van gespreide kortingen voor u een optie wanneer de genoemde pensioenfondsen en/of andere pensioenfondsen niet afzien van deze praktijk?

Antwoord 11

Nee dat is voor mij geen optie. Zie ook antwoord 2.

Vraag 12, 13

Maakt het pensioenakkoord een einde aan de mogelijkheid voor pensioenfondsen om snel te korten in plaats van gespreid over 10 jaar?

Klopt het dat de voorstelling van zaken van het pensioenakkoord, geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat fondsen veel sneller willen korten?

Antwoord 12, 13

Het uitgangspunt in het nieuwe pensioencontract is een aanpassingsmechanisme op basis van open spreiding. De exacte uitwerking hiervan wordt de komende maanden door de stuurgroep opgepakt en hierover wordt uw Kamer middels een voortgangsrapportage aan het einde van het jaar geïnformeerd.

Vraag 14

Deelt u de mening dat het pensioenakkoord dood is als de gegeven voorstelling van zaken over kortingen, zo enorm afwijkt van de praktijk? Indien nee, waarom niet?

Antwoord 14

Nee deze mening deel ik niet. Ik heb er het volste vertrouwen in dat het pensioenakkoord de komende maanden door de stuurgroep zal worden uitgewerkt.


X Noot
2

Kamerstuk 32 043, nr. 491

X Noot
3

Jaarverslag PME 2018, kerncijfers, pagina 5 en 6.

X Noot
4

Jaarverslag PMT 2018, kerncijfers, pagina 50, 51 en 52.

Naar boven