Vragen van de leden Laçin en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
over de financiële consequenties voor waterspeeltuinen als in 2022 de omgevingswet
en de AMvB’s Besluit Kwaliteit Leefomgeving en Besluit Activiteiten Leefomgeving in
werking treden (ingezonden 21 augustus 2020).
Mededeling van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 11 september 2020).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat, als in 2022 de omgevingswet en bijbehorende AMvB’s in werking
treden, deze gaan gelden voor alle recreatieve zwem- of badgelegenheden in oppervlaktewater,
zwemvijvers en overige zwemvoorzieningen groter dan 2m², en dus ook voor waterspeeltuinen?1
Vraag 2
Kunt u aangeven of het waar is dat waterspeelplaatsen in de regel zullen gaan vallen
in de categorie zwemvijver of overige van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal,
Artikel 15)?
Vraag 3
Kent u het gegeven dat veel waterspeeltuinen, al dan niet door gemeenten afgestoten,
in handen zijn van stichtingen, die met behulp van vrijwilligers, met veel moeite
het hoofd boven water kunnen houden?
Vraag 4
Kunt u aangeven of dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het opstellen van
een beheersplan en het frequent monitoren van de waterkwaliteit, komt te liggen bij
de exploitant, in veel gevallen een stichting of vereniging, van het betreffende oppervlaktewater?
Vraag 5
Kuntu aangeven of daarmee ook de kosten voor het opstellen van het beheersplan en
de frequente onderzoeken naar de waterkwaliteit door een erkend laboratorium voor
rekening van deze stichtingen of verenigingen komen?
Vraag 6
Kunt u aangeven wat de motivatie was bij het opstellen van deze AMvB’s en of er bewust
gekozen is voor een sterfhuisconstructie en er op deze manier voor te zorgen dat deze,
veel al door vrijwilligers georganiseerde voorzieningen, verdwijnen?
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke wijze, in het kader van de participatie bij het opstellen
van deze AMvB’s, is gecommuniceerd met belanghebbende organisaties, gemeenten, provincies,
waterschappen, omgevingsdiensten, stichtingsbesturen en verenigingen?
Vraag 8
Kunt uaangeven hoe en wanneer belanghebbende organisaties, gemeenten, provincies,
waterschappen, omgevingsdiensten, stichtingsbesturen en verenigingen op de hoogte
worden gebracht van de door hen te nemen initiatieven met betrekking tot de nieuwe
regels voortkomend uit de omgevingswet en de AMvB’s die voor hen van toepassing zijn?
Vraag 9
Deelt u de mening dat, hoewel het belang van veilig zwem- of speelwater natuurlijk
voorop staat, het verleggen van de verantwoordelijkheid met betrekking tot de kwaliteit
van het zwemwater naar de beheerders, niet zou mogen leiden tot een onevenredige stijging
van de kosten voor deze stichtingen of verenigingen, waardoor het voortbestaan van
deze waterspeeltuinen op het spel komt te staan?
Vraag 10
Bent u bereid om te onderzoeken of de invoering van de Omgevingswet en de AMvB Besluit
Kwaliteit Leefomgeving in 2022, leidt tot ongewenste financiële neveneffecten bij
beheerders van waterspeeltuinen of andere recreatieve oppervlaktewaterlichamen?
Vraag 11
Bent u bereid om, als blijkt dat sprake is van een ongewenst financieel neveneffect,
te zoeken naar oplossingen die kunnen bijdragen aan het behoud van deze voor veel,
vooral kleine, kinderen belangrijke voorzieningen?
Mededeling
Op 21 augustus 2020 ontving ik schriftelijke Kamervragen van de leden Laçin en van
Gerven over de financiële consequenties voor waterspeeltuinen als in 2022 de omgevingswet
en de AMvB’s Besluit Kwaliteit Leefomgeving en Besluit Activiteiten Leefomgeving in
werking treden.
Omdat er nadere afstemming nodig is met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
is er geen gelegenheid de beantwoording binnen de daartoe gestelde termijn te realiseren.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig te beantwoorden.