Vragen van de leden Groothuizen en Van Eijs (beiden D66) aan de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht
«Tovenaars met rommel» (ingezonden 20 augustus 2020).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 10 september 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tovenaars met rommel»?1
Vraag 2
Hoeveel van de ondernemers, eigenaars, bestuurders of aandeelhouders van de strafrechtelijk
vervolgde afvalverwerkingsbedrijven zijn naast hun veroordeling voor milieudelicten
ook veroordeeld voor andere delicten zoals drugsdelicten, verboden wapenbezit, geweldsdelicten
en financiële delicten, waaronder faillissementsfraude?
Vraag 3
Kunt u de schadepost van 15,9 miljoen euro aan gemeenschapsgeld bevestigen van de
acht nader onderzochte failliete afvalverwerkingsbedrijven?
Vraag 4
Wat is de totale kostenpost, inclusief openstaande dwangsommen, oninbare belastingschulden
en gewerkte uren van ambtenaren, milieu-inspecteurs en brandweerlieden, van de ten
minste 22 faillissementen van afvalverwerkingsbedrijven voor de Nederlandse gemeenschap?
Vraag 5
Wat is, gezien uw antwoorden op vragen 2, 3 en 4, uw reactie op de bevinding van het
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid dat failliet gaan wordt geschaard
onder de «typische modus operandi bij milieucriminele ondernemingen»? Bent u voornemens
uw beleid jegens failliete afvalverwerkingsbedrijven te wijzigen? Zo ja, wat wordt
het nieuwe beleid? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Bent u bereid om, vooruitlopend op de Omgevingswet, voor gemeenten en provincies de
mogelijkheid te creëren dat zij het hebben van een verzekering als criterium kunnen
stellen voor het verlenen van een vergunning? Zo ja, kunt u deze wettelijke regeling
op hoofdlijnen beschrijven? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Deelt u de mening dat de rol van overheden in de bestuursrechtelijke handhaving van
milieudelicten bij afvalverwerkingsbedrijven nogal ambigu kan zijn, omdat zij naast
handhaver en vergunningverlener ook eigenaar of aandeelhouder zijn of anderszins een
economisch belang hebben? Vraagt dit naar uw mening om een onafhankelijke toezichthouder
en bestuursrechtelijk handhaver op dit terrein? Of bent u van mening dat deze problematiek
vraagt om een grotere rol voor het Openbaar Ministerie?
Vraag 8
Kunt u toelichten waarom provincies en gemeenten geen vergunningsaanvraag kunnen weigeren
op grond van eerdere overtredingen van de aanvrager? Is dit een wenselijke situatie
volgens u? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Zo nee, hoe bent u van plan een weigeringsplicht
in een dergelijk geval mogelijk te maken?
Vraag 9
Wat is de inningsratio van opgelegde dwangsommen tegen afvalverwerkingsbedrijven?
Wat is uw reactie op de stelling in het bericht dat dwangsommen soms niet wordt geïnd,
omdat dat geld beter kan worden ingezet om het probleem op te lossen? Vindt u dat
wenselijk?
Vraag 10
Noopt uw antwoord op vraag 9 tot een wijziging van de wet? Zo nee, waarom niet? Kunt
u de provincies en gemeenten op een andere manier helpen met deze problematiek? Zo
ja, hoe ziet die wetswijziging er op hoofdlijnen uit?
Vraag 11
Hoe neemt u het risico van milieucriminaliteit mee in uw verdere plannen voor de ontwikkeling
van de circulaire economie? Bent u bereid dit als apart aandachtpunt mee te nemen
in de transitie-agenda’s en de uitvoeringsagenda circulaire economie?
Vraag 12
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
dat de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen en Van Eijs (beiden D66), van
uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Tovenaars met
rommel» (ingezonden 20 augustus 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen
worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.