Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Opnieuw betwiste ruiming kippen door salmonella» (ingezonden 23 juli 2020).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 7 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3635.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Opnieuw betwiste ruiming kippen door salmonella»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Klopt de informatie in het bericht dat in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de vleeskuikenouderdieren vervroegd heeft laten afvoeren naar een slachterij omdat bij een routineonderzoek door de pluimveehouder het genomen monster van de stal een positieve uitslag gaf op salmonella en dat er geen herbemonstering heeft plaatsgevonden door de NVWA? Zo ja, wat vindt u van deze maatregel terwijl de Gezondheidsdienst voor Dieren en de dierenarts na het routineonderzoek deze dieren getest hebben, in beide gevallen met een negatieve uitslag (dus niet met salmonella besmet)?

Antwoord 2

Dat klopt. In de Europese verordeningen 2160/2003 en 200/2010 is opgenomen dat bij het aantonen van zoönotische salmonella bij vermeerderingskoppels direct maatregelen moeten worden genomen.

Tot januari 2020 heeft de NVWA verificatie-onderzoek (herbemonstering) uitgevoerd bij positieve bevindingen uit het routineonderzoek door de pluimveehouder. Alleen op basis van de uitslagen van ambtelijk genomen monsters werden toen maatregelen genomen. De Europese Commissie heeft meerdere keren aangegeven dat dit niet de procedure is die de genoemde verordeningen voorschrijft en op basis daarvan heeft de NVWA haar werkwijze moeten aanpassen. De hertest blijft vanaf nu achterwege en zal nog slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegepast wanneer er gerede twijfel is aan de juistheid van de eerste testuitslag.

Deze wijziging is doorgevoerd onder druk van de Europese Commissie. Die dreigde de Europese cofinanciering aan het Nederlandse salmonellaprogramma te stoppen. Een randvoorwaarde voor cofinanciering is dat aan alle EU-voorschriften voor salmonellabestrijding wordt voldaan.

In de huidige situatie kan de autoriteit alleen in het geval van gerede twijfel besluiten om een verificatie onderzoek uit te voeren. Een eerdere positieve uitslag zonder dat daar problemen bij transport en/of in het laboratorium worden vermeld, is geen reden voor gerede twijfel. Een routinematige herhaling van de monstername op een dergelijke positieve uitslag is vergelijkbaar met hoe de NVWA dat eerder uitvoerde en dat is juist wat de Commissie niet accepteert. Een negatieve uitslag van zo’n herhaald onderzoek zegt onvoldoende, omdat salmonella intermitterend wordt uitgescheiden en het daarmee mogelijk is dat de bacterie niet in iedere monstername wordt aangetoond.

Vraag 3

Deelt u de mening dat zowel in het belang van de volksgezondheid als in het belang van het dierenwelzijn het onderzoek naar mogelijke salmonellabesmetting bij pluimvee adequaat en zonder twijfel moet kunnen plaatsvinden?

Antwoord 3

Ja, ik vind het inderdaad wenselijk om omwille van diergezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en een ethisch verantwoorde dierziektebestrijding al het relevante laboratoriumonderzoek mee te wegen bij de keuze van bestrijdingsmaatregelen. Dat wil echter niet zeggen dat ik het verstandig zou vinden om desnoods eenzijdig af te wijken van Europese afspraken over de methode van testen en bestrijden. De Europese Commissie is momenteel van mening dat Nederland juist dat heeft gedaan.

Ik ben voornemens om met de Europese partners de discussie aan te gaan over de doelmatigheid en een eventuele aanpassing van de Europese testvoorschriften. Momenteel doet Wageningen University & Research (WUR) onderzoek om te bekijken of daar voldoende wetenschappelijk gefundeerde onderbouwing voor is. (zie ook mijn antwoorden op vragen 20 en 23).

Vraag 4

Deelt u de mening dat de Nederlandse pluimveehouders hier zelf ook hoge prioriteit aan geven en dat zij ook het belang zien van veilig en gezond voedsel?

Antwoord 4

Ja, ik wil daarbij memoreren dat de Nederlandse pluimveehouderij al in de jaren negentig van de vorige eeuw op eigen kracht succesvol bezig was met salmonellabeheersing. Dat was nog vóórdat er sprake was van Europese regelgeving op dit gebied.

Vraag 5

Deelt u de mening dat onze pluimveehouders ook internationaal hoog staan aangeschreven met betrekking tot het voorkomen van een salmonellabesmetting?

Antwoord 5

Ja, Nederland heeft een goede reputatie hoog te houden. Juist daarom is het ook belangrijk dat Nederland zich houdt aan de Europese afspraken rondom testen en bestrijden. Maar Nederland zal zeker ook de discussie aangaan over het veranderen van afspraken als dat nodig is. Nederland is bereid daarin een voortrekkersrol te vervullen.

Vraag 6

Klopt het dat alle Nederlandse pluimveehouders zichzelf strengere eisen hebben opgelegd met het Nederlandse salmonellaprogramma?

Antwoord 6

Voor een aantal pluimveetypen zijn aanvullende eisen in de Regeling preventie opgenomen. Dit geldt onder andere voor leghennen en vermeerderingsdieren in de opfokfase. Voor volwassen vermeerderingskoppels zijn geen aanvullende eisen anders dan de Europese regelgeving voorschrijft.

Vraag 7

Klopt het dat pluimveehouders iedere twee weken de stallen (i.p.v. de verplichte drieweekse monstername) en daarmee de dieren controleren op een mogelijke besmetting?

Antwoord 7

Een deel van de houders met vermeerderingskoppels bemonstert iedere 2 weken in plaats van de verplichte drieweekse monstername. Dit is op eigen initiatief.

Vraag 8

Deelt u de mening dat pluimveehouders hiermee laten zien dat zij een mogelijke besmetting serieus nemen en hier dus ook actief werk van maken?

Antwoord 8

Het nemen van extra monsters op eigen initiatief getuigt van een verantwoordelijkheidsgevoel vanuit de sector.

Vraag 9

Klopt het dat vleeskuikenouderdieren een zogenoemde voorschakel zijn en de geproduceerde eieren niet voor de consumptie bedoeld zijn maar naar broederijen gaan om vervolgens naar vleeskuikenbedrijven te gaan, waar de kuikens op verschillende momenten nogmaals bemonsterd worden?

Antwoord 9

Ja, dat klopt.

Vraag 10

Kunt u aangeven of de casus zoals in het artikel beschreven vaker voorkomt?

Antwoord 10

Ja, dit heeft sinds januari 2020 eveneens plaatsgevonden. Toen zijn tevens vermeerderingsdieren besmet verklaard op basis van een positieve uitslag uit het routineonderzoek door de pluimveehouder. In één van deze casussen heeft de pluimveehouder hiertegen bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening aangevraagd. De rechter heeft de voorlopige voorziening afgewezen. Ook zijn de bezwaren ongegrond verklaard.

Vraag 11

Onderschrijft u de cijfers uit de Salmonella-database 2014–2019, waaruit blijkt dat een standaard onderzoek/monstername (of verificatieonderzoek) na een positieve uitslag bij een routineonderzoek, zoals gebruikelijk was, van toegevoegde waarde is omdat het routineonderzoek ondanks het gebruik van geaccrediteerde laboratoria omissies kent?2

Antwoord 11

Deze werkwijze die de NVWA heeft gehanteerd tot januari 2020 was niet in overeenstemming met de eisen van de Europese Commissie. Vanuit het voorzorgsprincipe in het kader van de volksgezondheid en gezien het feit dat salmonella intermitterend kan worden uitgescheiden, is de werkwijze van de NVWA aangepast aan de striktere eisen die de Commissie voorschrijft. De cijfers in de database worden door WFSR meegenomen in de evaluatie van het huidige testsysteem in de EU (zie ook vraag 23).

Vraag 12

Deelt u de analyse dat een herbeoordeling door een onafhankelijk instituut zoals de Wageningen Food Safety Research (WFSR), de Gezondheidsdienst voor Dieren of een dierenarts van belang is omdat in gemiddeld 50–60% van de gevallen het routineonderzoek een andere uitslag laat zien dan het verificatieonderzoek? Zo nee, waarom niet? Kunt u reflecteren op het beeld dat dus met andere woorden in 50–60% van de gevallen blijkt dat de dieren niet besmet zijn en dat deze ten onrechte vervroegd geslacht zouden zijn?

Antwoord 12

Het rapport van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR/WUR) «Evaluatie monitoringsresultaten Salmonella bij pluimvee» van 23 februari 2020 laat de 50–60% afwijking zien en dit wijst er op dat er, naast de intermitterende uitscheiding, ook aandacht nodig is voor de procedure die de veehouders hanteren bij de monstername. Een deel van de afwijking tussen het routine- en verificatieonderzoek kan mogelijk verklaard worden door de kwaliteit van de monstername door pluimveehouders. Door de monsternameprocedure te verbeteren, kunnen pluimveehouders zelf een actieve rol spelen om de afwijking te verkleinen. Zie ook de antwoorden op vragen 2 en 11.

Vraag 13

Klopt het dat er vanuit de sector extra aandacht is geschonken aan de monstername door de pluimveehouders om zo het aantal «vals positieve» te verlagen?

Antwoord 13

Van de kant van LNV is aangedrongen op initiatieven vanuit de sector om de praktijk van monstername tegen het licht te houden. Dat past ook in de salmonellabeheersing die in Nederland van de grond is gekomen als een aanpak van en door beroepsgenoten zelf.

Vraag 14

Deelt u de mening dat zolang het verschil tussen beide testen zo groot is, het gerechtvaardigd is om het verificatieonderzoek te handhaven bij gerede twijfel? Zo nee, waarom niet? Vindt u het gerechtvaardigd dat bij gerede twijfel de helft van de dieren ten onrechte vroegtijdig naar de slacht gaan?

Antwoord 14

Zie ook eerdere antwoorden op vraag 2, 3 en 11. Op aanwijzing van de Commissie mag alleen verificatieonderzoek worden uitgevoerd in uitzonderlijke situaties, wanneer er sprake is van gerede twijfel.

Vraag 15

Klopt het dat de Europese regels veranderd zijn? Zo ja, wanneer zijn deze regels aangepast en wat is de inbreng van Nederland geweest bij deze wijziging? Is hierover contact gezocht met pluimveehouders, de Gezondheidsdienst voor Dieren en dierenartsen? Zo ja, wat was hun oordeel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 15

Nee, de Europese monstername- en bestrijdingsvoorschriften zijn nu niet gewijzigd. Die voorschriften stonden en staan toe dat in uitzonderingsgevallen waarin de bevoegde autoriteit reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat van het laboratoriumonderzoek, zij kan besluiten om de test te herhalen.

Vraag 16

Klopt het dat de gewijzigde Europese regels het toelaten om bij «gerede twijfel» een heronderzoek (of verificatieonderzoek) te laten plaatsvinden? Wat verstaat u onder «gerede twijfel»?

Antwoord 16

Nee, deze veronderstelling is strikt genomen niet correct. Zoals in antwoord 15 aangegeven is een officieel heronderzoek alleen toegestaan in uitzonderingsgevallen waarbij sprake is van gerede twijfel aan de juistheid van de laboratoriumuitslag. De controverse tussen Nederland en de Europese Commissie gaat specifiek over de interpretatie van wat verstaan moet worden onder uitzonderingsgevallen. De Commissie is van mening dat het bij uitzonderingsgevallen per definitie slechts kan gaan om een zeer klein deel van het totale aantal testen waarbij getwijfeld kan worden aan de uitvoering van het onderzoek.

Zie ook het antwoord op vraag 2. Een positieve uitslag zonder dat daar problemen bij transport en/of in het laboratorium worden vermeld, is geen reden voor gerede twijfel.

Vraag 17

Deelt u de mening dat als een routineonderzoek in 50–60% van de gevallen een andere uitslag laat zien, een heronderzoek (of verificatieonderzoek) op zijn plaats zou zijn en onder de uitwerking van «gerede twijfel» zou moeten vallen? Zo nee, welke wetenschappelijke en diergeneeskundige argumenten heeft u om te stellen dat een heronderzoek (of verificatieonderzoek) niet van toegevoegde waarde is? Kunt u de achterliggende informatie met de Kamer delen?

Antwoord 17

Nee. Zie mijn eerdere antwoorden op vraag 11 en 12. Ook zou ik mijn antwoord op vraag 5 in herinnering willen brengen.

Vraag 18

Bent u op de hoogte van het hieronder puntsgewijs opgesomde voorstel van de pluimveehouders (ondersteund door de Gezondheidsdienst voor Dieren, die laat weten dat het verleden heeft aangetoond dat een verificatieonderzoek van toegevoegde waarde is en in deze goed om op te merken dat zij «partij» zijn bij een herbeoordeling maar geen «partij» zijn bij het verificatieonderzoek) waarmee invulling wordt gegeven aan het begrip «gerede twijfel», waartoe ook ruimte is binnen de Europese regels? Zo ja, waarom is hier in het afgelopen jaar nog geen invulling aan gegeven? Wat zijn de wetenschappelijke en diergeneeskundige argumenten om hier niet in mee te kunnen gaan en wat zijn de juridische beperkingen waarom dit niet zou kunnen?3

Antwoord 18

Zie ook antwoord op vraag 2. De Europees Commissie biedt daar geen ruimte voor.

Vraag 19

Klopt het dat het salmonellaonderzoek niet beperkt is tot de moederdieren maar ook later in de keten blijft plaatsvinden?

Antwoord 19

Ja.

Vraag 20

Wat is het Europees krachtenveld op dit thema in Europa? Bent u met andere lidstaten in gesprek over de gewijzigde regels die op basis van gegevens uit de praktijk leiden tot het overgaan tot verregaande maatregelen (zoals jonge dieren die geen besmetting blijken te hebben onnodig vervroegd laten slachten) terwijl een gedegen verificatieonderzoek zijn nut bewezen heeft? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 20

Op dit moment is nog niet helemaal duidelijk hoe alle andere lidstaten in deze discussie zitten. Voor zover bekend heeft ook in Duitsland eenzelfde discussie plaatsgehad met de Commissie. Nederland verricht momenteel een wetenschappelijke evaluatie van het testsysteem en brengt daarbij in kaart hoeveel vals positieve testuitslagen dit testsysteem op statistische gronden naar verwachting oplevert.

Vraag 21

Bent u zich ervan bewust hoe groot de impact is op een pluimveehouder die lijdzaam moet toezien hoe zijn gezonde dieren worden afgevoerd naar de slachterij en die met een lege stal achterblijft?

Antwoord 21

Wij zijn ons bewust van de impact die deze maatregelen hebben voor een pluimveehouder. Toch is het nodig om de maatregelen te nemen die de Europese lidstaten overeen zijn gekomen in het kader van de volksgezondheid. Ik zou nogmaals mijn antwoord op vraag 5 in herinnering willen brengen.

Vraag 22

Bent u bereid om op korte termijn met de sector, de Gezondheidsdienst voor Dieren en de veterinaire sector in overleg te treden en te komen tot een oplossing waarbij een invulling wordt gegeven aan het begrip «gerede twijfel» en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling 2021 over te informeren?

Antwoord 22

Ik wil verwijzen naar antwoord 15 en 16.

Vraag 23

Bent u op de hoogte van het onderzoek dat is uitgezet bij de WFSR? Zo ja, kunt u aangeven wat de opdracht van dit onderzoek is geweest en wat de uitkomsten van dit onderzoek zijn?

Antwoord 23

Ja, op verzoek van LNV doet WBVR/WUR een wetenschappelijke statistische evaluatie van het huidige testsysteem in de EU. Daartoe combineert WUR meerdere databases met salmonellatesten en ook datasets van meerdere jaren. Zie ook mijn antwoord op vraag 20.


X Noot
1

Boerderij.nl, 15 juli 2020, «Opnieuw betwiste ruiming kippen door salmonella»

X Noot
2

Stichting AVINED, cijfers Salmonella-database 2014–2019, https://www.avined.nl/artikel/salmonella-aangetoond-wat-nu

  • 2014: 34 bedrijven verdacht waarvan 15 bedrijven besmet en 19 bedrijven na herbemonstering negatief

  • 2015: 30 bedrijven verdacht waarvan 18 bedrijven besmet en 12 bedrijven na herbemonstering negatief

  • 2016: 23 bedrijven verdacht waarvan 10 bedrijven besmet en 13 bedrijven na herbemonstering negatief

  • 2017: 6 bedrijven verdacht waarvan 3 bedrijven besmet en 3 bedrijven na herbemonstering negatief

  • 2018: 9 bedrijven verdacht waarvan 0 bedrijven besmet en 9 bedrijven na herbemonstering negatief

  • 2019: 18 bedrijven verdacht waarvan 9 bedrijven besmet en 9 bedrijven na herbemonstering negatief

  • 2020: (de gegevens 2020 zijn nog niet officieel) 14 bedrijven verdacht waarvan bij 2 bedrijven een heronderzoek heeft plaats gevonden (op eigen verzoek) welke negatief waren. Bij 2 bedrijven was de hertest positief. Alle dieren zijn vervroegd geslacht.

X Noot
3
  • Pluimveehouders laten regulier onderzoek plaatsvinden (uiteraard met dezelfde frequentie zoals nu plaatsvindt)

  • Bij een positieve uitslag volgt een sneltest

  • Indien deze sneltest ook een positieve uitslag laat zien wordt het bedrijf (of stal) als positief aangemerkt en gaat over tot het nemen van de afgesproken maatregelen.

  • Indien de sneltest een negatieve uitslag laat zien wordt er een verificatieonderzoek gestart omdat er dan sprake is van «gerede twijfel». Dit verificatieonderzoek wordt uitgevoerd door de NVWA waarbij de WFSR de uitvoerende partij is zoals in het verleden ook het geval was. Tijdens de sneltest en een mogelijk verificatieonderzoek zal het bedrijf gesloten zijn en worden er geen eieren of dieren afgevoerd.

Naar boven